[Printerinstellingen]

Geef de instellingen op voor printergebruik en voor de verwerking van afdrukgegevens.
* Waarden in rode tekst zijn de standaard instellingen voor ieder onderdeel.
 
Als het bedieningspaneel en het printerstuurprogramma dezelfde instellingen hebben
De instellingen van het printerstuurprogramma hebben voorrang. De instellingen van het bedieningspaneel gelden voor besturingssystemen zoals UNIX, PS, en PCL afdrukken waar geen printerstuurprogramma's kunnen worden gebruikt en bij het afdrukken vanaf mobiele apparaten.

[Prioriteit stuurprogr.instell. bij afdr.]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef voor iedere papierbron op of de instellingen van het printerstuurprogramma voorrang hebben boven het papierformaat en -soort zoals opgegeven in [Papierinstell.] in het scherm [Start].
Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, gebruikt het apparaat voor het afdrukken de door het printerstuurprogramma opgegeven papierbron, ongeacht de papierinstelling van het apparaat.
Bovendien geldt: als hier [Aan] is opgegeven en het formaat van het geladen papier aanzienlijk verschilt van het formaat uit de instellingen van het printerstuurprogramma, kunt u opgeven of het afdrukken altijd moet doorgaan of dat het wordt onderbroken en er een melding verschijnt.
* Let op: als u in deze opstelling [Aan] opgeeft en het in het apparaat geladen papier komt niet overeen met het in het printerstuurprogramma opgegeven papierformaat, kan dat leiden tot papierstoringen of afdrukfouten.
* Er kunnen verscheidene vellen papier worden bedrukt, ook al is het apparaat zodanig ingesteld dat het afdrukken wordt geannuleerd als er een foutmelding verschijnt.
[Multifunctionele lade]
[Prioriteit stuurprogr.instell. bij afdr.]
[Uit]
[Aan]
[Actie als formt niet overeenk]
     [Uitvoer forceren]
     [Fout weergeven]
 
[Lade 1]
[Prioriteit stuurprogr.instell. bij afdr.]
[Uit]
[Aan]
[Actie als formt niet overeenk]
     [Uitvoer forceren]
     [Fout weergeven]
 
[Lade 2]*1
[Prioriteit stuurprogr.instell. bij afdr.]
[Uit]
[Aan]
[Actie als formt niet overeenk]
     [Uitvoer forceren]
     [Fout weergeven]
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.

[Kopieën]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef het aantal af te drukken exemplaren op.
1 t/m 999

[2-zijdig afdrukken]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef op of u aan beide zijden van het papier wilt afdrukken.
[Uit]
[Aan]

[Standaardpapier]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef het papierformaat en -soort op dat moet worden gebruikt bij het afdrukken vanaf een mobiel apparaat of vanaf een besturingssysteem dat het printerstuurprogramma niet ondersteunt.
Hieronder ziet u welke papierformaten u kunt opgeven.
Geschikt papier

[Papierformaat negeren]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef op of het apparaat bij het afdrukken papierformaat Letter vervangt door papierformaat A4 en vice-versa.
Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, betekent dat bijvoorbeeld dat als op de computer afdrukken op papierformaat A4 is opgegeven en er uitsluitend papierformaat Letter is geladen, er op papierformaat Letter wordt afgedrukt.
* Afdrukinstellingen worden opgegeven in een toepassing of printerstuurprogramma, maar deze instelling kan uitsluitend worden opgegeven op het bedieningspaneel.
[Uit]
[Aan]

[Afdrukkwaliteit]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Kies de instellingen voor afdrukkwaliteit zoals de dichtheid en resolutie aan de hand van het af te drukken document en het doel.
[Densiteit]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Pas bij het afdrukken de gebruikte tonerdichtheid aan voor elke kleur.
Voor een nauwkeuriger instelling kunt u voor elke kleur het niveau van drie dichtheidgedeeltes aanpassen in [Fijnaanpassing].
* Let op: u kunt de tonerdichtheid niet aanpassen als [Tonerbesparing] is ingesteld op [Aan].[Tonerbesparing]
* [Densiteit] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
Geel/Magenta/Cyaan/Zwart
17 niveaus
 
[Fijnaanpassing]
[Geel]/[Magenta]/[Cyaan]/[Zwart]
[Hoog]/[Medium]/[Laag]
17 niveaus
[Tonerbesparing]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Geef op of tonerbesparing wordt nagestreefd tijdens het afdrukken.
Geef in deze opstelling [Aan] op als u uitsluitend de indeling of andere afwerking wilt controleren voordat het feitelijke afdrukken begint, bijvoorbeeld vóór een erg grote opdracht.
[Uit]
[Aan]
[Gradatie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Geef de verwerkingsmethode voor het reproduceren van gradaties op.
Geef [Hoog 2] op om af te drukken met fijnere gradaties dan de instelling [Hoog 1].
* Deze instelling is uitsluitend ingeschakeld als [Resolutie] is ingesteld op [600 dpi]. [Resolutie]
[Hoog 1]
[Hoog 2]
[Fijnaanpassing densiteit]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Pas de dichtheid aan voor fijne lijnen of kleine tekst. Als fijne lijnen of kleine tekst vaag overkomen, kunt u dat verhelpen door de dichtheid aan te passen.
* Let op: de dichtheid instellen heeft ook invloed op de kleurbalans en andere objecten dan lijnen of tekst.
* Deze instelling is uitsluitend ingeschakeld als [Resolutie] is ingesteld op [1200 dpi].[Resolutie]
5 niveaus
[Resolutie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Geef de afdrukresolutie op voor het verwerken van de afdrukgegevens.
Om met een hogere resolutie af te drukken, geeft u in deze opstelling [1200 dpi] op.
[1200 dpi]
[600 dpi]
[Speciale gladmaakmodus]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Geef de modus op voor het afdrukken van gegevens zoals tekst, figuren en afbeeldingen met vloeiender contouren.
Deze is gewoonlijk ingesteld op [Modus 1], wat de beste instelling is voor verschillende soorten drukwerk. Maar als de afdrukresultaten te wensen overlaten, moet u een andere modus proberen.
Geef [Modus 1] op voor vloeiend afdrukken van contouren op donker gekleurde tekst of afbeeldingen.
Geef [Modus 2] op voor vloeiend afdrukken van afbeeldingscontouren en interne halftonen.
Geef [Modus 3] op voor vloeiend afdrukken van donker gekleurde tekst en lijnen tegen een gekleurde achtergrond.
Geef [Modus 4] op voor vloeiend afdrukken van afbeeldingen zoals foto's of de contouren van afbeeldingen en tekst.
Geef [Modus 5] op voor gelijkmatig uitgebalanceerd afdrukken van afbeeldingen en halftonen.
Geef [Modus 6] op voor vloeiend afdrukken van het gehele document.
[Modus 1]
[Modus 2]
[Modus 3]
[Modus 4]
[Modus 5]
[Modus 6]
Als [Halftonen] is ingesteld op [Foutdiffusie], geven alle instellingen dezelfde afdrukresultaten met uitzondering van [Modus 5].
[Halftonen] ([UFR II])
[Halftonen] ([PCL])
[Halftonen] ([PS])
[Halftonen] ([Inst. voor afb.beheer])
[Halftonen] ([PDF])
[Halftonen] ([XPS])
Als [Resolutie] is ingesteld op [1200 dpi], geven alle instellingen dezelfde afdrukresultaten met uitzondering van [Modus 6]. [Resolutie]
[Tonervolumecorrectie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Corrigeer de hoeveelheid toner tot onder de grenswaarde van het apparaat wanneer de hoeveelheid de grenswaarde voor tekst en lijnen overschrijdt.
Dit is gewoonlijk ingesteld op [Standaard]. Dit omvat de resolutie van tekst en lijnen en garandeert ondertussen juiste kleurtinten voor andere soorten gegevens.
Om het tonervolume aan te passen voor de juiste kleurtinten voor alle soorten gegevens, moet u in deze opstelling [Gradatieprioriteit] opgeven.
Om het tonervolume aan te passen voor de juiste resolutie voor alle soorten gegevens, moet u in deze opstelling [Tekstprioriteit] opgeven.
[Standaard]
[Gradatieprioriteit]
[Tekstprioriteit]
[Lijnverwerking]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Stel de verwerkingsmethode in voor het reproduceren van lijnen.
Om deze lijnen met dezelfde resolutie als de tekst af te drukken, geeft u in deze opstelling [Resolutieprioriteit] op.
Om lijnen zodanig af te drukken dat de juiste kleuren en gradaties behouden blijven, geeft u in deze opstelling [Gradatieprioriteit] op.
[Resolutieprioriteit]
[Gradatieprioriteit]
[Breedteaanpassing]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Geef op of het afdrukken van tekst en fijne lijnen moet worden aangepast opdat ze vetter uitkomen.
Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, selecteer dan wat moet worden aangepast.
* Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, kan de afdruksnelheid of de beeldkwaliteit veranderen.
* Bij sommige toepassingen mag u deze instelling niet gebruiken.
[Uit]
 
