In de volgende gevallen is het mogelijk dat u het beeld niet nauwkeurig genoeg kunt aanpassen met de automatische aanpassingsfunctie. Als u vellen papier gebruikt die niet goed zijn afgesneden Als u papier invoert of schakelt tussen papierladen tijdens het afdrukproces De Sensoreenheid kan mogelijk geen markeringen detecteren op gekleurd papier, doorschijnende film, etiketpapier, voorgeperforeerd papier, papier waarop al logo's of patronen zijn afgedrukt (voorbedrukt papier) of lange vellen. De vellen papier in het papiermagazijn kunnen krimpen of uitrekken als gevolg van veranderingen in temperatuur en vochtigheid. Als u een taak moet afdrukken met automatische aanpassing van de beeldpositie, raden we u aan dit zo snel mogelijk te doen voordat de voorwaarden voor de eerste aanpassing veranderen. Wanneer u automatische aanpassing uitvoert door markeringen in het margegebied af te drukken, worden de markeringen mogelijk niet gedetecteerd als de afbeeldingen te dichtbij zijn. Zorg ervoor dat er een tussenruimte van ongeveer 1 mm breed is. Gebruik deze functie niet met papier waarop al logo's of patronen zijn afgedrukt (voorbedrukt papier) of als het papier vuil is. |
We raden aan om één papiermagazijn te gebruiken voor opdrachten met automatische aanpassing. Als u de procedure voor automatische aanpassing van de afbeeldingspositie uitvoert met het aangepaste papiertype, worden de aanpassingsinstellingen opgeslagen nadat de opdracht is afgedrukt. |