SSO-H-authentificatie instellen voor apparaatinformatie afleverinstellingen
Als u de clientmachine beheert met een MEAP-authentificatiesysteem, kunt u de Web Service Login Service (WLS) gebruiken voor SSO-H-authentificatie op de hostmachine bij gebruik van de modus Apparaatinformatie afleverinstellingen.
De authentificatie die op de hostmachine wordt uitgevoerd, is afhankelijk van de authentificatiemethode voor de SSO-H-gebruiker ingesteld op de clientmachine.
Als Domeinauthentificatie wordt gebruikt voor de SSO-H op de clientmachine:
De hostmachine voert Active Directory- en NTLM (NT LAN Manager)-authentificatie uit.
Als Lokaal apparaatauthentificatie wordt gebruikt voor de SSO-H op de clientmachine:
De hostmachine voert Lokaal apparaatauthentificatie uit.
Als Domeinauthentificatie en Lokaal apparaatauthentificatie worden gebruikt op de clientmachine:
De hostmachine voert NTLM-authentificatie of Lokaal apparaatauthentificatie uit. Als op de hostmachine een domeinnaam is ingesteld, voert de hostmachine NTLM-authentificatie uit.
Voor informatie over SSO-H raadpleegt u
"SSO-H (Single Sign-On H)."SSO-H-authentificatie voor de hostmachine instellen
Om SSO-H-authentificatie op de hostmachine te gebruiken, moeten van tevoren de gebruikersnaam, het wachtwoord en de domeinnaam die worden gebruikt voor authentificatie worden geregistreerd.
1.
Druk op

.
2.
Druk op [Beheerinstellingen] → [Apparaatbeheer] → [Verdeelinstellingen Apparaatinformatie].
3.
Druk op [Stel MEAP-authentificatie in] bij <Verzendinstellingen> → geef de volgende instellingen aan → druk op [OK].
[Gebruikersnaam]: | Druk op [Gebruikersnaam] → voer de gebruikersnaam voor de authentificatie in → druk op [OK]. |
[Wachtwoord]: | Druk op [Wachtwoord] → voer het wachtwoord voor de door u opgegeven gebruiker in → druk op [OK]. Druk op [Bevestigen] → voer ter bevestiging hetzelfde nummer voor de PIN in → druk op [OK]. |
[Loginbestemming]: | Druk op [Loginbestemming] → voer de domeinnaam in → druk op [OK]. Als [Loginbestemming] leeg wordt gelaten als domeinauthentificatie en authentificatie van lokale apparaten worden gebruikt op de clientmachine, wordt de authentificatie van lokale apparaten uitgevoerd op de hostmachine. |
N.B. |
Als lokaal apparaatauthentificatie wordt gebruikt voor SSO-H op de clientmachine, kunt u voor het wachtwoord alleen ASCII-tekens gebruiken. |
4.
Druk op [OK].
SSO-H-authentificatie voor de clientmachine instellen
U kunt instellen of SSO-H-authentificatie wordt uitgevoerd op de hostmachine als de modus Apparaatinformatie afleverinstellingen op de clientmachine wordt gebruikt.
1.
Druk op

.
2.
Druk op [Beheerinstellingen] → [Apparaatbeheer] → [Verdeelinstellingen Apparaatinformatie].
3.
Druk op [Gebruik MEAP Auth. bij ontvangst] bij <Ontvangstinstellingen> → geef de instelling aan → druk op [OK].
BELANGRIJK |
Als u een machine gebruikt die SSO-H-authentificatie niet ondersteunt voor de hostmachine, stelt u [Gebruik MEAP Auth. bij ontvangst] in op 'Uit'. |