[Aan]
[Tekst]
[Lijn]
[Tekst en lijn]
[Geavanceerd gladmaken]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Geef de vloeibewerking op die vloeiende afdrukcontouren voor tekst en grafische weergaven geeft (in een toepassing gemaakte illustraties).
U schakelt de vloeibewerking in door [Geavanceerd gladmaken] in te stellen op [Niveau 1]. Om het effect van de vloeibewerking te vergroten, geeft u [Niveau 2] op.
U kunt ook individueel opgeven of u de vloeibewerking toepast op grafische weergaven en tekst.
* Als u afdrukt met behulp an een printerstuurprogramma, stel dan in het stuurprogramma [Geavanceerd effenen] in op [Standaardwaarde printer] om de instellingen van het bedieningspaneel toe te passen.
[Geavanceerd gladmaken]
[Uit]
[Niveau 1]
[Niveau 2]
 
[Toepassen op illustraties]*1
[Uit]
[Aan]
 
[Toepassen op tekst]*1
[Uit]
[Aan]
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Vloeiender gradaties]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Geef de vloeibewerking op die vloeiende gradaties in afbeeldingen zoals grafische weergaven (in een toepassing gemaakte illustraties) en bitmapafbeeldingen geeft.
U schakelt de vloeibewerking in door [Vloeiender gradaties] in te stellen op [Niveau 1]. Om het effect van de vloeibewerking te vergroten, geeft u [Niveau 2] op.
U kunt ook individueel opgeven of u de vloeibewerking toepast op grafische weergaven en afbeeldingen.
* Als u afdrukt met behulp van een printerstuurprogramma, wordt de instelling [Vloeiende gradatie] uitsluitend toegepast op gegevens voor grafische weergaven. De instelling voor de vloeibewerking op het bedieningspaneel wordt uitsluitend toegepast op gegevens voor afbeeldingen.
[Vloeiender gradaties]
[Uit]
[Niveau 1]
[Niveau 2]
 
[Toepassen op illustraties]*1
[Uit]
[Aan]
 
[Toepassen op afbeeldingen]*1
[Uit]
[Aan]
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Tekst verbeteren voor z-w afdrukkn]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Afdrukkwaliteit]
Als u zwart-wit afdrukken gebruikt voor een document dat gekleurde tekst bevat, geef dan op of de tekstdichtheid moet worden aangepast zodat de tekst beter leesbaar wordt.
Dit geldt voor lichtgekleurde tekst maar niet voor de volgende soorten gegevens:
Tekstgegevens die worden getekend als een grafische weergave of afbeelding
PDF gegevens
* Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft bij het in zwart-wit afdrukken van een document dat lichtgekleurde tekst bevat, wordt de tekst vager afgedrukt en is deze moeilijker leesbaar dan wanneer u [Aan] opgeeft.
Als de tekst zelfs beter uitkomt als u [Uit] selecteert, geef dan op dat vloeibewerking voor tekst niet wordt gebruikt. [Geavanceerd gladmaken]
[Uit]
[Aan]

[Lay-out]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef de richting of marge van de rug op, en de afdrukpositie.
[Inbindlocatie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Lay-out]
Als het afgedrukte document wordt samengevoegd (bijvoorbeeld door middel van nieten), geef dan op of de rug aan de lange of aan de korte kant moet liggen.
Gebruik deze instelling in combinatie met de instelling [Rugmarge] om zo de bindpositie en -marges in te stellen. [Rugmarge]
Voor binden aan de lange kant geeft u in deze opstelling [Lange zijde] op.

Voor binden aan de korte kant geeft u in deze opstelling [Korte zijde] op.

[Lange zijde]
[Korte zijde]
[Rugmarge]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Lay-out]
Verschijf de afdrukpositie om de margebreedte te kiezen die de rug gaat vormen.
Geef de verschuiving op in stappen van 0,5 mm in de plusrichting (+) of minrichting (-), in overeenstemming met de rand die is opgegeven in [Inbindlocatie]. [Inbindlocatie]
Als [Inbindlocatie] is ingesteld op [Lange zijde]
Geef de verschuiving op door een positieve waarde (+) te selecteren om het papier aan de linkerrand te binden of een negatieve waarde (-) om het papier aan de rechterrand te binden.
 
Opgegeven als een positieve waarde (+)
 
Opgegeven als een negatieve waarde (-)
Als [Inbindlocatie] is ingesteld op [Korte zijde]
Geef de verschuiving op door een positieve waarde (+) te selecteren om het papier aan de bovenrand te binden of een negatieve waarde (-) om het papier aan de onderrand te binden.
 
