De ongelijkmatige dichtheid corrigeren (alleen de 4900-serie)
|
Aanpassingen worden mogelijk niet goed uitgevoerd als er onvoldoende toner is.
|
Correctie met een densitometer
Meet een proefpagina die u hebt uitgevoerd met een commerciële densitometer en geef de gemeten densiteitswaarden op om de densiteit van halftoongebieden te corrigeren.
1
Druk op
(Instellingen/Registratie)
<Aanpassen/Onderhoud>
<Aanpassen beeldkwaliteit>
<Corrigeer rastering>
<Densitometer correctie>.
2
Druk op <Start afdrukken>.
Een proefpagina wordt afgedrukt.
3
Meet de proefpagina met een densitometer.
Meet de markeringen 1 tot 7 die op de proefpagina zijn afgedrukt, en maak een notitie van de densiteitswaarden die zijn gedetecteerd.
4
Druk op <Fijnaanp.> en geef de densiteitswaarden op.
Geef de densiteitswaarden op die u hebt gemeten en genoteerd in stap 3 in 1 tot 7.
5
Druk op <OK>.
6
Druk op <Afdrukken van proefpagina>
<Start afdrukken>.
Na correctie wordt een proefpagina uitgevoerd.
7
Als er geen probleem is met de proefpagina, drukt u op <Opsl. en afwerken>.
Als de densiteit van de proefpagina na correctie ongelijkmatig is, voert u de procedure uit die wordt aangegeven in
Visuele correctie.
Visuele correctie
Meet een proefpagina die uit hebt uitgevoerd, visueel om een correctie uit te voeren met de densiteitsaanpassingswaarden die u vaststelt. Gebruik deze procedure als u geen densitometer hebt, of wanneer de correctie niet effectief is.
1
Druk op
(Instellingen/Registratie)
<Aanpassen/Onderhoud>
<Aanpassen beeldkwaliteit>
<Corrigeer rastering>
<Visuele correctie>.
2
Druk op <Afdrukken van proefpagina>
<Start afdrukken>.
Een proefpagina wordt afgedrukt.
3
Controleer de proefpagina visueel om de densiteitsaanpassingswaarden vast te stellen.
Het bereik van afgedrukte markeringen kan -6 tot +6 of -5 tot +5 zijn, afhankelijk van het gebruikte papierformaat voor de proefpagina.
4
Druk op <Fijnaanp.> en geef de densiteitswaarden op.
Geef de densiteitswaarden op volgens de resultaten die u visueel hebt gecontroleerd in stap 3 van -6 tot +6 (of -5 tot +5).
Geef een positieve waarde op om de densiteit te vergroten, of een negatieve waarde om de densiteit te verkleinen.
5
Druk op <OK>.
6
Druk op <Afdrukken van proefpagina>
<Start afdrukken>.
Na correctie wordt een proefpagina uitgevoerd.
7
Als er geen probleem is met de proefpagina, drukt u op <Opsl. en afwerken>.
Scannercorrectie
U kunt densiteitcorrectie uitvoeren door een proefpagina die u hebt uitgevoerd, te scannen. De machine bepaalt automatisch de densiteitcorrectiewaarden en corrigeert onregelmatigheden.
1
Druk op
(Instellingen/Registratie)
<Aanpassen/Onderhoud>
<Aanpassen beeldkwaliteit>
<Corrigeer rastering>
<Scannercorrectie>.
2
Selecteer het papier dat u wilt gebruiken en druk op <OK>.
3
Druk op <Start afdrukken>.
Een proefpagina wordt afgedrukt.
4
Plaats de proefpagina op de glasplaat.
Plaats de testpagina zoals aangegeven door de instructies op het scherm.
5
Sluit de invoerlade en druk op <Start scannen>.
De proefpagina wordt gescand.
6
Open de aanvoer en verwijder de proefpagina.