Enveloppen plaatsen

Plaats enveloppen in de papierlade. Voorkom bij het afdrukken van enveloppen papierstoringen en kreukels door eventuele krullen glad te strijken voor het plaatsen. Let ook op de invoerrichting van de enveloppen en welke kant naar boven wijst.
Plaats nooit de volgende typen enveloppen in de enveloppencassette. U voorkomt hiermee de kans op papierstoringen, verontreinigde afdrukken en verontreiniging van de binnenzijde van de machine.
Gekrulde, gekreukelde of gevouwen enveloppen
Erg dikke of dunne enveloppen
Vochtige of natte enveloppen
Gescheurde enveloppen
Enveloppen met een afwijkend formaat
Enveloppen met sluitklemmen of vensters
Enveloppen die al zijn dichtgeplakt
Enveloppen met gaten of perforaties
Enveloppen met speciaal gecoate oppervlakken
Enveloppen met een oppervlak van behandeld gekleurd papier
Enveloppen die zelfklevend zijn en inkt, lijm of andere stoffen gebruiken die kunnen smelten, verbranden, verdampen of die geuren laten vrijkomen bij de temperatuur van een fixeereenheid (ca. 200℃) Afhankelijk van de materialen die worden gebruikt voor de sluitstrip, kan de lijm smelten en de envelop dichtplakken.
Als u afdrukt op enveloppen, maak het opvangblad dan leeg zodra zich op het blad 10 enveloppen bevinden.
Enveloppen dienen te worden bewaard op een plaats uit de buurt van hoge temperaturen en hoge luchtvochtigheid.
Als er een temperatuurverschil is tussen de ruimte waar de enveloppen werden opgeslagen en de plaats waar de enveloppen worden bedrukt, laat de enveloppen dan wennen aan de temperatuur van de ruimte waar ze worden bedrukt voordat u ze gaat gebruiken.

Voordat u enveloppen plaatst

Volg de onderstaande procedure om de enveloppen voor te bereiden voor afdrukken.
Gebruik geen enveloppen met lijm op de sluitkleppen. De lijm kan smelten als gevolg van de warmte en de druk van de fixeereenheid.
Enveloppen kunnen tijdens het afdrukken kreukelen afhankelijk van het type enveloppen of de omstandigheden waarin deze worden bewaard, zoals omgevingen met een hoge luchtvochtigheid.
Er kunnen strepen verschijnen wanneer enveloppen overlappen.
Gebruik van gekrulde, gekreukelde of gevouwen enveloppen kan resulteren in papierstoringen. Plaats enveloppen nadat de onderstaande procedure is gevolgd.
Zorg ervoor dat de krullen worden gladgestreken in de richting waarin de enveloppen worden ingevoerd.
Druk nooit af op de achterzijde van de enveloppen (die zijde met de sluitklep).
Als er lucht in de enveloppen zit, strijk ze dan met uw hand glad voordat u ze in de 'Envelope Feeder Attachment-F' plaatst.
1
Strijk eventuele krullen glad.
Pak ongeveer vijf enveloppen op. Waaier de enveloppen goed uit, strijk eventuele krullen glad en maak de stijve gedeelten, zoals de vier hoeken, vier zijden en gelijmde gedeelten, losser.
Herhaal deze stap vijf keer voor elke set van vijf enveloppen.
2
Strijk de enveloppen plat en verwijder eventuele lucht.
Plaats de enveloppen op een schone en vlakke ondergrond en beweeg uw handen in de richting van de pijlen om de lucht in de enveloppen te verwijderen.
Herhaal deze stap vijf keer voor elke set van vijf enveloppen.
Het is raadzaam om iets hards als een liniaal of pen te gebruiken om krullen glad te strijken.
3
Druk op de vier zijden.
Druk de vier zijden stevig omlaag. Druk vooral de zijde omlaag aan de kant waar de enveloppen worden aangevoerd. Druk stevig omlaag, zodat de flap plat blijft.
Als u de flap niet stevig omlaag drukt, kan dit tot een papierstoring leiden. Als dit gebeurt, druk dan alle vier de zijden van elke envelop afzonderlijk goed omlaag.
4
Lijn de enveloppen uit op een vlak oppervlak.
Controleer of er geen enveloppen onder de flap van de envelop ervoor of erna zijn geschoven.

Enveloppen in de papierlade plaatsen (Envelope Feeder Attachment-F)

