Afdrukken vanaf een computer
Documenten die u met een programma op uw computer hebt gemaakt, kunt u afdrukken via het printerstuurprogramma. Het printerstuurprogramma heeft een aantal handige instellingen, zoals vergroten / verkleinen en dubbelzijdig afdrukken, waarmee u uw documenten op verschillende manieren kunt afdrukken. U kunt de afdrukfunctie van de machine pas gebruiken nadat u enkele procedures hebt doorlopen, zoals het installeren van het printerstuurprogramma op uw computer. Voor meer informatie raadpleegt u de handleidingen voor de betreffende stuurprogramma´s op de website met handleidingen.
Help-informatie van het printerstuurprogramma
Wanneer u op [Help] klikt in het scherm van het printerstuurprogramma, verschijnt het Help-scherm. In dit scherm ziet u de gedetailleerde beschrijvingen die niet in de Gebruikershandleiding staan.
De optionele items gebruiken
Als de optionele cassette feeding module is bevestigd aan het apparaat, voert u de volgende bewerking uit in het printerstuurprogramma.
|
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een beheerdersaccount.
|
Open de printermap (
De printermap weergeven)
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram voor dit apparaat
[Printereigenschappen] of [Eigenschappen]
Tabblad [Apparaatinstellingen]
Activeer het selectievakje [Lade voor 550 vel]
[OK]
Basisbewerkingen met de printer
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een document op uw computer afdrukt via het printerstuurprogramma.
Papierinstellingen op het apparaat
|
Normaal gesproken moet u, voordat u gaat afdrukken, het formaat en het type papier opgeven dat is geladen in iedere papierbron.
Als u <Prioriteit stuurprogr.instell. bij afdr.> instelt op <Aan>, kunt u afdrukken vanuit de papierbron die is gedefinieerd in het printerstuurprogramma, ongeacht de papierinstellingen op het apparaat. <Prioriteit stuurprogr.instell. bij afdr.>
|
1
Open een document in een programma en geef het dialoogvenster Afdrukken weer.
2
Selecteer het printerstuurprogramma voor dit apparaat en klik op [Voorkeursinstellingen] of [Eigenschappen].
3
Geef de afdrukinstellingen op en klik op [OK].
Kies het tabblad volgens de instellingen.
4
Klik op [Afdrukken] of op [OK].
Het afdrukken wordt gestart.
KOPPELINGEN