Een printerpoort kiezen (Windows)

Als het IP-adres van het apparaat is veranderd of als er een printer is toegevoegd in Windows, kunt u misschien niet afdrukken vanaf een computer. In dat geval voegt u een nieuwe poort toe met behulp van het printerstuurprogramma.
Bovendien kunt u niet afdrukken vanaf een computer als het poortnummer verschilt van dat van de apparaatinstelling. In dat geval maakt u de instelling op het printerstuurprogramma gelijk aan die van het apparaat.

Een poort toevoegen

Beheerdersrechten zijn vereist op iedere computer.
Vereiste voorbereidingen
Houd de informatie gereed van het IP-adres of DNS-naam (hostnaam) van het apparaat. De netwerkstatus en instellingen controleren
1
Meld u bij de computer aan met een administrator-account.
2
Klik op [] (Start) [] (Settings) [Apparaten] [Printers en scanners].
Het scherm [Printers en scanners] verschijnt.
3
Klik op het printerstuurprogramma van het apparaat [Manage] [Eigenschappen van printer].
Het scherm met eigenschappen van het printerstuurprogramma verschijnt.
4
Klik op het tabblad [Poorten] op [Poort toevoegen].
Het scherm [Printerpoorten] verschijnt.
5
Voeg een nieuwe poort toe.
1
Selecteer [Standard TCP/IP Port] en klik op [Nieuwe poort].
Het scherm [Wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen] verschijnt.
2
Klik op [Volgende].
3
Voer het IP-adres of de DNS naam (hostnaam) van het apparaat in en klik op [Volgende].
De poortnaam wordt automatisch ingevoegd. Als dat nodig is, moet u deze dus veranderen.
Als [Extra poortgegevens nodig] verschijnt
Volg de instructies op het scherm. Om [Apparaattype] in te stellen, selecteert u [Canon Network Printing Device with P9100] in [Standaard].
6
Klik op [Voltooien].
Er wordt een nieuwe poort toegevoegd, en het scherm [Printerpoorten] verschijnt.
7
Klik op [Sluiten] [Sluiten].

Het poorttype en -nummer veranderen

Als de apparaatinstellingen gebruik van LPD of RAW niet toestaan, moet u het poorttype op de computer veranderen naar een op het apparaat bruikbaar protocol.
Als het LPD of RAW poortnummer is veranderd, moet u de instellingen op de computer misschien aanpassen aan die op het apparaat.
* U hoeft het poorttype of -nummer op de computer niet te veranderen voor WSD poorten.
Beheerdersrechten zijn vereist op iedere computer.
1
Meld u bij de computer aan met een administrator-account.
2
Klik op [] (Start) [] (Settings) [Apparaten] [Printers en scanners].
Het scherm [Printers en scanners] verschijnt.
3
Klik op het printerstuurprogramma van het apparaat [Manage] [Eigenschappen van printer].
Het scherm met eigenschappen van het printerstuurprogramma verschijnt.
4
Klik op het tabblad [Poorten] op [Poort configureren].
Het scherm [Poort configureren] of het scherm [Standaard-TCP/IP-poortmonitor configureren] wordt geopend.
5
Stel het poorttype en -nummer in.
In [Protocoltype] selecteert u [Raw] of [LPR].
Als [Raw] is geselecteerd, verander dan het poortnummer.
Als [LPR] is geselecteerd, voer dan ‘lp’ in voor [Wachtrijnaam].
6
Klik op [OK] [Sluiten].
De instellingen worden toegepast.
8S1Y-03C