Bestanden op andere apparaten afdrukken

U kunt de machine gebruiken om bestanden die zijn opgeslagen in de Geavanceerde ruimte van een andere multifunctionele Canon-printer of op een Windows-server, rechtstreeks af te drukken.
1
Druk op <Toegang opgeslagen bestanden>. Het scherm <Home>
2
Druk op <Netwerk>.
3
Selecteer het apparaat dat u wilt bewerken.
Voor informatie over de items op het scherm en instructies voor hoe ze gebruikt moeten worden, raadpleegt u Werken met bestanden en mappen op andere apparaten.
4
Selecteer een bestand en druk op <Afdrukken>.
Als u PDF- of XPS-bestanden selecteert, gaat u verder met stap 6.
U kunt maximaal 6 bestanden in dezelfde map tegelijk selecteren en laten afdrukken.
5
Selecteer de papierbron en druk op <OK>.
6
Voer met de numerieke toetsen het aantal afdrukken in.
Als bij stap 4 meerdere bestanden selecteert, drukt u op <Wijzig aantal kop.> en voert u het aantal afdrukken in.
7
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
Voor informatie over afdrukinstellingen raadpleegt u Instellingenscherm en bewerkingen voor afdrukken van opgeslagen bestanden.
Om een PDF-bestand met een wachtwoord af te drukken, drukt u op <Opties>  <Wachtwoord om doc. te openen>  <Encryptiewachtwoord> of <Police wachtwoord>, voert u het wachtwoord in en drukt u op <OK>. Om PDF-bestanden af te drukken die niet mogen worden afgedrukt, of PDF-bestanden met een hoge resolutie die alleen met een lage resolutie kunnen worden afgedrukt, voert u het opgegeven wachtwoord in.
8
Druk op <Start afdrukken>.
Het afdrukken wordt gestart.
Om het afdrukken te annuleren, drukt u op <Annuleren>  <Ja>.
AKAS-0A9