Opgegeven als een positieve waarde (+)
 
Opgegeven als een negatieve waarde (-)
-50,0 t/m 00,0 t/m +50,0 (mm)
[Korte zijde verschuiven] of [Lange zijde verschuiven]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Lay-out]
Verschuif de afdrukpositie van tekst en afbeeldingen. Gebruik deze opstelling als de afgedrukte tekst en afbeeldingen naar één rand van het papier worden verplaatst wanneer ze buiten het afdrukbereik vallen.
Geef de verschuiving op als een positieve (+) of negatieve (-) waarde in stappen van 0,5 mm voor randrichting en afdrukzijde van iedere pagina.
Verschuiven langs de korte kant (horizontaal)
Geef de afstelbreedte op door een positieve waarde (+) te selecteren om op het papier naar rechts te verschuiven of een negatieve waarde (-) om op het papier naar links te verschuiven.
Verschuiven langs de lange kant (verticaal)
Geef de afstelbreedte op door een positieve waarde (+) te selecteren om op het papier naar beneden te verschuiven of een negatieve waarde (-) om op het papier naar boven te verschuiven.
 
-50,0 t/m 00,0 t/m +50,0 (mm)

[Fout automatisch overslaan]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef op of het afdrukken moet doorgaan als er tijdens het afdrukken een fout optreedt. 
Het wordt aanbevolen dat u gewoonlijk de instelling [Uit] gebruikt zodat het afdrukken stopt als er een fout optreedt.
[Uit]
[Aan]

[Time-out]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef de tijd op vanaf het begin van de wachttijd tot aan het ontvangen van gegevens totdat de ontvangst in de pauzestand gaat als de ontvangst wordt onderbroken.
5 t/m 15 t/m 300 (sec.)

[Persoonlijkheid]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Dit moet gewoonlijk zijn ingesteld op [Automatisch], waarbij het apparaat automatisch de ontvangen afdrukgegevens identificeert en de bijbehorende bedrijfsstand kiest.
Als het apparaat om de een of andere reden niet de bijbehorende bedrijfsstand kiest (bijvoorbeeld vanwege een onbekende indeling van de afdrukgegevens), stel de bedrijfsstand dan handmatig in.
[Automatisch]
[PS]
[PCL]
[PDF]
[XPS]
[Afbeeldingsbeheer]

[Kleurmodus]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef op of er (afhankelijk van de afdrukgegevens) automatisch moet worden omgeschakeld tussen afdrukken in kleur en afdrukken in zwart-wit, of dat voor alle afdrukgegevens zwart-wit moet worden gebruikt.
[Auto (Kleur/Z-W)]
[Zwart-wit]

[Gecomprimeerde beelduitvoer]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Als tijdens het afdrukken het geheugen opraakt, kan de beeldkwaliteit afnemen. Geef op of het afdrukken moet doorgaan als dit optreedt.
Als u in deze opstelling de afgenomen beeldkwaliteit voor lief wilt nemen, geef dan [Uitvoer] op.
Als u wilt dat bij een sterk afgenomen beeldkwaliteit het afdrukken wordt afgebroken en er een foutmelding verschijnt, geef dan [Fout weergeven] op.
[Uitvoer]
[Fout weergeven]

[Prioriteit MF-lade]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef op of toevoer uit de multifunctionele lade voorrang heeft boven toevoer uit de papierlade als het apparaat automatisch de passende papierbron kiest voor het te bedrukken papier.
Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft en genoemde laden hetzelfde papier bevatten, wordt de multifunctionele lade gebruikt.
[Uit]
[Aan]

[UFR II]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef de te gebruiken verwerkingsmethode op als het UFR II-printerstuurprogramma wordt gebruikt.
[Halftonen]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [UFR II]
Geef de afdrukmethode op voor het reproduceren van halftonen (de tussenliggende gebieden tussen de lichtere en donkere gebieden) aan de hand van de inhoud van de afdrukgegevens.
Om gegevens af te drukken met fijne lijnen en kleine tekst (zoals CAD gegevens)
Stel [Foutdiffusie] in op [Aan].
* Uitsluitend bruikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [600 dpi]. [Resolutie]
* Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, kan dit de stabiliteit van tonerfixering en patronen verlagen.
Andere soorten gegevens afdrukken
Stel [Foutdiffusie] in op [Uit] en geef de betreffende halftoon-reproductiemethode op in [Resolutie/gradatie]. U kunt dit instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Geef [Resolutie] op voor afdrukken in hoge resolutie bij duidelijke tekstcontouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens met tekst en fijne lijnen.
Geef [Gradatie] op voor vloeiend afdrukken van tonen en contouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens zoals figuren die gradaties gebruiken.
 
[Foutdiffusie]
[Uit]
[Aan]
 
[Resolutie/gradatie]*1
[Tekst]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Illustraties]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Afbeelding]
[Resolutie]
[Gradatie]
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Afstemmethode]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [UFR II]
Geef op of de kleur moet worden aangepast aan de afdrukgegevens.
Geef in deze opstelling [Algemeen] op om af te drukken met kleurtinten die zijn aangepast aan gangbare documenten zoals foto's of tekstdocumenten.
Geef in deze opstelling [Perceptueel] op om af te drukken met kleurtinten die zijn aangepast aan bitmapafbeeldingen zodat de afgedrukte kleuren overeenkomen met de schermkleuren.
Geef in deze opstelling [Colorimetrisch] op om kleurafwijkingen te minimaliseren als u RGB gegevens converteert naar CMYK gegevens.
Geef in deze opstelling [Levendige foto] op om af te drukken met kleurtinten die zijn gecorrigeerd voor meer intense en meer levendige kleuren dan de instelling [Algemeen].
[Algemeen]
[Perceptueel]
[Colorimetrisch]
[Levendige foto]
[Grijscorrectie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [UFR II]
Geef op of zwarte of grijze RGB gegevens waar R=G=B er moeten worden afgedrukt met behulp van 1-kleur zwarte (K) toner. Dit kunt u afzonderlijk instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft, worden zwart en grijs afgedrukt met behulp van de vier CMYK tonerkleuren.
[Tekst]
[Uit]
[Aan]
 
[Illustraties]
[Uit]
[Aan]
 
[Afbeelding]
[Uit]
[Aan]
[Papierbesparing]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [UFR II]
Geef op of uitvoer voor lege pagina's binnen de afdrukgegevens wordt uitgeschakeld.
[Uit]
[Aan]

