Aangeven van Apparaatinformatie afleverinstellingen

Door apparaatinformatie in uw machine op te slaan, kunt u instellen dat de machine deze informatie aflevert bij andere machines die op hetzelfde netwerk zijn aangesloten. De cliënt machine ontvangen de apparaatinformatie en werkt deze bij. Dit stelt u in staat op eenvoudige wijze meerdere machines tegelijk te beheren.
Uw machine is in staat apparaatinformatie zowel te verzenden als te ontvangen. En dit is zowel automatisch als handmatig mogelijk.

Volgorde van Apparaatinformatie aflevering

In dit gedeelte wordt de basis apparaatinformatie afleverinstellingen beschreven.
Stap 1: Registreren van de apparaatinfo afleverbestemmingen (Host)
Registreer als eerste de afleverbestemming van de host-machine. Registreer de bestemming ofwel handmatig, of selecteer hem uit de resultaten van een zoekopdracht. (Zie "Opslaan/Verwijderen/Afdrukken van afleverbestemmingen.")
Stap 2: Ontvangstinstellingen (Client)
Daarna zijn er instellingen die moeten worden gedaan op de client machine om ook apparaatinformatie te ontvangen. Stel het model in van de machine die de afgeleverde apparaatinformatie ontvangt, en de items die u wilt ontvangen. (Zie "Ontvangende machine instellen.")
Stap 3: Apparaatinformatie aflevering (Host)
Zodra de instellingen zijn voltooid op zowel de client als de host machine, verzendt u de apparaatinformatie. De apparaatinformatie kan op twee manieren worden verzonden. (Zie "Instellen Automatisch afleveren.")
Automatische aflevering
Gebruik deze instelling om apparaatinfo automatisch te verzenden. De dag en tijd voor het verzenden van de gegevens, en welke gegevens moeten worden verzonden kunnen worden aangegeven.
Handmatig afleveren
Gebruik deze instelling om apparaatinfo handmatig te verzenden. Geef aan welke informatie moet worden verzonden en lever deze vervolgens af. (Zie "Instellen van Handmatige aflevering.")
Stap 4: Bevestigen/Afdrukken van het communicatielog (Host/Client)
Controleer de gegevens van het communicatielog, indien nodig. Het communicatiebeheerrapport kan automatisch of handmatig worden afgedrukt. (Zie "Controleren/Afdrukken van het communicatielog.")
N.B.
De volgende instellingen zijn nodig voor het uitvoeren van SSO-H authentificatie wanneer apparaatinformatie wordt verzonden.
Registreer de gebruikersnaam, het wachtwoord, en de domeinnaam die SSO-H authentificatie zal gebruiken op de host machine.
Op de client machine, stelt u in of SSO-H authentificatie nodig is op de host machine wanneer apparaatinformatie wordt afgeleverd.

Apparaatinformatie die kan worden afgeleverd

Voor informatie die kan worden verzonden, raadpleegt u de volgende tabel.
Afgeleverde informatie
Inhoudsopgave
Opmerkingen
Adresboek
Adressenlijstgegevens opgeslagen in [Registreer bestemmingen] in [Stel bestemming in].
[Functie-instellingen] - [Ontvangen/Doorzenden] - [Algemene instellingen] - [Doorzendinstellingen]
[Functie-instellingen] - [Verzenden] - [Algemene instellingen] - [Registreer favorieteninstellingen]
[Functie-instellingen] - [Verzenden] - [Algemene instellingen] - [Bewerken favorieteninstellingen]
Alle huidige opgeslagen bestemmingen worden verwijderd en daarna worden de afgeleverde instellingen opgeslagen.
Afdelings-ID
[Beheerinstellingen] - [Gebruikersbeheer] - [Instellingen Systeembeheerderinformatie]
[Beheerinstellingen] - [Gebruikersbeheer] -[Afdeling-ID beheer]
Alleen de Afdeling-ID's in de cliëntmachines worden verwijderd.
Als er een identiek Afdeling-ID aanwezig is in de cliënt machine, zullen het wachtwoord en de ingestelde tellerlimieten worden overschreven. Tellerstanden zullen echter niet worden overschreven.
Als in de hostmachine maar niet in de clientmachine een Afdeling-ID aanwezig is, zullen het Afdeling-ID, wachtwoord en ingestelde tellerlimieten van de hostmachine worden toegevoegd aan de clientmachine. Tellerstanden worden ook toegevoegd en gereset.
Als de Kopiekaartlezer-F is aangesloten op de hostmachine en niet op de clientmachine, of omgekeerd, worden alleen de instellingen van de systeembeheerder afgeleverd.
Printerinstellingen
[Functie-instellingen] - [Printer] -[Printerinstellingen]
Sommige instellingen bij Instellingen/Registratie worden niet afgeleverd. Zie "Functie-instellingen: Printer." voor meer informatie
Papierinformatie
[Voorkeuren] - [Papierinstellingen] - [Instellingen Beheer type papier]
De eerder opgeslagen door de gebruiker gedefinieerde typen papier zijn afgeleverd. Bij export wordt de informatie over het gebruikerspapier gedupliceerd en afgeleverd. Bij het importeren worden de gebruikersgedefinieerde typen papier die al zijn opgeslagen, overschreven door de papierinformatie.
Instellingen/Registratie waarde
Instellingen aangegeven via het scherm Instellingen/Registratie (uitgezonderd de bovenstaande instellingen)
Sommige instellingen bij Instellingen/Registratie worden niet afgeleverd. Zie "Instellingen/Registratie tabel." voor meer informatie
Informatie voor postbussen voorzien van een wachtwoord wordt niet afgeleverd. Informatie voor postbussen in de cliënt machine die is voorzien van een wachtwoord, wordt niet overschreven.
Als u [Instellingen/Registratie waarde] en [Adresboek] niet gelijkertijd aflevert, worden de instellingen in [Instel. URL TX] voor [Instellen Fax/I-Fax postbus] en [Postbusinstellingen] wellicht verwijderd.
Webtoegang favorieten
[Webtoegang favorieten]
Kan alleen worden afgeleverd als de functie Webtoegang is geactiveerd op zowel de client- als de hostmachine.

BELANGRIJK
Het voorbereiden voor aflevering en bijwerken van de informatie nadat deze is ontvangen, kan enkele minuten duren. Zet de hoofdschakelaar pas uit nadat deze activiteiten zijn voltooid. Anders kan er een storing optreden.
Apparaatinformatie kan worden gedeeld tussen machines van hetzelfde model. Sommige informatie kan wellicht niet juist worden afgeleverd. Dit is afhankelijk van de optionele apparatuur die op de machine is aangesloten.
Als [Beperk ontvangst apparaatinformatie] voor <Ontvangstinstellingen> is uitgeschakeld, kan de machine apparaatgegevens geleverd door andere machinemodellen ontvangen. (Zie "Ontvangende machine instellen.") Sommige gegevens kunnen echter niet goed worden afgeleverd.
Apparaatinformatie kan niet worden afgeleverd als de ID systeembeheerder en Systeem PIN die zijn opgeslagen in de cliënt machine afwijken van de ID systeembeheerder en Systeem PIN die zijn opgeslagen in de host machine.
N.B.
Unieke machinegegevens, zoals het IP-adres, worden niet afgeleverd.
De machine kan apparaatinformatie afleveren bij machines met IPv4 of machines met IPv6.
52X3-256