Tabblad [Geavanceerde modus]
U kunt meer gedetailleerde instellingen dan in het tabblad [Basismodus] configureren. U kunt de inhoud van deze aangepaste instellingen als favorieten registreren.
[Voorkeursinstellingen]
Selecteert instellingen zoals kleurenmodus en kwaliteitsaanpassing die vooraf werden opgeslagen. Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u maximaal tien veelgebruikte scaninstellingen opslaan.
[Instellingen voor invoer]
Stelt de instelmethode, het formaat en de kleurenmodus van het origineel in.
[Invoermethode origineel]
Selecteert de instelmethode voor het origineel.
[Invoergrootte]
Selecteert het scanformaat bij het scannen van een origineel. Normaal krijgt u hetzelfde formaat als het origineel. Als u klikt op [
], kunt u de hoogte-breedteverhouding van de afbeelding herstellen.
Er zijn geen beperkingen voor het scanbare afbeeldingsformaat volgens de toepassing.
[Afdrukstand]
Als u het origineel in de invoer instelt, wordt het zo ingesteld dat de stand overeenstemt met het origineel. Als u daarnaast een dubbelzijdig origineel instelt, kunt u ook [Inbindlocatie] instellen.
[Kleurenmodus]
Selecteert de kleurenmodus van het te scannen origineel. Als u [Tekstverbetering] selecteert, wordt het origineel gescand als zwart-witafbeelding geschikt voor OCR-software (Optical Character Recognition).
[Instellingen voor uitvoer]
Stelt de uitvoerresolutie en het uitvoerformaat in.
[Uitvoerresolutie]
Selecteert de resolutie overeenkomstig het doel van de afbeelding.
150 dpi is de aanbevolen uitvoerresolutie bij weergave van de afbeelding op een monitor, en 300 dpi bij het afdrukken of maken van een doorzoekbare PDF.
[Uitvoerformaat]
Selecteert het afdruk- of weergaveformaat van de gescande afbeelding.
Als [Aanpasbaar] is geselecteerd, kunt u het uitvoerformaat en de hoogte-breedteverhouding instellen via een van de volgende methodes.
Sleep en selecteer het deel dat u wilt scannen in de afbeelding weergegeven in het voorbeeld.
Voer de hoogte en breedte als getallen in.
Voer de schaal in om te vergroten of verkleinen in [%].
Wanneer u een functie anders dan [Aanpasbaar] selecteert, kunt u, als u klikt op [
] de stand van het bijsnijdkader wijzigen.
Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u het uitvoerformaat opslaan. U kunt maximaal 10 uitvoerformaten voor elk [Doel] opslaan in [Uitvoerformaat toevoegen/verwijderen].
[Gegevensgrootte]
Bij het scannen van een origineel wordt de grootte van het afbeeldingsbestand weergegeven in de instellingen [Uitvoerresolutie] en [Uitvoerformaat].
[Instellingen voor afbeeldingen]
Corrigeert krassen en vage kleuren bij het scannen van een fotografisch origineel.
U kunt dit instellen wanneer kleur of [Grijswaarden] is geselecteerd voor [Instellingen voor invoer] > [Kleurenmodus].
OPMERKING Afhankelijk van het item, indien u [Hoog] selecteert, kan de kwaliteit afnemen en kan de kleurtint veranderen.
[Automatisch kleur aanpassen]
Met deze optie wordt automatisch de kleur van de afbeelding aangepast.
[Stof en krassen reduceren]
Reduceert de effecten van stof of krassen op de originelen.
[Correctie van vervaging]
Corrigeert vage kleuren in het origineel en verhoogt de levendigheid van doffe kleuren.
U kunt dit instellen wanneer kleur is geselecteerd in [Instellingen voor invoer] > [Kleurenmodus].
[Correctie van korreligheid]
Corrigeert korrelig aanvoelen (ruwheid) bij het scannen van foto's genomen met hooggevoelige film om vloeiende kleurtinten te verkrijgen.
[Beeld verscherpen gebruiken]
Benadrukt de contouren van afbeeldingen om ze een scherp effect te geven.
[Moiré-reductie gebruiken]
Reduceert de onregelmatigheden in intensiteit en moirés die voorkomen bij het scannen van afgedrukte inhoud.
