De te synchroniseren machines omschakelen

Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het omschakelen van de te synchroniseren machines na het starten van de synchronisatie van aangepaste instellingen.

De servermachine wijzigen (server/clientmachine)

Een gesynchroniseerde clientmachine wijzigen in de servermachine

Volg deze procedure om een clientmachine te wijzigen in de servermachine.
Servermachine (server/clientmachine)
Clientmachine
Clientmachine
1
Stop met de synchronisatie in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van elke clientmachine. Synchronisatie van instellingen starten
2
Maak back-upgegevens in [Synchronize Custom Settings (Server)]  [Back Up]  [Network] in de Remote UI (UI op afstand) van de servermachine (server/clientmachine). Gedetailleerde synchronisatie-instellingen opgeven (Servermachine of server/clientmachine)
3
Stop met de synchronisatie in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van de servermachine (server/clientmachine). Synchronisatie van instellingen starten
4
Start met de synchronisatie in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van de nieuwe servermachine (server/clientmachine). Synchronisatie van instellingen starten
5
Herstel de back-upgegevens van stap 2 in [Synchronize Custom Settings (Server)] in de Remote UI (UI op afstand) van de nieuwe servermachine (server/clientmachine). Gedetailleerde synchronisatie-instellingen opgeven (Servermachine of server/clientmachine)
6
Wijzig het adres van de doelserver in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van elke clientmachine en start met de synchronisatie van aangepaste instellingen. Gedetailleerde synchronisatie-instellingen opgeven (Servermachine of server/clientmachine)
De clientmachines moeten opnieuw worden opgestart na het configureren van de synchronisatie.

Een niet-gesynchroniseerde clientmachine wijzigen in de servermachine

Volg deze procedure om een nieuwe machine te wijzigen in de servermachine.
Servermachine (server/clientmachine)
Clientmachine
Clientmachine
Als de machine gebruikt wordt als server/client machine, wordt aanbevolen om vooraf [Synchronize Custom Settings (Client)] te stoppen.
1
Maak back-upgegevens in [Synchronize Custom Settings (Server)]  [Back Up]  [Network] in de Remote UI (UI op afstand) van de servermachine (server/clientmachine). Gedetailleerde synchronisatie-instellingen opgeven (Servermachine of server/clientmachine)
Als u geen toegang krijgt tot [Synchronize Custom Settings (Server)], gebruikt u eerder gebruikte back-upgegevens.
2
Start met de synchronisatie in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van de nieuwe servermachine (server/clientmachine). Synchronisatie van instellingen starten
3
Herstel de back-upgegevens van stap 1 in [Synchronize Custom Settings (Server)] in de Remote UI (UI op afstand) van de nieuwe servermachine (server/clientmachine). Gedetailleerde synchronisatie-instellingen opgeven (Servermachine of server/clientmachine)
Bij de overgang naar een nieuwe servermachine (server/clientmachine) wordt aangeraden om dezelfde netwerkinstellingen te gebruiken als voor de oude servermachine, zoals IP-adres en hostnaam.
Als de netwerkinstellingen (IP-adres en hostnaam) van de nieuwe servermachine (server/clientmachine) verschillen van de instellingen van de vorige servermachine (server/clientmachine), moet de doelservermachine (server/clientmachine) opnieuw worden ingesteld vanaf de clientmachine.

De servermachine wijzigen (server/clientmachine) (als replicatie is ingesteld)

Bij het herstellen van de replicatiegegevens naar een nieuwe servermachine

Volg deze procedure om een server te herstellen waarvan het opslagapparaat is vervangen enz.
Servermachine (server/clientmachine)
Clientmachine
Replicatiebestemming
1
Klik in de Remote UI (UI op afstand) van de servermachine (server/client machine) op [Synchronize Custom Settings (Server)]  [Replication]  [Stopped] om de replicatie te stoppen.
Als de synchronisatie niet kan worden gestopt omdat de servermachine niet actief is, enz., is deze stap niet nodig.
2
Klik in de Remote UI (UI op afstand) van de nieuwe servermachine (server/client machine) op [Synchronize Custom Settings (Server)]  [Recovery Using Replicated Data]  geef de machine op die gebruikt moet worden als replicatiebestemming  herstel de replicatiegegevens.
Als IP-adres en hostnaam van de machine ongewijzigd zijn, zijn de volgende stappen niet nodig.
3
Stop met de synchronisatie in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van elke clientmachine. Synchronisatie van instellingen starten
4
Wijzig het adres van de doelserver in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van elke clientmachine en start met de synchronisatie van aangepaste instellingen. Gedetailleerde synchronisatie-instellingen opgeven (Servermachine of server/clientmachine)
De clientmachines moeten opnieuw worden opgestart na het configureren van de synchronisatie.

Bij gebruik van de machine ingesteld als replicatiebestemming als nieuwe servermachine

Volg deze procedure om de multifunctionele Canon-machine die als replicatiebestemming is ingesteld, te gebruiken als servermachine.
Servermachine (server/clientmachine)
Clientmachine
Replicatiebestemming
1
Klik in de Remote UI (UI op afstand) van de servermachine (server/client machine) op [Synchronize Custom Settings (Server)]  [Replication]  [Stopped] om de replicatie te stoppen.
Als de synchronisatie niet kan worden gestopt omdat de servermachine niet actief is, enz., is deze stap niet nodig.
2
Start synchronisatie in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van de machine ingesteld als replicatiebestemming (de nieuwe servermachine). Synchronisatie van instellingen starten
3
Stop met de synchronisatie in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van elke clientmachine. Synchronisatie van instellingen starten
4
Wijzig het adres van de doelserver in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van elke clientmachine en start met de synchronisatie van aangepaste instellingen. Gedetailleerde synchronisatie-instellingen opgeven (Servermachine of server/clientmachine)
De clientmachines moeten opnieuw worden opgestart na het configureren van de synchronisatie.
Als de replicatie niet kan worden gestopt op de servermachine
Als de replicatie niet kon worden gestopt op de servermachine omdat deze niet actief is enz., kan de machine die was ingesteld als replicatiebestemming niet door een andere servermachine worden ingesteld als replicatiebestemming. Start synchronisatie als de servermachine in [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) voor de replicatiebestemming-machine, en stop de synchronisatie van [Synchronize Custom Settings (Server)]. Synchronisatie van instellingen starten

Een clientmachine wijzigen

Volg deze procedure om een clientmachine te wijzigen in een nieuwe machine.
Servermachine (server/clientmachine)
Clientmachine
Clientmachine
1
Stop met de synchronisatie van [Synchronize Custom Settings] in de Remote UI (UI op afstand) van de doelclientmachine. Synchronisatie van instellingen starten
Als de clientmachine niet kan worden bediend, verwijdert u de doelclientmachine in [Synchronize Custom Settings (Server)]  [Confirm Device Information] in de Remote UI (UI op afstand) van de servermachine (server/clientmachine).
2
Configureer de synchronisatie op een nieuwe clientmachine. Synchronisatie van instellingen starten
Als de synchronisatie niet correct is gestopt op een clientmachine of als de clientmachine niet is verwijderd in [Synchronize Custom Settings (Server)]  [Confirm Device Information] in de Remote UI (UI op afstand) van de servermachine (server/clientmachine), wordt deze clientmachine geteld als een machine die nog in gebruik is.
8CE8-0K2