[UFR II]
Stel in hoe de machine de afdrukgegevens verwerkt wanneer het UFR II-printerstuurprogramma wordt gebruikt.
* Waarden in rode tekst geven de standaardinstellingen voor elk item aan.
[

Instellingen/Registratie]

[Functie-instellingen]

[Printer]

[Printerinstellingen]

[Aangepaste instellingen]

[UFR II]
Stel de afdrukmethode in die wordt gebruikt om halftonen te reproduceren (het middengebied tussen de lichtere en donkerdere gebieden van een afbeelding), afhankelijk van de inhoud van de afdrukgegevens.
U kunt de instellingen afzonderlijk configureren voor tekst, afbeeldingen (lijnen en figuren) en afbeeldingen (foto's).
Als u tekst met duidelijke en gedetailleerde contouren wilt afdrukken, selecteert u [Resolutie]. Deze instelling is geschikt voor het afdrukken van gegevens met tekst en fijne lijnen.
Als u gradaties en contouren vloeiend wilt afdrukken, selecteert u [Gradatie]. Deze instelling is geschikt voor het afdrukken van gegevens zoals figuren waarin gradaties worden gebruikt.
Als u fijne lijnen en kleine tekst met een hoge resolutie wilt afdrukken, selecteert u [Foutdiffusie]. Deze instelling is geschikt voor het afdrukken van gegevens zoals CAD-gegevens.
* Wanneer u [Foutdiffusie] selecteert, kunnen de fixatie van de toner en de stabiliteit van de textuur verminderd zijn.
|
[Tekst]
[Resolutie], [Gradatie], [Foutdiffusie]
[Afbeeldingen]
[Resolutie], [Gradatie], [Foutdiffusie]
[Afbeelding]
[Resolutie], [Gradatie], [Foutdiffusie]
|
[

Instellingen/Registratie]

[Functie-instellingen]

[Printer]

[Printerinstellingen]

[Aangepaste instellingen]

[UFR II]
Selecteer [Aan] om de uitvoer uit te schakelen van pagina's waarvan is vastgesteld dat ze blanco zijn tijdens het afdrukken.
* Afhankelijk van de afdrukgegevens wordt een pagina mogelijk niet als blanco beschouwd, zelfs als er zich niets in het afdrukgebied bevindt.