[Zwarte tekst corrigeren]
Geeft duidelijk de contouren van zwarte tekst weer.
Tintknop
Stelt de helderheid, het contrast, de kleurtinten enz. in.
De instelling wordt aangepast volgens de items ingesteld in [Instellingen voor invoer] > [Kleurenmodus]. U kunt dit instellen als een instelling anders dan [Tekstverbetering] is geselecteerd voor [Kleurenmodus].
Als u [Kanaal] selecteert in de instelschermen onderaan, als u [Model] selecteert, kunt u [Rood], [Groen] en [Blauw] samen aanpassen.
[] (Helderheid/contrast)
Past de helderheid en kleur van de afbeelding aan. Als u klikt op [
] naast [Kanaal], kunt u ze aanpassen terwijl u ze controleert op een grafiek.
[] (Histogram)
Past de helderheid van een afbeelding aan op basis van een histogram. In de afbeelding (of het scangebied) weergegeven in het voorbeeld klikt u op elke plaats die u als donker punt [
], tussenpunt [
], licht punt [
] en achromatisch punt [
] wilt uitdrukken.
U kunt het donker punt, tussenpunt en licht punt met elk van de [
], [
] en [
] instellen.
[] (Tintcurve-instellingen)
Selecteert één van de vooraf opgeslagen tintcurven om de helderheid en het contrast van de afbeelding aan te passen.
[] (Laatste controle)
Er verschijnt een resultaat dat de aanpassingen van de helderheid, het contrast, het histogram en de tintcurve weerspiegelt. U kunt de kleurinstellingen nu nogmaals controleren.
[] (Drempel)
Past de drempelwaarde van zwart-witafbeeldingen aan. U kunt ze instellen als [Zwart-wit] is geselecteerd voor [Instellingen voor invoer] > [Kleurenmodus]. U kunt [Drempelniveau] aanpassen voor een sterk contrasterende zwart-witafbeelding.
Vervolgkeuzelijst naast knop Tint
Selecteert de vooraf opgeslagen instellingen voor de knop Tint.
Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u instellingen opslaan. U kunt maximaal 20 tintcurve-instellingen en 20 drempelwaarde-instellingen opslaan.
[Herstellen]
Stelt de tintknopinstellingen terug naar hun standaardwaarden.
[Zoomen]
Vergroot de afbeelding binnen het bijsnijdkader. Hoe kleiner het bijsnijdkader, hoe groter het wordt weergegeven. U kunt niet-waarneembare details controleren met [
]. Door te klikken op [Annuleren] krijgt de afbeelding opnieuw zijn oorspronkelijke grootte.
[Voorbeeld]
Als het origineel is ingesteld op de plaat, geeft dit een voorbeeld weer van de huidige instellingen. Het bijsnijdkader dat het scangebied aangeeft, verschijnt als stippellijn in het voorbeeld.
In het voorbeeld kunt u de instellingen aanpassen tijdens de controle van de afbeelding.
[Scannen]
Scant het origineel met de huidige instellingen. Als er geen bijsnijdkaders zijn ingesteld, wordt het hele origineel gescand.
[Voorkeuren]
Stelt details met betrekking tot handelingen tijdens het scannen in.
[Sluiten]
Sluit ScanGear MF.
Scherm [Voorkeuren]
U kunt diverse instellingen met betrekking tot handelingen tijdens het scannen configureren.
Tabblad [Voorbeeld]
U kunt instellingen met betrekking tot voorbeeld en automatisch bijsnijden configureren.
[Voorbeeld bij starten van ScanGear]
Maakt het mogelijk om te kiezen of u een voorbeeld ziet als het stuurprogramma start. Als [Opgeslagen voorbeeldafbeelding weergeven] is geselecteerd, verschijnt het vorige afbeeldingsvoorbeeld.
[Bijsnijdkader op voorbeeldafbeeldingen]
Maakt het mogelijk om de weergavemethode van het bijsnijdkader in te stellen tijdens het bekijken van het voorbeeld. Als [Het laatste kader op voorbeeldafbeeldingen weergeven] is geselecteerd, wordt automatisch bijsnijden niet uitgevoerd en verschijnt het eerder ingestelde bijsnijdkader.