Wanneer u de enveloppenaanvoer F op de papierlade aansluit, dient u de voorste geleider van de papierlade nooit met kracht in de verkeerde richting te bewegen. U voorkomt hiermee dat de enveloppenaanvoer F wellicht los komt van de papierlade.
Druk nooit af op beide zijden van een envelop. U voorkomt hiermee de kans op papierstoringen, verontreinigde afdrukken en verontreiniging van de binnenzijde van de machine.
Voor informatie over enveloppen die in de papierlade op de 'Envelope Feeder Attachment-F' kunnen worden geplaatst, raadpleegt u Beschikbaar papier.
U kunt Kakugata 2- en ISO-5-enveloppen in de papierlade plaatsen zonder de 'Envelope Feeder Attachment-F' te gebruiken. Voor informatie over het plaatsen van Kakugata 2- en ISO-5-enveloppen raadpleegt u Basisprocedure voor het plaatsen van papier en Het papierformaat en -type voor de papierlade opgeven.
1
Bevestig de "Envelope Feeder Attachment-F" aan de papierlade.
Zet de 'Envelope Feeder Attachment-F' klaar.
Verwijder de 'Envelope Feeder Attachment-F' die in de papierlade is opgeborgen.
Bevestig de 'Envelope Feeder Attachment-F' door de uitstekende delen van de 'Envelope Feeder Attachment-F' uit te lijnen met de gaatjes op de papierontvanger onder op de papierlade.
Wanneer u de 'Envelope Feeder Attachment-F' niet gebruikt, kunt u deze opbergen in het opslaggedeelte van de papierlade.
2
Pas de positie van de papiergeleiders aan.
3
Plaats de enveloppen.
Plaats de enveloppen zoals hieronder aangegeven, met de voorkant van de enveloppen (de kant zonder gelijmde delen) omlaag. Plaats 50 enveloppen tegelijk.
Nr. 10(COM10), ISO-C5, DL, Monarch, Yougatanaga 3, Yougata 6, Yougata 4, Yougata 2
Sluit de flappen en plaats de enveloppen zodanig dat de flappen zich aan de buitenkant bevinden.
*1 Invoerrichting
*2 Afdrukzijde omlaag
Nagagata 3, Kakugata 2, Nagagata 13, Nagagata 1, Kakugata 8, Kakugata 6, Kakugata 5, Kakugata 3, Kakugata 20, Kakugata 0
Plaats de enveloppen zodanig dat de flappen zich aan de linkerkant bevinden.
*1 Invoerrichting
*2 Afdrukzijde omlaag
Als u de oriëntatie van de enveloppen wilt wijzigen, sluit u de flappen en plaatst u de enveloppen zodanig dat de flappen zich aan de rechterkant bevinden.
*1 Invoerrichting
*2 Afdrukzijde omlaag
Enveloppen worden mogelijk niet correct ingevoerd als ze schuin worden geplaatst.
Druk nooit af op de achterzijde van de enveloppen (de zijde met de sluitklep).
Voor de Yougatanaga 3 die door sommige envelopfabrikanten wordt gemaakt, gebruikt u "Envelope Feeder Attachment-F" niet en stelt u het als volgt in.
*1 Invoerrichting
*2 Afdrukzijde omlaag
Als de enveloppen niet normaal kunnen worden ingevoerd, als er een papierstoring optreedt of als de enveloppen kreuken, vouw dan de flappen in de enveloppen of draai de enveloppen en laad ze.
Rotatie van 180 graden
 
 
Nagagata 3, Kakugata 2, Nagagata 13, Nagagata 1, Kakugata 8, Kakugata 6, Kakugata 5, Kakugata 3, Kakugata 20, Kakugata 0
 
Nr. 10(COM10), ISO-C5, DL, Monarch, Yougatanaga 3, Yougata 6, Yougata 4, Yougata 2
 
 
 
Rotatie van 90 graden
 
 
Als de flap wordt gevouwen of als er een papierstoring optreedt met het aangepaste formaat van 98 x 148 mm tot 330,2 x 487,7 mm
 
 
*1 Invoerrichting
*2 Afdrukzijde omlaag
Controleer tijdens het afdrukken of de richting van het geladen papier overeenkomt met de richting die wordt weergegeven op het scherm met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma. Zie voor meer informatie de online help.
Als u kopieert op de enveloppen, draai het origineel dan voordat u het plaatst.
Als u ISO-C5 90 graden draait, stelt u 229 x 162 mm in op aangepast formaat voordat u een uitvoer maakt.
4
Pas de positie van de papiergeleiders aan.
Knijp de voorste geleider in en verschuif de geleider naar het formaat van een geladen envelop.
Knijp de linker geleider in en verschuif de geleider naar het formaat van een geladen envelop.
Enveloppen die zijn opgerold of omgekruld, dienen te worden gladgestreken voordat ze worden gebruikt.
Zorg ervoor dat de stapel enveloppen niet hoger is dan de vullimiet ()
De maximale hoogte (aantal) aan enveloppen die in de cassette kan worden geplaatst, bedraagt circa 33,5 mm.
De maximale hoogte (aantal) van de stapel enveloppen is afhankelijk van het type envelop en de werkomgeving, maar gemiddeld zal 33,5 mm overeenkomen met circa 50 enveloppen.
Controleer het vlakke oppervlak van de enveloppen wanneer u ze in de papierlade plaatst. Als het niveau van de voorkant van de enveloppen hoger is dan die van de achterkant laadt u de enveloppen opnieuw zodat de voorkant van de enveloppen gelijk is aan of lager is dan die van de achterkant, zoals weergegeven in de onderstaande afbeelding.
*1 Voorzijde van de papierlade
*2 Achterzijde van de papierlade
5
Schuif de papierlade krachtig in de machine.
Enveloppen die gekruld zijn, moeten worden gladgestreken voordat ze in de papierlade worden geplaatst.
U kunt geen kopieën of afdrukken maken indien u zoveel enveloppen plaatst dat de vullimiet () wordt overschreden of wanneer de papierlade niet helemaal in de machine is geschoven.
Zorg ervoor dat de stapel enveloppen niet hoger is dan de vullimiet ().
Controleer altijd of de papierladen goed zijn geplaatst.
Plaats nooit papier of andere voorwerpen in het lege gedeelte van de papierlade. U voorkomt hiermee de kans op een papierstoring.
Wanneer u geen enveloppen plaatst, schuif de 'Envelope Feeder Attachment-F' dan terug naar de originele positie. Als u de 'Envelope Feeder Attachment-F' voor het laden van ander papier dan enveloppen gebruikt, kan het papier vastlopen.
6
Registreer het type envelop.
7
Wijzig zo nodig het etiket met het papierformaat van de papierlade.
AK8H-00S