[TCP/IP-instellingen]

Geef de instellingen op om het apparaat op een TCP/IP netwerk te gebruiken.
* Waarden in rode tekst zijn de standaard instellingen voor ieder onderdeel.
 

[IPv4-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Geef instellingen op om het apparaat in een IPv4 omgeving te gebruiken.
[Instellingen IP-adres]
[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen] [IPv4-instellingen]
Stel het IPv4 adres in, hetzij automatisch hetzij handmatig. IPv4-adressen instellen
[Automatisch verkrijgen]
[Automatisch verkrijgen]
[Uit]
[Aan]
[Selecteer protocol]
     [Uit]
     [DHCP]
[Auto IP]
     [Uit]
     [Aan]
 
[Handmatig verkrijgen]*1
[IP-adres]: 0.0.0.0
[Subnetmasker]: 0.0.0.0
[Gatewayadres]: 0.0.0.0
 
[Controleer instellingen]
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Instellingen DHCP-opties]
[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen] [IPv4-instellingen]
Kies de instellingen voor gebruik van een DHCP server in een IPv4-omgeving met een Domain Name System (DNS) geïmplementeerd. DNS configureren
[Hostnaam verkrijgen]
[Uit]
[Aan]
 
[DNS dynamische update]
[Uit]
[Aan]
 
[DNS-serveradres verkrijgen]
[Uit]
[Aan]
 
[Domeinnaam verkrijgen]
[Uit]
[Aan]
 
[WINS-serveradres verkrijgen]
[Uit]
[Aan]
 
[POP-serveradres verkrijgen]
[Uit]
[Aan]
[PING-opdracht]
[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen] [IPv4-instellingen]
Activeer een ping-opdracht om te controleren of het apparaat verbinding kan maken met apparaten op het netwerk. Controleren of het apparaat verbinding kan maken met netwerkapparatuur

[IPv6-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Geef instellingen op om het apparaat te gebruiken in een IPv6-omgeving.
U kunt meerdere IPv6-adressen instellen en ze allen gelijktijdig gebruiken. IPv6-adressen instellen
[Gebruik IPv6]
[Uit]
[Aan]
[Instellingen stateless adres]
[Instellingen stateless adres]
     [Uit]
     [Aan]
[Controleer instellingen]
[DHCPv6-instellingen]
[Gebruik DHCPv6]
     [Uit]
     [Aan]
[Controleer instellingen]
[Instellingen DHCP-opties]
[DNS-serveradres verkrijgen]
     [Uit]
     [Aan]
[Domeinnaam verkrijgen]
     [Uit]
     [Aan]
 
[IPv6-instellingen controleren]

[DNS-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Kies de DNS-instellingen om het apparaat te gebruiken in een omgeving met een Domain Name System (DNS) geïmplementeerd. DNS configureren
Hier worden ook de instellingen opgegeven voor mDNS (multicast DNS), gebruikt door functies zoals Bonjour.
[Adresinstellingen IPv4-DNS-server]
[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen] [DNS-instellingen]
Stel het IP-adres in voor een IPv4 DNS-server.
[Primaire DNS-server]: 0.0.0.0
[Secundaire DNS-server]: 0.0.0.0
[Instellingen DNS-hostnaam/domeinnaam]
[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen] [DNS-instellingen]
Geef de hostnaam op die moet worden geregistreerd voor het apparaat op de DNS-server, en de naam van het domein waartoe het apparaat behoort.
[IPv4]
[Hostnaam]
[Domeinnaam]
 
[IPv6]
[Gebruik IPv4-host/domein]
[Uit]
[Hostnaam]
[Domeinnaam]
[Aan]
[Instellingen DNS Dynamic Update]
[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen] [DNS-instellingen]
Selecteer of instellingen automatisch worden geactualiseerd als de relatie tussen hostnamen en IP-adressen is veranderd in omgevingen zoals DHCP.
Als u automatisch actualiseren inschakelt, kunt u ook het interval tussen de actualisaties opgeven.
[IPv4]
[DNS dynamische update]
[Uit]
[Aan]
[DNS dynamisch update-interval]
     0 t/m 24 t/m 48 (uur)
 
