Wijzigingen in netwerken
(ver. 3.12-)Ondersteuning voor het gebruik van Color Network ScanGear 2 via sublijn
Vroeger kon u "Color Network ScanGear 2" alleen gebruiken op de hoofdlijn, maar nu kunt u dit ook op een sublijn gebruiken.
(ver. 3.13-)Ondersteuning voor WPA3-beveiligingstype via draadloze LAN-verbinding
De draadloze LAN-verbinding van deze machine ondersteunt nu WPA3-SAE (AES-CCMP) en WPA3-EAP (AES-CCMP).
|
Afhankelijk van wanneer u "Aansluitingskit voor Bluetooth LE" hebt gekocht dat op de machine is geïnstalleerd, is WPA-3-SAE/WPA3-EAP mogelijk niet beschikbaar. |
|
BeveiligingsinstellingenAls de beveiligingsnorm voor uw draadloze LAN-router WPA3-EAP is, is de versleutelingsmethode ingesteld op AES-CCMP. Bepaal ook de IEEE 802.1X-verificatieinstellingen voor het apparaat voorafgaand aan het verbinden met de draadloze LAN. |
Wanneer u een verbinding via selectie van een WPA3 compatibele draadloze router tot stand brengt
U kunt de draadloze routers die beschikbaar zijn voor verbinding, zoeken en een selecteren op het scherm van de machine. Als de beveiligingsnorm voor uw draadloze LAN-router WPA3-SAE is, voer dan de encryptiesleutel in als netwerksleutel. Voorafgaand aan het bevestigen informatie opschrijven over uw SSID, netwerksleutel, beveiligingsnorm of verificatie-/versleutelingsmethode, etc.
1
Druk op

/

(Instellingen/Registratie).
2
Druk op <Voorkeuren>

<Netwerk>

<Draadloos LAN>

<Instellingen draadloos LAN>

<Overige (Handmatig inst.)>.
3
Druk op <Selecteer toegangspunt>.
De machine gaat zoeken naar beschikbare draadloze routers.
4
Selecteer een draadloze router en sluit die aan.
Als de beveiligingsinstelling van uw draadloze-LAN-router WPA3-SAE is
1 | Selecteer de draadloze-LAN-router die u wilt gebruiken en druk op <OK>. |
2 | Druk op <Encryptiesleutel> en voer de netwerksleutel in. |
3 | Druk op <OK>. Wanneer de configuratie is voltooid, wordt het scherm <Verbonden.> weergegeven. |
Als de beveiligingsinstelling van uw draadloze-LAN-router WPA3-EAP is
1 | Selecteer de draadloze-LAN-router die u wilt gebruiken en druk op <OK>. Wanneer de configuratie is voltooid, wordt het scherm <Verbonden.> weergegeven. |
Wanneer u de draadloze LAN-aansluiting instelt door gedetailleerde instellingen op te geven
Als u gedetailleerde beveiligingsinstellingen wilt opgeven of geen draadloze verbinding tot stand kunt brengen via de andere procedures, kunt u alle benodigde gegevens voor de draadloze verbinding ook zelf invoeren. Voorafgaand aan het bevestigen informatie opschrijven over uw SSID, netwerksleutel, beveiligingsnorm of verificatie-/versleutelingsmethode, etc.
1
Druk op

/

(Instellingen/Registratie).
2
Druk op <Voorkeuren>

<Netwerk>

<Draadloos LAN>

<Instellingen draadloos LAN>

<Overige (Handmatig inst.)>.
3
Druk op <Handmatig invoeren>.
4
Druk op <SSID> en voer de SSID in die u hebt gecontroleerd.
5
Geef de beveiligingsinstellingen op bij <Beveiligingsinstellingen>.
WPA3-SAE gebruiken
1 | Druk op <WPA2-PSK/WPA3-SAE> of <WPA3-SAE>. |
2 | Selecteer een encryptiemethode. Om de machine zo in te stellen dat AES-CCMP of TKIP automatisch worden geselecteerd voor instelling van de draadloze router, drukt u op <Auto>. |
3 | Druk op <Encryptiesleutel> en voer de netwerksleutel in die u hebt gecontroleerd. |
4 | Druk op <OK>. |
WPA3-EAP gebruiken
1 | Druk op <WPA/WPA2-EAP>. |
2 | Druk op <OK>. |
6
Druk op <OK>.
Wanneer de draadloze-LAN-router wordt gedetecteerd en de configuratie is voltooid, wordt het scherm <Verbonden.> weergegeven.
(Ver.3.19-)Ondersteuning voor gebruik van het draadloze LAN op de hoofdlijn
U kunt het draadloze LAN nu op de hoofdlijn gebruiken wanneer de machine met twee verschillende netwerken tegelijk is verbonden.
De netwerkverbindingsmethode selecteren

