1
Druk op [Vouw] of [Rugvouw].
Het scherm [Vouw] of [Rugvouw] wordt weergegeven.
2
Selecteer het type vouw.
Als u in Stap 1 [Rugvouw] hebt geselecteerd, kunt u deze stap overslaan. Ga verder naar stap 4.
U kunt op [Aanpassen vouwpositie] drukken om de vouwpositie voor elk papierformaat aan te passen.
3
Druk op [Volgende].
Als u in Stap 2 [Z-vouw] hebt geselecteerd, kunt u deze stap overslaan. Ga verder naar stap 5.
4
Configureer de instellingen van de vouwfunctie.
Als u in Stap 1 op [Rugvouw] drukt, kunt u op [Aanpassen vouwpositie] drukken om de vouwpositie voor elk papierformaat aan te passen.
[Aantal te vouwen vellen]
Als u meerdere bladen samen wilt vouwen, geef dan het aantal bladen op.
[Vouwmethode] (voor zadelvouwen)
Selecteer of u wilt beginnen met kopiëren aan de binnen- of buitenkant van het gevouwen papier.
[Vouwmethode] (voor C-rugvouw)
Selecteer het afwerkingspatroon. Raadpleeg voor meer informatie het helpscherm dat wordt weergegeven wanneer u op [

] rechtsboven in het scherm drukt.
[Vouwbreedte] (voor C-rugvouw)
Stel de vouwbreedte automatisch of handmatig in. U kunt de onderstaande procedure volgen om de vouwbreedte handmatig in te stellen.
Druk op [Gebr.]  [Volgende]  voer vouwbreedte (a) in  druk op [Volgende]  controleer elke vouwbreedte  druk op [OK]
|
5
Druk op [OK].
Het scherm [Afwerken] wordt opnieuw weergegeven.
Als u [Vouwbreedte] handmatig instelt in Stap 4, is deze stap niet nodig. Ga naar stap
3.