Dezelfde instellingen gebruiken voor meerdere Canon multifunctionele machines (distributie van apparaatinformatie)

U kunt de apparaatinformatie (zoals verschillende instellingswaarden en adresboekinformatie) die is ingesteld op de multifunctionele Canon-machine die als hostmachine wordt gebruikt, distribueren naar andere multifunctionele Canon-machines die als clientmachines in het netwerk worden gebruikt en deze informatie automatisch op de clientmachines instellen. Dit bespaart u de tijd en moeite om de apparaatinformatie op elke machine in te stellen wanneer er nieuwe multifunctionele machines in het netwerk worden geïnstalleerd en stelt u in staat om de meerdere multifunctionele machines met dezelfde configuratie te beheren en te bedienen.
* De apparaatinformatie wordt verspreid nadat deze met TLS gecodeerd is.

Overzicht en aandachtspunten bij de distributie van apparaatinformatie

Modellen die distributie van apparaatinformatie ondersteunen
U kunt de apparaatinformatie distribueren wanneer zowel de host- als clientmachine modellen uit de imageFORCE- of imageRUNNER ADVANCE-serie zijn.
Afhankelijk van de instellingen van de clientmachine, kan deze de apparaatinformatie ontvangen van een multifunctioneel Canon-machine van een ander model.
Te verspreiden apparaatinformatie
Stel de apparaatinformatie in die op de hostmachine moet worden gedistribueerd. Stel in of deze informatie wel of niet op elke clientmachine moet worden ontvangen.
Of de menu-items [Instellingen/Registratie] worden opgenomen in de te verspreiden apparaatinformatie hangt af van de instellingsitems. Voor meer informatie over of elk item is opgenomen in de distributie van apparaatinformatie. Zie de volgende lijsten: Instellingen die kunnen worden gedistribueerd, geïmporteerd en geëxporteerd
Afhankelijk van de installatiestatus van optionele apparatuur, is het mogelijk dat bepaalde apparaatinformatie niet correct wordt gedistribueerd.
Aandachtspunten voor de distributie van apparaatinformatie
Schakel de multifunctionele machine niet uit voordat de distributievoorbereiding op de hostmachine of de update van de ontvangen gegevens op de clientmachine is voltooid. Anders kan de multifunctionele terminal defect raken.
* Het kan enkele minuten duren voordat de distributievoorbereiding of de update na ontvangst van de informatie voltooid is.
Het wordt aanbevolen om de apparaatinformatie te verspreiden wanneer er geen gebruikers zijn die de machines gebruiken.
Het scherm voor het bijwerken van de instellingen wordt weergegeven op de clientmachine die de apparaatinformatie heeft ontvangen en u kunt geen bewerkingen uitvoeren op de machine totdat de update is voltooid.
De apparaatgegevens kunnen mogelijk niet worden verspreid of bijgewerkt wanneer de clientmachine andere gegevens verwerkt.
De distributie annuleren
U kunt de hieronder beschreven bewerkingen uitvoeren op de clientmachine om de apparaatinformatie te herstellen die van toepassing was voordat de update werd uitgevoerd.
Beheerdersrechten zijn vereist. De machine moet opnieuw worden opgestart om de annulering toe te passen.
Inloggen op de machine als beheerder [ Instellingen/Registratie] [Beheerinstellingen] [Apparaatbeheer] [Verdeelinstellingen Apparaatinformatie] [Herstel gegevens] selecteer de gegevens die moeten worden hersteld [Start] [Ja]
* U kunt alleen de laatste update ongedaan maken.
* Wanneer u een vertrouwelijke faxinbox gebruikt, kan de [Instel. URL TX]-configuratie van de vertrouwelijke faxinbox worden verwijderd tenzij u tegelijkertijd zowel de [Waarde Inst./Registratie]- als de [Adresboek]-gegevens herstelt.

Distributiestroom van apparaatinformatie

Hieronder volgt de stroom van de distributie van apparaatinformatie.
Stap 1
Controleer of de hostmachine en clientmachines goed zijn verbonden.
Stel de sleutel en het certificaat in die moeten worden gebruikt voor TLS-gecodeerde communicatie op elke clientmachine.
Stap 2
Stel de apparaatinformatie in die op elke clientmachine moet worden ontvangen.
Stap 3
Registreer de clientmachines als distributiebestemmingen op de hostmachine.
Stap 4
Als u wilt dat de gebruikersauthenticatie wordt uitgevoerd bij het ontvangen van de apparaatinformatie, configureert u de instellingen voor gebruikersauthenticatie op de hostmachine en clientmachines.
* Als u niet wilt dat gebruikersauthenticatie wordt uitgevoerd wanneer de apparaatinformatie wordt ontvangen, moeten de systeembeheer-ID en pincode van de hostmachine en de clientmachine overeenstemmen. Afdelings-ID en pincode voor de beheerder instellen wijzigen
Stap 5
Deel de apparaatgegevens.
Stap 6
Controleer de logboeken voor de distributie en ontvangst op de hostmachine en clientmachines.
C49U-0L8