De DNS-serveradresinstellingen en proxy-instellingen voor de sublijn kunnen alleen worden gebruikt voor specifieke systeemdatacommunicatie, zoals het gebruik van de sublijn voor toegang tot een firmwaredistributieserver. Ze kunnen niet worden gebruikt voor een normale internetverbinding. Als een DNS-server of proxyserver wordt gebruikt voor de sublijn voor andere toepassingen dan systeemdatacommunicatie, registreert u de adressen en poortnummers die met de sublijn moeten worden gebruikt, in de instellingen van de hoofdlijn. U kunt ook bepaalde typen systeemgegevenscommunicatie met de hoofdlijn uitvoeren. |
1 | Voer het IP-adres van de DNS-server in [IPv4 DNS-instellingen] in, overeenkomstig uw omgeving. |
1 | Selecteer [Gebruik Proxy]. |
2 | Voer het adres en poortnummer van de proxyserver in, afhankelijk van uw omgeving. |
3 | Om proxyauthenticatie te gebruiken, selecteert u [Gebruik proxyverificatie] en voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord in. |
1 | Selecteer [Hoofdlijn] of [Sublijn] voor [Selecteer lijn om te gebruiken]. |