[PCL]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Kies deze optie om instellingen op te geven voor PCL-afdrukken, zoals pagina-indeling en afdrukkwaliteit.
[Papierbesparing]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geef op of uitvoer voor lege pagina's binnen afdrukgegevens wordt uitgeschakeld.
[Uit]
[Aan]
[Afdrukstand]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Selecteer [Staand] (verticale richting) of [Liggend] (horizontale richting) voor de paginarichting.
[Staand]
[Liggend]
[Lettergrootte]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geef het lettertype op dat u wilt gebruiken door het bijbehorende lettertype-ID-nummer te selecteren.
* U kunt vanaf het bedieningspaneel een lijst afdrukken met voorbeelden van de beschikbare PCL-lettertypen. Rapporten en lijsten afdrukken en bekijken
0 t/m 104
[Puntgrootte]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geef de tekengrootte op in punten. U kunt de grootte in stappen van 0,25 aanpassen.
U kunt deze optie uitsluitend opgeven als er een proportioneel lettertype is geselecteerd bij [Lettergrootte].
* [Puntgrootte] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
4,00 t/m 12,00 t/m 999,75 (punt)
[Pitch]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Kies deze optie om de pitch of tekenafstand (cpi = characters per inch ofwel tekens per inch) voor het lettertype op te geven. U kunt de tekenafstand in stappen van 0,01 aanpassen.
U kunt deze optie uitsluitend opgeven als er een schaalbaar lettertype met vaste tekenafstand of een bitmaplettertype is geselecteerd bij [Lettergrootte].
* [Pitch] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
0,44 t/m 10,00 t/m 99,99 (cpi)
[Vormlijnen]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Kies deze optie om het aantal regels op te geven dat op een pagina moet worden afgedrukt (van 5 t/m 128).
Deze instelling wordt automatisch aangepast aan de hand van de instellingen voor [Standaard papierformaat] en [Afdrukstand].
* In sommige landen en gebieden is de instelling [Vormlijnen] niet beschikbaar, of is de inhoud of de standaard instelling anders.
5 t/m 64 t/m 128 (lijnen)
[Tekencode]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Selecteer hier de tekencode (tekenset) die het meest geschikt is voor de computer die u gebruikt om afdrukgegevens te verzenden.
De opgegeven instelling wordt genegeerd als de tekencode wordt bepaald door het lettertype dat is opgegeven bij [Lettergrootte].
[ARABIC8]
[DESKTOP]
[GREEK8]
[HEBREW7]
[HEBREW8]
[ISO4]
[ISO6]
[ISO11]
[ISO15]
[ISO17]
[ISO21]
[ISO60]
[ISO69]
[ISOCYR]
[ISOGRK]
[ISOHEB]
[ISOL1]
[ISOL2]
[ISOL5]
[ISOL6]
[ISOL9]
[LEGAL]
[MATH8]
[MCTEXT]
[MSPUBL]
[PC775]
[PC8]
 
[PC850]
[PC851]
[PC852]
[PC858]
[PC862]
[PC864]
[PC866]
[PC8DN]
[PC8GRK]
[PC8TK]
[PC1004]
[PIFONT]
[PSMATH]
[PSTEXT]
[ROMAN8]
[ROMAN9]
[VNINTL]
[VNMATH]
[VNUS]
[WIN30]
[WINARB]
[WINBALT]
[WINCYR]
[WINGRK]
[WINL1]
[WINL2]
[WINL5]
[Gebruikerspapier]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geef deze optie op om aan te geven of u een aangepast papierformaat wilt instellen.
Geef [Aan] op om de afmetingen van het papier op te geven bij [X-dimensie] en [Y-dimensie].
[Uit]
[Aan]
[Maateenheid]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Kies deze optie om de maateenheid te selecteren voor het instellen van aangepaste papierformaten.
* In sommige landen en gebieden verschijnt de instelling [Maateenheid] niet, of is de inhoud of de standaard instelling anders.
[Millimeter]
[Inch]
[X-dimensie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geef hier de horizontale afmeting (korte kant) van het aangepaste papier op.
* [X-dimensie] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
76 t/m 216 (mm)
[Y-dimensie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geef hier de verticale afmeting (lange kant) van het aangepaste papier op.
* [Y-dimensie] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
127 t/m 356 (mm)
[CR aan LF toevoegen]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Met deze optie kunt u instellen of er een Enter-teken (CR = carriage return) moet worden toegevoegd wanneer het apparaat een teken voor een nieuwe regel (LF = line feed) ontvangt.
Als [Ja] is geselecteerd, wordt de afdrukpositie naar het begin van de volgende regel verplaatst als het apparaat een LF-code ontvangt.
Als [Nee] is geselecteerd, wordt de afdrukpositie naar de volgende regel verplaatst, net onder de ontvangen LF-code.
[Ja]
[Nee]
[A4-afdrukbreedte vergroten]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Kies deze optie als u wilt instellen dat de breedte van het afdrukbare gebied van A4-papier in de stand Staand moet worden aangepast aan de breedte van Letter-papier.
[Uit]
[Aan]
[Halftonen]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geef de afdrukmethode op voor het reproduceren van halftonen (de tussenliggende gebieden tussen de lichtere en donkere gebieden) aan de hand van de inhoud van de afdrukgegevens.
Om gegevens af te drukken met fijne lijnen en kleine tekst (zoals CAD gegevens)
Stel [Foutdiffusie] in op [Aan].
* Uitsluitend bruikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [600 dpi]. [Resolutie]
* Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, kan dit de stabiliteit van tonerfixering en patronen verlagen.
Andere soorten gegevens afdrukken
Stel [Foutdiffusie] in op [Uit] en geef de betreffende halftoon-reproductiemethode op in [Resolutie/gradatie]. U kunt dit instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Geef [Resolutie] op voor afdrukken in hoge resolutie bij duidelijke tekstcontouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens met tekst en fijne lijnen.
Geef [Gradatie] op voor vloeiend afdrukken van tonen en contouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens zoals figuren die gradaties gebruiken.
 
[Foutdiffusie]
[Uit]
[Aan]
 
[Resolutie/gradatie]*1
[Tekst]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Illustraties]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Afbeelding]
[Resolutie]
[Gradatie]
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Afstemmethode]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geef op of de kleur moet worden aangepast aan de afdrukgegevens.
Geef in deze opstelling [Algemeen] op om af te drukken met kleurtinten die zijn aangepast aan gangbare documenten zoals foto's of tekstdocumenten.
Geef in deze opstelling [Perceptueel] op om af te drukken met kleurtinten die zijn aangepast aan bitmapafbeeldingen zodat de afgedrukte kleuren overeenkomen met de schermkleuren.
Geef in deze opstelling [Colorimetrisch] op om kleurafwijkingen te minimaliseren als u RGB gegevens converteert naar CMYK gegevens.
Geef in deze opstelling [Levendige foto] op om af te drukken met kleurtinten die zijn gecorrigeerd voor meer intense en meer levendige kleuren dan de instelling [Algemeen].
[Algemeen]
[Perceptueel]
[Colorimetrisch]
[Levendige foto]
[Grijscorrectie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geef op of zwarte of grijze RGB gegevens waar R=G=B er moeten worden afgedrukt met behulp van 1-kleur zwarte (K) toner. Dit kunt u afzonderlijk instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft, worden zwart en grijs afgedrukt met behulp van de vier CMYK tonerkleuren.
[Tekst]
[Uit]
[Aan]
 
[Illustraties]
[Uit]
[Aan]
 
[Afbeelding]
[Uit]
[Aan]
[BarDIMM]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Met deze instelling kunt u streepjescodes afdrukken die worden ondersteund door de Barcode Printing Kit.
Als [Inschakelen] wordt geselecteerd, zal het apparaat streepjescodes genereren wanneer het opdrachten voor streepjescodes ontvangt van een host-computer.
Als [Uitschakelen] wordt geselecteerd, worden er geen streepjescodes gegenereerd, ook niet als er opdrachten voor streepjescodes worden verzonden vanaf de host-computer.
* U kunt het menu BarDIMM alleen inschakelen als u Barcode Printing Kit activeert. Wanneer u geen streepjescode afdrukt, moet u beslist het menu BarDIMM uitschakelen. Anders wordt eventueel de verwerkingssnelheid van gewone afdruktaken beperkt.
* De standaardinstelling is [Uitschakelen]. Als u Barcode Printing Kit activeert, verandert deze in [Inschakelen].
[Uitschakelen]
[Inschakelen]
[FreeScape]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PCL]
Geeft de AEC (Alternate Escape Code) op die moet worden gebruikt voor opdrachten voor streepjescodes wanneer de host-computer de standaard Escapecode niet ondersteunt.
* Deze instelling is alleen beschikbaar als [BarDIMM] is ingeschakeld.
[Uit]
[~]
["]
[#]
[$]
[/]
[\]
[?]
[{]
[}]
[|]