[IPv6]
[DNS dynamische update]
[Uit]
[Aan]
[Registreer handmatig adres]
     [Uit]
     [Aan]
[Registreer stateful adres]
     [Uit]
     [Aan]
[Registreer stateless adres]
     [Uit]
     [Aan]
[DNS dynamisch update-interval]
     0 t/m 24 t/m 48 (uur)
[mDNS-instellingen]
[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen] [DNS-instellingen]
Kies de DNS-instellingen om DNS-functies te gebruiken in een omgeving waar geen DNS is geïnstalleerd.
[IPv4]
[Gebruik mDNS]
[Uit]
[Aan]
[mDNS-naam]
 
[IPv6]
[Gebruik mDNS]
[Uit]
[Aan]
[Gebr. zelfde mDNS-nm als IPv4]
     [Uit]
          [mDNS-naam]
     [Aan]

[WINS-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Stel WINS (Windows Internet Name Service) in als u het apparaat in een netwerk gebruikt dat zowel NetBIOS als TCP/IP gebruikt. WINS configureren
[WINS-resolutie]
[Uit]
[Aan]
[WINS-serveradres]: 0.0.0.0

[LPD-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Geef op of het LPD protocol moet worden gebruikt. LPD, RAW, of WSD configureren
Bij gebruik van het LPD protocol kunt u ook de tijd instellen vanaf het begin van ‘klaar voor ontvangst’, nadat ontvangst van gegevens is geannuleerd, tot aan de time-out.
[Gebruik LPD-afdrukken]
[Uit]
[Aan]
[RX-time-out]
1 t/m 5 t/m 60 (min.)

[RAW-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Geef op of het RAW protocol moet worden gebruikt. LPD, RAW, of WSD configureren
Bij gebruik van het RAW protocol kunt u ook de tijd instellen vanaf het begin van ‘klaar voor ontvangst’, nadat ontvangst van gegevens is geannuleerd, tot aan de time-out.
[Gebruik RAW-afdrukken]
[Uit]
[Aan]
[RX-time-out]
1 t/m 5 t/m 60 (min.)

[WSD-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Geef op of het WSD protocol moet worden gebruikt. U kunt deze instelling kiezen voor iedere functie die het WSD protocol gebruikt. LPD, RAW, of WSD configureren
[Gebruik WSD-afdrukken]
[Uit]
[Aan]
 
[Gebruik WSD-bladeren]
[Uit]
[Aan]
 
[Gebruik Multicast Discovery]
[Uit]
[Aan]

[Instellingen IPP-afdrukken]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Geef op of IPP (Internet Printing Protocol) moet worden gebruikt. U kunt IPP gebruiken bij het afdrukken met AirPrint. De functies en beveiliging voor AirPrint instellen
Bij gebruik van IPP kunt u ook opgeven of TLS-versleuteling wordt gebruikt voor communicatie.
[Gebruik IPP-afdrukken]
[Uit]
[Aan]
[IPP-afdrk alln toestn bij TLS]
[Uit]
[Aan]

[Gebruik HTTP]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Geef op of HTTP moet worden gebruikt. HTTP-communicatie uitschakelen
[Uit]
[Aan]

[Gebruik IPSec]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Geef op of IPSec (IP Security Protocol) moet worden gebruikt.
Gebruik Externe UI vanaf een computer om instellingen te kiezen zoals het IPSec beleid, selector, en IKE. IPSec gebruiken
[Uit]
[Aan]

[Instellingen poortnummer]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Geef het poortnummer op voor het protocol dat wordt gebruikt in overeenstemming met de poortnummers voor de computer, server of ander apparaat. Het poortnummer veranderen
[LPD]
1 t/m 515 t/m 65535
 
[RAW]
1 t/m 9100 t/m 65535
 
[WSD Multicast Discovery]
1 t/m 3702 t/m 65535
 
[HTTP]
1 t/m 80 t/m 65535
 
[Multicast Discovery]
1 t/m 427 t/m 65535
 
[POP3]
1 t/m 110 t/m 65535
 
[SNMP]
1 t/m 161 t/m 65535

[MTU-grootte]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen]
Als de communicatie trager verloopt vanwege het formaat van de verzonden pakketten, verander dan hiermee het maximumformaat voor uitgaande pakketten.
[1300]
[1400]
[1500]
8S1Y-06Y