<Voorkeuren>

Alle instellingen voor het bekijken van het scherm verschijnen in een lijst met korte toelichting. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ().
Sterretjes (*)
Instellingen gemarkeerd met "*1" worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van het model dat u gebruikt of andere instel-items.
Opties die zijn gemarkeerd met "*2" kunnen variëren of zijn mogelijk niet beschikbaar, of hebben afwijkende standaardinstellingen per land of regio.

<Volume-instellingen> *1

U kunt het volume aanpassen van de geluidssignalen die de machine produceert wanneer u een toets indrukt op het bedieningspaneel of als er papier is vastgelopen. Instelgeluiden
<Faxtoon>
Geef aan of u een kiestoon wilt horen als u een fax gaat versturen. U kunt ook het volume van de toon aanpassen.
5 niveaus
<Belsignaal>
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een fax binnenkomt. U kunt ook het volume van het geluid aanpassen.
6 niveaus
<TX gereed signaal>
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren tijdens het versturen van een fax. U kunt ook het volume van het geluid aanpassen.
6 niveaus
 
<Bij fout>
<Uit>
<Aan>
<Signaal RX gereed>
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een fax binnenkomt. U kunt ook het volume van het geluid aanpassen.
6 niveaus
 
<Bij fout>
<Uit>
<Aan>
<Scan gereed signaal>
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als het scannen van faxdocumenten is voltooid. U kunt ook het volume van het geluid aanpassen.
6 niveaus
 
<Bij fout>
<Uit>
<Aan>
<Invoersignaal>
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een toets op het bedieningspaneel wordt ingedrukt.
<Uit>
<Aan>
<Signaal invoerfout>
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een ongeldige waarde wordt ingevoerd voor een optie.
<Uit>
<Aan>
<Waarschuwingssignaal>
Geef aan of het apparaat een geluidssignaal moet produceren als er een papierstoring of een werkingsfout optreedt.
<Uit>
<Aan>
<Opdracht gereed-signaal>
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als het kopiëren of scannen is voltooid.
<Uit>
<Aan>
<Waarschuwing energiebesparing>
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als de slaapstand wordt in- of uitgeschakeld.
<Uit>
<Aan>
<Detectietoon voor origineel in invoer>
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren wanneer een origineel in de documentinvoer wordt geplaatst.
<Uit>
<Aan>

<Weergave-instellingen>

<Standaardscherm na opstart/herstel> *1
De standaardinstelling is dat het scherm Start wordt weergegeven wanneer u de machine inschakelt of nadat er een automatische reset is uitgevoerd. U kunt echter een ander scherm kiezen dat standaard moet worden weergegeven in deze situaties.
<Start>
<Kopiëren>
<Fax>
<Scannen>
<Instellingen knopweergave startscherm> *1
U kunt de knoppen op het scherm Start in een andere volgorde weergeven. Het scherm Start aanpassen
<Contrast>
U kunt het contrast (het verschil tussen lichte en donkere gedeelten) van het scherm aanpassen aan de gebruikslocatie van het apparaat.
5 niveaus
<Omwisselen schermkleuren>
Selecteer <Aan> om de schermkleuren om te wisselen. Selecteer <Aan> als het scherm lastig te lezen is, zelfs nadat u de helderheid hebt aangepast met de optie <Contrast>.
<Uit>
<Aan>
<Invoer millimeter/inch schak.>
Selecteer de maateenheid.
<Millimeter>
<Inch>
<Melden om papierinstell. te controleren>
Geef op of u een melding wilt zien met het verzoek om de papierinstellingen te controleren wanneer u papier in de lade of multifunctionele lade plaatst.
<Uit>
<Aan>
<Melden om scangebied orig. te reinigen>
Geef op of er een melding moet verschijnen als er vlekken zijn aangetroffen in het scangebied van de originelen.
<Uit>
<Aan>
<Duur berichtweergave>
Als er twee berichten worden weergegeven op het scherm, bepaalt deze optie hoelang elk bericht wordt weergegeven voordat het volgende bericht opnieuw wordt weergegeven.
1 tot en met 2 tot en met 5 (sec.)
<Schuifsnelheid>
Selecteer deze optie om de snelheid voor het scrollen (bladeren) op het scherm in te stellen op één van de drie niveaus.
<Langzaam>
<Standaard>
<Snel>
<Type cursorverplaatsing>
Met deze optie kunt u instellen hoe de cursor wordt verplaatst nadat u een teken hebt ingevoerd op het scherm. Selecteer <Automatisch> als de cursor automatisch achter het ingevoerde teken moet worden geplaatst. Selecteer <Handmatig> als u de cursor zelf achter het ingevoerde teken wilt plaatsen.
<Automatisch>
<Handmatig>
<Taal> *2
Kies deze optie om de taal te selecteren voor het bedieningspaneel, rapporten en lijsten.
<Arabic>
<Basque>
<Bulgarian>
<Catalan>
<Chinese (Simplified)>
<Chinese (Traditional)>
<Croatian>
<Czech>
<Danish>
<Dutch>
<English>
<Estonian>
<Finnish>
<French>
<German>
<Greek>
<Hungarian>
<Italian>
<Japanese>
<Korean>
<Latvian>
<Lithuanian>
<Norwegian>
<Polish>
<Portuguese>
<Romanian>
<Russian>
<Slovak>
<Slovene>
<Spanish>
<Swedish>
<Turkish>
<Taal externe UI> *2
Hiermee selecteert u de taal voor de schermen van de externe UI.
<Chinese (Simplified)>
<Chinese (Traditional)>
<Czech>
<Danish>
<Dutch>
<English>
<Finnish>
<French>
<German>
<Hungarian>
<Italian>
<Japanese>
<Korean>
<Norwegian>
<Polish>
<Portuguese>
<Russian>
<Spanish>
<Swedish>
<Turkish>
3JE5-07E