[PS]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef de instellingen op voor PS-afdrukken, zoals paginalay-out en afdrukkwaliteit.
* [PS] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Time-out opdracht]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Met behulp van deze instelling kunt u opgeven hoeveel tijd verstrijkt tot een taak wordt geannuleerd.
Als een taak niet wordt voltooid binnen de ingestelde tijdslimiet, wordt de taak automatisch geannuleerd.
0 t/m 3600 (sec.)
[PS-fouten afdrukken]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Deze instelling bepaalt of een foutpagina wordt afgedrukt wanneer een fout optreedt.
[Uit]
[Aan]
[Lijnverfijning]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef op of de breedte van dunne lijnen in het afgedrukte document gestandaardiseerd moet worden.
* Als u in deze opstelling [Aan (Slank)] opgeeft, krijgt u dunnere lijnen dan bij de instelling [Aan], maar dat kan ook leiden tot te dunne lijnen of erg vage lijnen.
[Aan]
[Aan (Slank)]
[Uit]
[Puur zwarte tekst]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef op of u zwarte tekst wilt afdrukken met behulp van 1-kleur zwart (K) toner.
Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft, worden documenten afgedrukt overeenkomstig de instellingen in [Uitvoerprofiel].[Uitvoerprofiel]
* Dit geldt voor zwarte tekst met de volgende kleureninformatie:
R = G = B = 0%
C = M = Y = 100%
C = M = Y = 0%, K = 100%
[Uit]
[Aan]
[Zwarte overdruk]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef op of overdruk (kleuren over elkaar heen afdrukken) wordt toegepast als zwarte tekst op een gekleurde achtergrond verschijnt of als overlay wordt toegepast over een gekleurde figuur.
Als [Uit] is opgegeven
De gekleurde achtergrond of figuur achter zwarte tekst valt weg (wordt niet afgedrukt) en de zwarte tekst wordt dan afgedrukt in het uitgespaarde vlak.
* Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft, kan zwart bleker uitkomen, of er kan een witte rand verschijnen rond de randen van zwarte tekst.
Als [Aan] is opgegeven
De gekleurde achtergrond of figuur wordt afgedrukt en de zwarte tekst wordt dan over de kleur afgedrukt.
* U kunt dit opgeven als de zwarte-tekstinstelling is dat zwarte tekst wordt afgedrukt met behulp van 1-kleur zwart (K) toner. [Puur zwarte tekst]
* [Zwarte overdruk] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Uit]
[Aan]
[RGB-bronprofiel]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef het kleurprofiel voor RGB gegevens op dat past bij de gebruikte monitor.
Geef in deze opstelling [sRGB] op als u een sRGB monitor gebruikt. Dit past de kleuren aan aan de industriestandaard voor gangbare Windows monitoren zodat de afgedrukte kleuren overeenkomen met de schermkleuren.
Om te garanderen dat er in de meest heldere en meest donkere gebieden van de gegevens geen verlies optreedt, geeft u in deze opstelling een waarde op van [Gamma 1,5] t/m [Gamma 2,4]. Hogere instellingen produceren donkerder afdrukken.
Om te converteren naar CMYK gegevens als er geen RGB ingangsprofiel wordt gebruikt, geeft u [Geen] op.
[sRGB]
[Gamma 1,5]
[Gamma 1,8]
[Gamma 2,4]
[Geen]
[CMYK-simulatieprofiel]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef het simulatiedoel op bij het afdrukken van CMYK-gegevens. Het apparaat zet de CMYK-gegevens op basis van de simulatie om naar een CMYK-kleurenmodel dat geschikt is voor het apparaat.
Geef in deze opstelling [JapanColor(Canon)] op om af te drukken met kleurtinten die kort bij de Japanse standaard liggen. Het profiel JapanColor wordt gebruikt.
Geef in deze opstelling [U.S. Web Coated v1.00(Canon)] op om af te drukken met kleurtinten die kort bij de VS standaard liggen. Het profiel U.S. Web Coated wordt gebruikt.
Geef in deze opstelling [Euro Standard v1.00(Canon)] op om af te drukken met kleurtinten die kort bij de Europese standaard liggen. Het profiel Euro Standard wordt gebruikt.
Geef [Geen] op om af te drukken zonder een CMYK-simulatieprofiel te gebruiken. CMYK-gegevens worden dan afgedrukt met behulp van een CMYK-kleurenmodel dat apparaatafhankelijk is. Bij sommige gegevens worden bepaalde gradaties van donkere kleuren niet gereproduceerd.
[JapanColor(Canon)]
[U.S. Web Coated v1.00(Canon)]
[Euro Standard v1.00(Canon)]
[Geen]
[Grijswaardenprofiel gebruiken]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef op of grijze gegevens worden geconverteerd naar CMYK gegevens, met behulp van het grijswaardenprofiel van het apparaat.
* Ook als in deze opstelling [Aan] is opgegeven, worden de gegevens, afhankelijk van de instellingen [Uitvoerprofiel] en [Puur zwarte tekst] afgedrukt in 1-kleur zwart (K) toner. 
   [Uitvoerprofiel]
   [Puur zwarte tekst]
[Uit]
[Aan]
[Uitvoerprofiel]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef het juiste profiel op voor de afdrukgegevens. Dit kunt u afzonderlijk instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Geef in deze opstelling [Normaal] op om af te drukken met kleurtinten die zodanig zijn gekozen dat ze zo goed mogelijk overeenkomen met het beeldscherm.
Geef in deze opstelling [Foto] op om af te drukken met kleurtinten die zodanig zijn gekozen dat het drukwerk zo goed mogelijk op een foto lijkt.
Geef in deze opstelling [TR Normaal] op om af te drukken met kleurtinten die zodanig zijn gekozen dat ze zo goed mogelijk overeenkomen met het beeldscherm, en zwarte en grijze gebieden reproduceren als 1-kleur zwart (K) toner.
Geef in deze opstelling [TR Foto] op om af te drukken met kleurtinten die zodanig zijn gekozen dat ze zo goed mogelijk een foto reproduceren, en zwarte en grijze gebieden reproduceren als 1-kleur zwart (K) toner.
[Tekst]
[Normaal]
[Foto]
[TR Normaal]
[TR Foto]
 
[Illustraties]
[Normaal]
[Foto]
[TR Normaal]
[TR Foto]
 
