Authenticatieserverinformatie registreren

Wanneer u een Active Directory, LDAP-server of Microsoft Entra ID als externe authenticatieserver gebruikt, registreert u de informatie van de te gebruiken server.
Registreer de serverinformatie met Remote UI (UI op afstand) vanaf een computer. U kunt het bedieningspaneel niet gebruiken om de informatie te registreren.
Beheerdersrechten zijn vereist. De machine moet opnieuw worden opgestart om de geregistreerde informatie toe te passen.
Vereiste voorbereidingen
U moet de instellingen configureren die vereist zijn om een Active Directory, LDAP-server of Microsoft Entra ID te gebruiken, zoals de DNS-instellingen en de datum- en tijdinstellingen.
Bereid de referenties voor om toegang te krijgen tot de Active Directory, LDAP-server of Microsoft Entra ID die u wilt gebruiken.
1
Meld u aan Remote UI (UI op afstand) als beheerder. De Remote UI (UI op afstand) starten
2
Klik op de Portal-pagina van Remote UI (UI op afstand) op [Settings/Registration]. Remote UI (UI op afstand)-portaalpagina
3
Klik op [User Management] [Authentication Management] [Server Settings] [Edit].
Het scherm [Edit Server Settings] wordt weergegeven.
4
Configureer de Active Directory-, LDAP-server- of Microsoft Entra ID-informatie in [Authentication Server].
Wanneer de Active Directory-informatie automatisch wordt verkregen
De Active Directory-informatie handmatig opgeven
De LDAP-servergegevens opgeven
De Microsoft Entra ID-informatie opgeven
5
Voer de tijd in vanaf het begin van de authenticatie tot de time-out in [Authentication Timeout].
6
Geef het prioriteitsdomein op waarmee verbinding moet worden gemaakt in [Default Domain].
7
Geef aan of de authenticatiegegevens van gebruikers moeten worden bewaard in [Cache for User Information].
Schakel het selectievakje [Save authentication information for login users] in om de authenticatiegegevens op te slaan van gebruikers die zich hebben aangemeld via het bedieningspaneel. Als de machine geen verbinding kan maken met de authenticatieserver binnen de tijd die is ingesteld in stap 5, kunt u inloggen met behulp van de authenticatiegegevens in de cache.
Schakel ook het selectievakje [Save user information when using keyboard authentication] in om de verificatiegegevens op te slaan van gebruikers die zich hebben aangemeld met toetsenbordverificatie.
Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, kunt u zich aanmelden met de opgeslagen authenticatiegegevens, zelfs als de machine geen verbinding kan maken met de server.
8
Geef de gebruikersinformatie en rechten op in [Role Association].
[User Attribute to Browse]
Voer het kenmerk op de server waarnaar wordt verwezen in dat wordt gebruikt om gebruikersrechten (rollen) te bepalen. Normaal gesproken kunt u de vooraf ingestelde waarde van "lid van" gebruiken, die de groep aangeeft waartoe de gebruiker behoort.
[Retrieve role name to apply from [User Attribute to Browse]]
Schakel dit selectievakje in om de tekenreeks die is geregistreerd bij het kenmerk opgegeven in [User Attribute to Browse] te gebruiken voor de rolnaam. Voordat u het selectievakje inschakelt, controleert u de rolnamen die op de computer kunnen worden geselecteerd en registreert u deze op de server.
[Conditions]
U kunt de voorwaarden instellen om de gebruikersrechten te bepalen. De voorwaarden worden toegepast in de volgorde waarin ze worden vermeld.
Selecteer in [Search Criteria] de zoekcriteria voor [Character String].
Voer in [Character String] de tekenreeks in die geregistreerd is bij het kenmerk opgegeven in [User Attribute to Browse]. Om de rechten te specificeren op basis van de groep waartoe de gebruiker behoort, voert u de groepsnaam in.
Selecteer in [Role] de rechten die gelden voor gebruikers die aan de criteria voldoen.
*Bij gebruik van een Active Directory-server worden gebruikers die behoren tot de groep "Canon-randapparatuurbeheerders" vooraf ingesteld op [Administrator].
9
Klik op [Update].
10
Herstart de machine. Herstarten van de machine
De informatie wordt geregistreerd.
N.B.
Cache-opslag van authenticatie-informatie verbieden
U kunt de cacheopslag verbieden van wachtwoorden die gebruikers invoeren bij het aanmelden op de externe authenticatieserver. [Verificatiewachtwoord in cache verbieden]
Wanneer cacheopslag verboden is, wordt de instelling [Save authentication information for login users] in Stap 7 automatisch uitgeschakeld. Om de instelling in Stap 7 in te schakelen, schakelt u het selectievakje [Save authentication information for login users] in en werkt u de authenticatieserverinformatie bij.
Als het poortnummer voor Kerberos op Active Directory wordt gewijzigd
Registreer de volgende informatie bij de DNS-server als een SRV-record:
Service: "_kerberos"
Protocol: "_udp"
Poortnummer: Poortnummer dat daadwerkelijk wordt gebruikt door de Kerberos-service van het Active Directory-domein (zone)
Host die deze service aanbiedt: Hostnaam van de domeincontroller die doorgaans de Kerberos-service van het Active Directory-domein (zone) biedt

Een toepassing registreren in Microsoft Entra ID

Gebruik de volgende procedure om een toepassing in Microsoft Entra ID te registreren.
Het registratieproces kan bij service-updates veranderen. Raadpleeg de website van Microsoft voor meer informatie.
1
Aanmelden bij Microsoft Entra ID.
2
Klik in het navigatiemenu op [Microsoft Entra ID].
3
Registreer de toepassing.
1
Klik in het navigatiemenu op [App-registraties] [Nieuwe registratie].
2
Voer de naam van de toepassing in.
U kunt een willekeurige naam invoeren.
Invoervoorbeeld:
Canon <printernaam> Inloggen
3
Selecteer het type account en klik op [Registreren].
De ID van de toepassing (client) wordt gegenereerd.
Maak een notitie van de gegenereerde ID.
4
Maak een geheim of registreer een certificaat.
Bij het maken van een geheim
Bij het registreren van een certificaat
Het certificaat van de machine moet vooraf worden geëxporteerd. U kunt het certificaat exporteren wanneer u de Microsoft Entra ID-informatie configureert. Authenticatieserverinformatie registreren
5
Klik in het navigatiemenu op [API-machtigingen].
6
Klik op [Een machtiging toevoegen].
7
Selecteer onder [API-machtigingen aanvragen], [Microsoft Graph].
8
Selecteer [Gedelegeerde machtigingen] onder het type machtigingen en verleen machtigingen.
Verleen de volgende machtigingen:
User.Read.All
Group.Read.All
GroupMember.Read.All
9
Selecteer [Toepassingsmachtigingen] onder het type machtigingen en verleen machtigingen.
Verleen de volgende machtigingen:
User.Read.All
Group.Read.All
GroupMember.Read.All
*Gebruik machtigingen als u niet bij de machine kunt aanmelden vanwege een multifactorauthenticatiefout. Dit is niet vereist, afhankelijk van de gebruikte functie en omgeving.
10
Klik op [Bevestiging van toestemming van de beheerder] en klik op [Ja].
Er wordt beheerderstoestemming verleend voor de geselecteerde machtigingen.
C44S-0FL