Status en logboek voor gescande documenten controleren
U kunt de statussen en communicatielogboeken voor verzonden en opgeslagen documenten controleren.
|
Wanneer persoonlijk verificatiebeheer wordt gebruikt, kunt u voorkomen dat gebruikers handelingen uitvoeren op de opdrachten van andere gebruikers op het scherm <Statusmonitor>. <Beperk toegang taken andere gebr.>
|
De statussen controleren van verzonden/opgeslagen documenten controleren
1
Druk op

(Statusmonitor).
2
Druk op <Verzenden>

<Opdrachtstatus>.
3
Controleer de statussen.
Als u een document selecteert en op <Details> drukt, kunt u gedetailleerde informatie, zoals bestemmingen en het aantal pagina's, controleren.
Als u een document selecteert en op <Annuleren> drukt, kunt u het verzenden/opslaan annuleren.
Als u op <Lijst afdrukken> drukt, wordt een statuslijst van verzonden/opgeslagen documenten die op het scherm wordt weergegeven, afgedrukt.
|
Als u op <Details>  <Opnieuw verzenden> drukt, kunt u de documenten die niet konden worden verzonden/opgeslagen, opnieuw verzenden/opslaan. Om een andere bestemming op te geven, drukt u op <Wijzig bestemming>. Bij documenten met meerdere opgegeven bestemmingen met dezelfde verzend-/opslagmethode, drukt u op <Groepsverzendlijst>, selecteert u een bestemming en drukt u vervolgens op <Opnieuw verzenden> of <Wijzig bestemming>.
U kunt de bestemmingen wijzigen van documenten die op een opgegeven tijd moeten worden verzonden/opgeslagen, evenals documenten die niet konden worden verzonden/opgeslagen. Merk op dat u de bestemmingen van documenten met meerdere opgegeven bestemmingen die worden verzonden/opgeslagen, of bij beperkingen voor het invoeren van een nieuwe bestemming ( Nieuwe bestemmingen beperken), niet kunt wijzigen.
|
Controleren of documenten met succes zijn verzonden of opgeslagen
1
Druk op

(Statusmonitor).
2
Druk op <Verzenden>

<Opdrachtlog>.
3
Controleer of documenten met succes zijn verzonden of opgeslagen.
<OK> wordt weergegeven in de kolom <Resultaat> wanneer een document met succes is verzonden of opgeslagen. Als <NG> wordt weergegeven, geeft dat aan dat een document niet is verzonden of opgeslagen, omdat het werd geannuleerd of omdat er een fout was opgetreden.
U kunt de foutcode controleren door een document te selecteren en op <Details> te drukken. U kunt de foutcode gebruiken om de oorzaken van de fouten en hun oplossingen te controleren.
Maatregelen voor elke foutcode
Door op <Communic.- beheerrapp.> te drukken kan het weergegeven logboek voor verzenden/opslaan worden afgedrukt als een lijst.
TIPS
|
Het opgegeven/registreren van bestemming vanuit de verzendgeschiedenis
U kunt bestemmingen opgeven en bestemmingen voor het adresboek registreren vanuit de verzendgeschiedenis op het scherm <Statusmonitor>. Dit bespaart u de moeite om het adres direct in te voeren en u vermijdt het verzenden naar een onjuiste bestemming doordat u het verkeerde adres hebt ingevoerd.
Bij het opgeven van een bestemming: <Statusmonitor>  <Verzenden>  <Opdrachtlog>  selecteer de verzendbestemming  <Opgeven als Verzendbestem.>  <OK>
U registreert als volgt een bestemming: <Statusmonitor>  <Verzenden>  <Opdrachtlog>  selecteer de te registreren bestemming  <Bestemming opslaan>  registreer de bestemming uit het registratiescherm voor elk type bestemming
|
KOPPELINGEN