[Afbeelding]
[Normaal]
[Foto]
[TR Normaal]
[TR Foto]
Bij gebruik van één van de volgende instellingen wordt de instelling [Uitvoerprofiel] genegeerd.
[RGB-bronprofiel] is ingesteld op [Geen]. [RGB-bronprofiel]
[CMYK-simulatieprofiel] is ingesteld op [Geen]. [CMYK-simulatieprofiel]
[Grijswaardenprofiel gebruiken] is ingesteld op [Uit]. [Grijswaardenprofiel gebruiken]
[Afstemmethode]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef op welk element voorrang moet krijgen tijdens kleuraanpassing in het [RGB-bronprofiel]. [RGB-bronprofiel]
Geef in deze opstelling bij het afdrukken van foto's of bitmapafbeeldingen [Perceptueel] op om kleurtinten voorrang te geven.
Geef in deze opstelling bij het afdrukken van kunstwerken en diagrammen voor presentaties [Verzadiging] op om duidelijkheid en levendigheid voorrang te geven.
Geef in deze opstelling [Colorimetrisch] op om RGB kleurwaarden zo nauwkeurig mogelijk te reproduceren binnen het bereik van het apparaat om kleuren te reproduceren en kleurafwijkingen te minimaliseren.
* Dit item kan niet worden ingesteld als [RGB-bronprofiel] is ingesteld op [Geen].
[Perceptueel]
[Verzadiging]
[Colorimetrisch]
[Halftonen]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef de afdrukmethode op voor het reproduceren van halftonen (de tussenliggende gebieden tussen de lichtere en donkere gebieden) aan de hand van de inhoud van de afdrukgegevens.
Om gegevens af te drukken met fijne lijnen en kleine tekst (zoals CAD gegevens)
Stel [Foutdiffusie] in op [Aan].
* Uitsluitend bruikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [600 dpi]. [Resolutie]
* Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, kan dit de stabiliteit van tonerfixering en patronen verlagen.
Andere soorten gegevens afdrukken
Stel [Foutdiffusie] in op [Uit] en geef de betreffende halftoon-reproductiemethode op in [Resolutie/gradatie]. U kunt dit instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Geef [Resolutie] op voor afdrukken in hoge resolutie bij duidelijke tekstcontouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens met tekst en fijne lijnen.
Geef [Gradatie] op voor vloeiend afdrukken van tonen en contouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens zoals figuren die gradaties gebruiken.
 
[Foutdiffusie]
[Uit]
[Aan]
 
[Resolutie/gradatie]*1
[Tekst]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Illustraties]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Afbeelding]
[Resolutie]
[Gradatie]
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Helderheid]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Pas de helderheid van de afgedrukte afbeelding aan in stappen van 5%. Hoe hoger de waarde, hoe donkerder de afbeelding wordt afgedrukt.
* [Helderheid] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
85 t/m 100 t/m 115 (%)
[Samengestelde overdruk]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Als overdrukken is opgegeven: geef op of u CMYK gegevens als samengestelde uitvoer wilt overdrukken. 
Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft, wordt deze afbeelding afgedrukt alsof er geen overdrukken was opgegeven.
* Overdrukken met speciale kleuren wordt niet gebruikt, ook niet als hier [Aan] wordt opgegeven.
[Uit]
[Aan]
[Grijswaardeconversie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
Geef de conversiemethode op als u kleurgegevens afdrukt in zwart-wit.
Geef [sRGB] op om in zwart-wit met vloeiende gradaties af te drukken, om verschillende kleuren te vertegenwoordigen.
Geef [NTSC] op om zodanig in zwart-wit af te drukken dat het lijkt op NTSC televisiebeelden.
Geef [Uniforme RGB] op om over het gehele document RGB gelijkmatig als zwart-wit af te drukken, uitgaande van de helderheid.
* [Grijswaardeconversie] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[sRGB]
[NTSC]
[Uniforme RGB]
[PS-wachtwoordinstellingen]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PS]
U kunt het wachtwoord opgeven dat het gebruik van de door de PS printer opgestelde regelopdracht beperkt.
[SystemParamsPassword] is een wachtwoord dat veranderingen aan de systeemparameter mogelijk maakt, en [StartJobPassword] is een wachtwoord dat verrichting van de functies startjob en exitserver mogelijk maakt. Voor meer informatie controleert u de PostScript taalspecificaties.
Als [StartJobPassword] is ingesteld maar [SystemParamsPassword] niet is ingesteld, wordt het wachtwoord niet gecontroleerd bij het verrichten van de functies startjob of exitserver.
[SystemParamsPassword]
[StartJobPassword]

[Inst. voor afb.beheer]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef de verwerkingsmethode voor afdrukgegevens op die wordt gebruikt voor het afdrukken van beeldbestanden in JPEG of TIFF indeling.
[Halftonen]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Inst. voor afb.beheer]
Geef de afdrukmethode op voor het reproduceren van halftonen (de tussenliggende gebieden tussen de lichtere en donkere gebieden) aan de hand van de beeldinhoud.
Afbeeldingen met fijne gradaties afdrukken, bijvoorbeeld foto's van digitale camera's
Geef in deze opstelling [Gradatie] op. Dit reproduceert vloeiende gradaties.
Om afbeeldingen af te drukken met fijne lijnen en kleine tekst, zoals CAD-afbeeldingen
Geef in deze opstelling [Foutdiffusie] op. Fijne lijnen en kleine tekst wordt in hoge definitie afgedrukt.
* Als u in deze opstelling [Foutdiffusie] opgeeft, kan dit de stabiliteit van tonerfixering en patronen verlagen.
 
[Gradatie]
[Foutdiffusie]
[Afstemmethode]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Inst. voor afb.beheer]
Selecteer hoe u tijdens het afdrukken de kleur corrigeert.
Als u [Levendige foto] selecteert, wordt de kleurtint gecorrigeerd naar diepere en meer levendige kleuren dan met [Algemeen].
[Algemeen]
[Levendige foto]

[PDF]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef de verwerkingsmethode voor afdrukgegevens op die wordt gebruikt voor het afdrukken van bestanden in PDF indeling.
[Vergr./verkl. volgns papierformaat]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef op of documenten vergroot of verkleind moeten worden om ze bij het papier te laten passen dat wordt gebruikt voor het afdrukken.
* Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, worden documenten vergroot of verkleind met behoud van de hoogte-breedteverhouding.
[Uit]
[Aan]
[Afdrukgebied vergroten]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef op of u het afdrukgedeelte aan de rand van het papier wilt vergroten zodat het het hele papier vult, zonder marges aan de randen te handhaven.
* Als u in bepaalde documenten in deze opstelling [Aan] opgeeft, worden afbeeldingen afgedrukt met sommige randen afgesneden, of met vlekken op sommige delen van het papier.
[Uit]
[Aan]
[N op 1]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef op of u het formaat van een origineel met meerdere pagina's wilt verkleinen en orden de pagina's op één vel papier.
Als u meerdere pagina's op één vel (N op 1) wilt afdrukken, selecteer dan het aantal te combineren pagina's. 