Tabblad [Scannen]
U kunt de handelingen van het stuurprogramma omtrent scannen instellen met een applicatie.
[Scannen zonder het ScanGear-venster te gebruiken]
Als het scherm van het stuurprogramma niet wordt weergegeven bij het scannen, wordt de afbeelding gescand met de applicatie-instelling. Nu kunt u, als de instellingen niet in de applicatie staan, scannen met de instellingen van het stuurprogramma geactiveerd in de volgende items.
[Kleurenmodus (tekst en tabel)]
Bij scannen in kleur wordt gescand met de instelling [Instellingen voor invoer] > [Kleur (documenten)] van het tabblad [Geavanceerde modus].
[Tekstverbetering]
Bij scannen in zwart-wit wordt gescand met de instelling [Instellingen voor invoer] > [Tekstverbetering] van het tabblad [Geavanceerde modus].
[ScanGear na het scannen automatisch afsluiten]
Zorgt ervoor dat het stuurprogrammascherm automatisch wordt afgesloten na het voltooien van de scan.
Tabblad [Kleurinstellingen]
U kunt instellingen configureren met betrekking tot kleurafstemming en gamma-aanpassing.
[Kleurcorrectie]
Selecteert een kleuraanpassingsmethode. Normaal selecteert u [Aanbevolen].
Als u [Kleurafstemming] selecteert, wordt de gescande afbeelding aangepast aan de kleurtinten voor weergave op een monitor of aan een afdrukresultaat. [Kleurafstemming] kan alleen worden ingeschakeld als kleur is geselecteerd voor [Kleurenmodus] in het tabblad [Geavanceerde modus]. Bij [Instellingen voor afbeeldingen] > [Correctie van vervaging] in het tabblad [Geavanceerde modus] en helderheids- en kleurinstellingen zijn echter uitgeschakeld.
[Kleurafstemming] wordt ingesteld door een Windows ICC (International Color Consortium) profiel te selecteren. Als dit wordt opgeslagen in een door Windows gedefinieerde map, kunt u ook een gemaakt ICC profiel selecteren.
[Bron (scanner)]
Selecteert een ICC-profiel voor de scanner.
[Doel]
Selecteert een ICC-profiel voor de monitor of printer.
[Monitor]
Past de kleurtint aan de momenteel gebruikte monitor aan.
[Herstellen]
Hiermee zet u de instellingen weer terug op de standaardwaarden.
[Altijd automatisch tint aanpassen]
Past automatisch de kleurtint aan. U kunt dit instellen wanneer kleur of [Grijswaarden] is geselecteerd in het tabblad [Geavanceerde modus] > [Kleurenmodus].
[Monitorgamma]
Stelt de gammawaarde van de monitor die de afbeelding moet weergeven in met de helderheid die het origineel benadert. Als kleur of [Grijswaarden] is geselecteerd voor [Kleurenmodus] in het tabblad [Geavanceerde modus], wordt de gamma-instelling gereflecteerd in de afbeelding.
Als u klikt op [Herstellen], wordt de gammawaarde gereset.
Tabblad [Scanner]
U kunt instellingen met betrekking tot tijdelijke opslaglocatie voor afbeelding, opnieuw afspelen van geluidsbestanden en bevestiging van scannerfuncties configureren.
[Map voor tijdelijke bestanden]
Specificeert de map waar afbeeldingen tijdelijk worden opgeslagen.
[Geluidsinstellingen]
Specificeert geluidsbestanden die moeten worden afgespeeld terwijl een origineel wordt gescand of als het scannen van een origineel klaar is. Compatibele bestandsformaten (extensies) zijn:
MIDI-bestanden (.mid/.rmi/.midi)
Audiobestanden (.wav/.aif/.aiff)
MP3-bestanden (.mp3)
[Scanner testen]
Bevestigt of de scanfuncties correct werken. Als u klikt op [Starten] in het scherm [Scannerdiagnose], begint het bevestigingsproces.
Tabblad [Taalinstellingen]
Stelt u in staat de weergegeven taal van de ScanGear MF te veranderen. Als u de weergegeven taal wilt veranderen, selecteert u de taal die u wilt gebruiken onder [Weergavetaal], daarna sluit u het scherm ScanGear MF en opent u het opnieuw.
Verwante onderwerpen