/

(Instellingen/Registratie)

<Voorkeuren>

<Netwerk>

<Selecteer interface>

selecteer de interface

<OK>
|
Als <Hoofdlijn> of <Sublijn> is ingesteld op <Draadloos LAN>Als u de instellingen wijzigt van <Hoofdlijn> in <Sublijn> of van <Sublijn> in <Hoofdlijn>, worden de vorige instellingen voor het draadloze LAN-verbinding gewist, zodat u opnieuw verbinding met het draadloze LAN moet maken. Als <Hoofdlijn> of <Sublijn> is ingesteld op <Bekabeld LAN>Stel <Energieverbruik in Sluimermodus> in op <Hoog>. Als <Hoofdlijn> is ingesteld op <Draadloos LAN> en <Sublijn> is ingesteld op <Bekabeld LAN>Het bekabelde LAN dat op de LAN-poort van de machine is aangesloten, wordt de sublijn. Het bekabelde LAN dat op de machine is aangesloten via een USB-LAN-adapter, kan worden verbonden met behulp van de sublijn. |
|
Wanneer u rechtstreeks verbinding maakt met een mobiel apparaatWanneer de machine niet is aangesloten op een draadloos LAN, kan <Modus toegangspunt> niet worden gebruikt in <Directe-verbindingstype>. Sluit de machine aan op een draadloos LAN of wijzig de configuratie om geen gebruik te maken van <Draadloos LAN> voor <Hoofdlijn> en <Sublijn>. Als <Hoofdlijn> of <Sublijn> is geselecteerd voor <Draadloos LAN> in <Selecteer interface>, kan <Wifi Direct> niet worden gebruikt in <Directe-verbindingstype>. |
Ondersteuning voor het gebruik van MAC-adresfiltering voor communicatie via de sublijn
Als de machine tegelijkertijd op twee verschillende netwerken is aangesloten, kunt u nu een firewall instellen in het MAC-adres voor de sublijn.
De firewall configureren in MAC-adressen van de sublijn
1
Druk op

/

(Instellingen/Registratie).
2
Druk op <Voorkeuren>

<Netwerk>

<Instellingen sublijn>

<Firewall instellingen>

<MAC-adresfilter>.
3
Selecteer <Filter uitgaand> of <Filter inkomend>.
Om beperkingen op te leggen op gegevens die vanaf de machine worden verzonden, selecteert u <Filter uitgaand>.
Om beperkingen op te leggen op gegevens die van een machine worden ontvangen, selecteert u <Filter inkomend>.
4
Stel <Gebruik filter> in op <Aan>, selecteer <Standaard policy> en druk vervolgens op <Registreren>.
Voor <Standaard policy> selecteert u <Weigeren> om alleen communicatie met apparaten met een MAC-adres dat bij de volgende stap bij <Andere adressen> wordt opgegeven, toe te staan, of selecteer <Toestaan> om communicatie daarmee af te wijzen.
Als <Weigeren> is geselecteerd voor <Standaard policy>, gelden de beperkingen niet voor verzending naar multicast- of broadcastadressen.
5
Voer de uitgezonderde adressen in en druk op <OK>.
Geef de MAC-adressen op die u wilt uitzonderen bij de optie <Standaard policy> die bij de vorige stap is geselecteerd.
U kunt 100 uitzonderingsadressen registreren voor <Filter uitgaand> en <Filter inkomend>.
Een uitgezonderd adres bewerken
Selecteer op het scherm dat bij stap 4 wordt weergegeven, het uitgezonderde adres dat u wilt bewerken, en druk op <Bewerken> om het scherm Bewerken weer te geven.
6
Druk op <OK>.
7
Druk op

/

(Instellingen/Registratie)

/

(Instellingen/Registratie)

<Toepassen gew. inst.>

<Ja>.