Voorbeeld: Om een document van vier pagina's aan één kant van het papier af te drukken
Selecteer [4 op 1].
[Uit]
[2 op 1]
[4 op 1]
[6 op 1]
[8 op 1]
[9 op 1]
[16 op 1]
[Opmerkingen afdrukken]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef op of u de opmerkingen in een PDF bestand wilt afdrukken.
Als u in deze opstelling [Automatisch] opgeeft, worden het document en de opmerkingen*1 afgedrukt.
*1 Dit geldt uitsluitend voor opgegeven opmerkingen voor afdrukken binnen het PDF bestand.
[Uit]
[Automatisch]
[Lijnverfijning]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef op of de breedte van dunne lijnen in afgedrukte documenten gestandaardiseerd moet worden.
Als u in deze opstelling [Aan (Slank)] opgeeft, krijgt u dunnere lijnen dan bij de instelling [Aan], maar dat kan ook leiden tot te dunne lijnen of erg vage lijnen.
[Aan]
[Aan (Slank)]
[Uit]
[Puur zwarte tekst]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef op of u zwarte tekst wilt afdrukken met behulp van 1-kleur zwart (K) toner.
Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft, worden documenten afgedrukt overeenkomstig de instellingen in [Uitvoerprofiel].[Uitvoerprofiel]
* Dit geldt voor zwarte tekst met de volgende kleureninformatie:
R = G = B = 0%
C = M = Y = 100%
C = M = Y = 0%, K = 100%
[Uit]
[Aan]
[Zwarte overdruk]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef op of overdruk (kleuren over elkaar heen afdrukken) wordt toegepast als zwarte tekst op een gekleurde achtergrond verschijnt of als overlay wordt toegepast over een gekleurde figuur.
Als [Uit] is opgegeven
De gekleurde achtergrond of figuur achter zwarte tekst valt weg (wordt niet afgedrukt) en de zwarte tekst wordt dan afgedrukt in het uitgespaarde vlak.
* Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft, kan zwart bleker uitkomen, of er kan een witte rand verschijnen rond de randen van zwarte tekst.
Als [Aan] is opgegeven
De gekleurde achtergrond of figuur wordt afgedrukt en de zwarte tekst wordt dan over de kleur afgedrukt.
* U kunt dit opgeven als de zwarte-tekstinstelling is dat zwarte tekst wordt afgedrukt met behulp van 1-kleur zwart (K) toner. [Puur zwarte tekst]
* [Zwarte overdruk] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Uit]
[Aan]
[RGB-bronprofiel]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef het kleurprofiel voor RGB gegevens op dat past bij de gebruikte monitor.
Geef in deze opstelling [sRGB] op als u een sRGB monitor gebruikt. Dit past de kleuren aan aan de industriestandaard voor gangbare Windows monitoren zodat de afgedrukte kleuren overeenkomen met de schermkleuren.
Om te garanderen dat er in de meest heldere en meest donkere gebieden van de gegevens geen verlies optreedt, geeft u in deze opstelling een waarde op van [Gamma 1,5] t/m [Gamma 2,4]. Hogere instellingen produceren donkerder afdrukken.
Om te converteren naar CMYK gegevens als er geen RGB ingangsprofiel wordt gebruikt, geeft u [Geen] op.
[sRGB]
[Gamma 1,5]
[Gamma 1,8]
[Gamma 2,4]
[Geen]
[CMYK-simulatieprofiel]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef het simulatiedoel op bij het afdrukken van CMYK-gegevens. Het apparaat zet de CMYK-gegevens op basis van de simulatie om naar een CMYK-kleurenmodel dat geschikt is voor het apparaat.
Geef in deze opstelling [JapanColor(Canon)] op om af te drukken met kleurtinten die kort bij de Japanse standaard liggen. Het profiel JapanColor wordt gebruikt.
Geef in deze opstelling [U.S. Web Coated v1.00(Canon)] op om af te drukken met kleurtinten die kort bij de VS standaard liggen. Het profiel U.S. Web Coated wordt gebruikt.
Geef in deze opstelling [Euro Standard v1.00(Canon)] op om af te drukken met kleurtinten die kort bij de Europese standaard liggen. Het profiel Euro Standard wordt gebruikt.
Geef [Geen] op om af te drukken zonder een CMYK-simulatieprofiel te gebruiken. CMYK-gegevens worden dan afgedrukt met behulp van een CMYK-kleurenmodel dat apparaatafhankelijk is. Bij sommige gegevens worden bepaalde gradaties van donkere kleuren niet gereproduceerd.
[JapanColor(Canon)]
[U.S. Web Coated v1.00(Canon)]
[Euro Standard v1.00(Canon)]
[Geen]
[Grijswaardenprofiel gebruiken]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef op of grijze gegevens worden geconverteerd naar CMYK gegevens, met behulp van het grijswaardenprofiel van het apparaat.
* Ook als in deze opstelling [Aan] is opgegeven, worden de gegevens, afhankelijk van de instellingen [Uitvoerprofiel] en [Puur zwarte tekst] afgedrukt in 1-kleur zwart (K) toner.
   [Uitvoerprofiel]
   [Puur zwarte tekst]
[Uit]
[Aan]
[Uitvoerprofiel]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef het juiste profiel op voor de afdrukgegevens. Dit kunt u afzonderlijk instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Geef in deze opstelling [Normaal] op om af te drukken met kleurtinten die zodanig zijn gekozen dat ze zo goed mogelijk overeenkomen met het beeldscherm.
Geef in deze opstelling [Foto] op om af te drukken met kleurtinten die zodanig zijn gekozen dat het drukwerk zo goed mogelijk op een foto lijkt.
Geef in deze opstelling [TR Normaal] op om af te drukken met kleurtinten die zodanig zijn gekozen dat ze zo goed mogelijk overeenkomen met het beeldscherm, en zwarte en grijze gebieden reproduceren als 1-kleur zwart (K) toner.
Geef in deze opstelling [TR Foto] op om af te drukken met kleurtinten die zodanig zijn gekozen dat ze zo goed mogelijk een foto reproduceren, en zwarte en grijze gebieden reproduceren als 1-kleur zwart (K) toner.
[Tekst]
[Normaal]
[Foto]
[TR Normaal]
[TR Foto]
 
[Illustraties]
[Normaal]
[Foto]
[TR Normaal]
[TR Foto]
 
