Opties voor kopieset nummering
U kunt gedetailleerde instellingen van de Kopieset nummering-modus aangeven voor de kopieer- als postbusfuncties. Voor meer informatie over het gebruik van de modus Kopieset nummering, raadpleegt u
"Kopiesetnummering" (Kopiëren) en
"Kopiesetnummering" (Toegang opgeslagen bestanden).
1.
Druk op
.
2.
Druk op [Functie-instellingen] → [Algemeen] → [Afdrukinstellingen].
3.
Druk op [Instellingen Kopiesetnummering optie] → [Aan] voor <Num.optie> → geef elke instelling op.
Als u de instellingen voor de kopiesetnummeringsoptie niet wilt opgeven, drukt u op [Uit].
<Num.optie>
[Aan]: | [Volledige oppervlak] en [Cijfers op 5 plaatsen] zijn niet beschikbaar en kunnen niet worden geselecteerd. U kunt [10,5 pt], [12,0 pt] of [14,0 pt] selecteren voor de grootte van de tekst. |
[Uit]: | U kunt [Volledige oppervlak] of [Cijfers op 5 plaatsen] selecteren. U kunt [12,0 pt], [24,0 pt] of [36,0 pt] selecteren voor de grootte van de tekst. |
ID/Gebruikersnaam afdrukken:
Druk op [Aan] voor <ID/Gebr.naam> → [Volgende].
Selecteer de manier waarop u de geselecteerde of ingevoerde tekens op de pagina wilt uitlijnen → druk op [OK].
Datum afdrukken:
Druk op [Aan] voor <Datum> → [Volgende].
Selecteer de datumnotatie → druk op [Volgende].
Selecteer de manier waarop u de geselecteerde of ingevoerde tekens op de pagina wilt uitlijnen → druk op [OK].
Door gebruiker gedefinieerde tekst afdrukken:
Druk op [Aan] voor <Tekst> → [Volgende] → [Invoeren].
Voer de tekst in die u wilt afdrukken → druk op [OK] → [Volgende].
Wanneer u tekens heeft geregistreerd in [Registreer tekens voor pag.nr./wtrmrk.] in [Functie-instellingen] (Instellingen/Registratie) kunt u de tekens in de lijst selecteren.
Selecteer de manier waarop u de geselecteerde of ingevoerde tekens op de pagina wilt uitlijnen → druk op [OK].