In de volgende gevallen kan synchronisatie worden ingesteld zonder stap 5 uit te voeren. Wanneer de te synchroniseren machines zich binnen dezelfde router bevinden. Als <Gebruik gebruikersveri.> is ingesteld op <Aan> op de servermachine (zie <Gebruik gebruikersveri.>) en gebruikersverificatie is ingesteld als aanmeldingsservice (zie Aanmeldingsservices wijzigen) Als er niets is ingevoerd bij [User Account ID for Authentication:] op de clientmachines (de optie is nul) Als de service voor synchronisatie van aangepaste instellingen wordt gestart op de servermachine (als de machine een server/clientmachine is, kan de instelling worden gewijzigd door de serverservice en de clientservice tegelijk te starten) Als er maar één servermachine is voor het synchroniseren van aangepaste instellingen in hetzelfde netwerk De clientmachine kan geen verbinding maken via zoeken in de volgende gevallen. Geef het IPv4-adres op als bestemmingsserveradres. Als de netwerkinstellingen van de servermachine zowel IPv4 als IPv6 omvatten, wordt IPv6 geprioriteerd en wordt IPv6 uitgeschakeld op de clientmachine. |
Het communicatielogboek voor synchronisatie controlerenU kunt het communicatielogboek op het scherm controleren voor het synchroniseren van aangepaste instellingen. Het logboek kan ook worden gedownload als bestand. Er wordt een "waarschuwing" vastgelegd als het niveau waarop de servermachine tijdelijk niet kan communiceren. Er wordt een "fout" vastgelegd als het niveau waarop het maximum aantal gegevens kan worden geregistreerd, is overschreden of als de verificatie bij de servermachine mislukt. Eenvoudige synchronisatie-instellingenDe synchronisatie van aangepaste instellingen kan worden gestart vanuit het bedieningspaneel voor multifunctionele Canon-printers binnen dezelfde router. Voor de servermachine: druk op (Instellingen/Registratie) <Beheerinstellingen> <Apparaatbeheer> stel <Aangepaste instellingen synchroniseren (server)> in op <Inschakelen>. Voor een clientmachine: druk op (Instellingen/Registratie) <Beheerinstellingen> <Apparaatbeheer> stel <Aangepaste instellingen synchroniseren (client)> in op <Inschakelen>. Als de machine wordt gebruikt als server/clientmachine, stelt u eveneens <Aangepaste instellingen synchroniseren (client)> in op <Inschakelen>. Gebruikersverificatie moet zijn ingeschakeld als verificatiemethode. Opmerking bij het annuleren van synchronisatieAls een clientmachine de synchronisatie van aangepaste instellingen annuleert, kan de clientmachine niet meer de instellingen ophalen voor elke gebruiker die op de servermachine is geregistreerd. Houd er dus rekening mee dat de gepersonaliseerde gegevens van een machine die een clientmachine was, misschien niet de nieuwste gegevens bevat nadat de synchronisatie van aangepaste instellingen is geannuleerd. |