[Afbeelding]
[Normaal]
[Foto]
[TR Normaal]
[TR Foto]
Bij gebruik van één van de volgende instellingen wordt de instelling [Uitvoerprofiel] genegeerd.
[RGB-bronprofiel] is ingesteld op [Geen]. [RGB-bronprofiel]
[CMYK-simulatieprofiel] is ingesteld op [Geen]. [CMYK-simulatieprofiel]
[Grijswaardenprofiel gebruiken] is ingesteld op [Uit]. [Grijswaardenprofiel gebruiken]
[Afstemmethode]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef op welk element voorrang moet krijgen tijdens kleuraanpassing in het [RGB-bronprofiel]. [RGB-bronprofiel]
Geef in deze opstelling bij het afdrukken van foto's of bitmapafbeeldingen [Perceptueel] op om kleurtinten voorrang te geven.
Geef in deze opstelling bij het afdrukken van kunstwerken en diagrammen voor presentaties [Verzadiging] op om duidelijkheid en levendigheid voorrang te geven.
Geef in deze opstelling [Colorimetrisch] op om RGB kleurwaarden zo nauwkeurig mogelijk te reproduceren binnen het bereik van het apparaat om kleuren te reproduceren en kleurafwijkingen te minimaliseren.
[Perceptueel]
[Verzadiging]
[Colorimetrisch]
[Halftonen]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef de afdrukmethode op voor het reproduceren van halftonen (de tussenliggende gebieden tussen de lichtere en donkere gebieden) aan de hand van de inhoud van de afdrukgegevens.
Om gegevens af te drukken met fijne lijnen en kleine tekst (zoals CAD gegevens)
Stel [Foutdiffusie] in op [Aan].
* Uitsluitend bruikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [600 dpi]. [Resolutie]
* Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, kan dit de stabiliteit van tonerfixering en patronen verlagen.
Andere soorten gegevens afdrukken
Stel [Foutdiffusie] in op [Uit] en geef de betreffende halftoon-reproductiemethode op in [Resolutie/gradatie]. U kunt dit instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Geef [Resolutie] op voor afdrukken in hoge resolutie bij duidelijke tekstcontouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens met tekst en fijne lijnen.
Geef [Gradatie] op voor vloeiend afdrukken van tonen en contouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens zoals figuren die gradaties gebruiken.
 
[Foutdiffusie]
[Uit]
[Aan]
 
[Resolutie/gradatie]*1
[Tekst]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Illustraties]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Afbeelding]
[Resolutie]
[Gradatie]
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Helderheid]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Pas de helderheid van de afgedrukte afbeelding aan in stappen van 5%. Hoe hoger de waarde, hoe donkerder de afbeelding wordt afgedrukt.
* [Helderheid] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
85 t/m 100 t/m 115 (%)
[Samengestelde overdruk]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Als overdrukken is opgegeven: geef op of u CMYK gegevens als samengestelde uitvoer wilt overdrukken.
Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft, wordt deze afbeelding afgedrukt alsof er geen overdrukken was opgegeven.
* Overdrukken met speciale kleuren wordt niet gebruikt, ook niet als hier [Aan] wordt opgegeven.
[Uit]
[Aan]
[Grijswaardeconversie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [PDF]
Geef de conversiemethode op als u kleurgegevens afdrukt in zwart-wit.
Geef [sRGB] op om in zwart-wit met vloeiende gradaties af te drukken, om verschillende kleuren te vertegenwoordigen.
Geef [NTSC] op om zodanig in zwart-wit af te drukken dat het lijkt op NTSC televisiebeelden.
Geef [Uniforme RGB] op om over het gehele document RGB gelijkmatig als zwart-wit af te drukken, uitgaande van de helderheid.
* [Grijswaardeconversie] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[sRGB]
[NTSC]
[Uniforme RGB]

[XPS]

[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen]
Geef de verwerking voor afdrukgegevens op die wordt gebruikt voor het afdrukken van bestanden in XPS indeling.
[Afstemmethode]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [XPS]
Geef op of de kleur moet worden aangepast aan de afdrukgegevens.
Geef in deze opstelling [Algemeen] op om af te drukken met kleurtinten die zijn aangepast aan gangbare documenten zoals foto's of tekstdocumenten.
Geef in deze opstelling [Perceptueel] op om af te drukken met kleurtinten die zijn aangepast aan bitmapafbeeldingen zodat de afgedrukte kleuren overeenkomen met de schermkleuren.
Geef in deze opstelling [Colorimetrisch] op om kleurafwijkingen te minimaliseren als u RGB gegevens converteert naar CMYK gegevens.
Geef in deze opstelling [Levendige foto] op om af te drukken met kleurtinten die zijn gecorrigeerd voor meer intense en meer levendige kleuren dan de instelling [Algemeen].
[Algemeen]
[Perceptueel]
[Colorimetrisch]
[Levendige foto]
[Halftonen]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [XPS]
Geef de afdrukmethode op voor het reproduceren van halftonen (de tussenliggende gebieden tussen de lichtere en donkere gebieden) aan de hand van de inhoud van de afdrukgegevens.
Om gegevens af te drukken met fijne lijnen en kleine tekst (zoals CAD gegevens)
Stel [Foutdiffusie] in op [Aan].
* Uitsluitend bruikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [600 dpi]. [Resolutie]
* Als u in deze opstelling [Aan] opgeeft, kan dit de stabiliteit van tonerfixering en patronen verlagen.
Andere soorten gegevens afdrukken
Stel [Foutdiffusie] in op [Uit] en geef de betreffende halftoon-reproductiemethode op in [Resolutie/gradatie]. U kunt dit instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Geef [Resolutie] op voor afdrukken in hoge resolutie bij duidelijke tekstcontouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens met tekst en fijne lijnen.
Geef [Gradatie] op voor vloeiend afdrukken van tonen en contouren. Geschikt voor het afdrukken van gegevens zoals figuren die gradaties gebruiken.
 
[Foutdiffusie]
[Uit]
[Aan]
 
[Resolutie/gradatie]*1
[Tekst]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Illustraties]
[Resolutie]
[Gradatie]
[Afbeelding]
[Resolutie]
[Gradatie]
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Grijscorrectie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [XPS]
Geef op of zwarte of grijze RGB gegevens waar R=G=B er moeten worden afgedrukt met behulp van 1-kleur zwarte (K) toner. Dit kunt u afzonderlijk instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Als u in deze opstelling [Uit] opgeeft, worden zwart en grijs afgedrukt met behulp van de vier CMYK tonerkleuren.
[Tekst]
[Uit]
[Aan]
 
[Illustraties]
[Uit]
[Aan]
 
[Afbeelding]
[Uit]
[Aan]
[Grijswaardeconversie]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [XPS]
Geef de conversiemethode op als u kleurgegevens afdrukt in zwart-wit. Dit kunt u afzonderlijk instellen voor tekst, grafische weergaven (lijnen of figuren), en afbeeldingen (foto’s).
Geef [sRGB] op om in zwart-wit met vloeiende gradaties af te drukken, om verschillende kleuren te vertegenwoordigen.
Geef [NTSC] op om zodanig in zwart-wit af te drukken dat het lijkt op NTSC televisiebeelden.
Geef [Uniforme RGB] op om over het gehele document RGB gelijkmatig als zwart-wit af te drukken, uitgaande van de helderheid.
* [Grijswaardeconversie] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Tekst]
[sRGB]
[NTSC]
[Uniforme RGB]
 
[Illustraties]
[sRGB]
[NTSC]
[Uniforme RGB]
 
[Afbeelding]
[sRGB]
[NTSC]
[Uniforme RGB]
[Papierbesparing]
[Menu] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [XPS]
Geef op of uitvoer voor lege pagina's binnen de afdrukgegevens wordt uitgeschakeld.
[Uit]
[Aan]
8KER-0AX