Afdelings-ID beheer moet worden ingesteld om de Lijst met tellerstanden voor elke Afdeling-ID te berekenen. Instellen van afdelings-ID-beheer Met de Lijst met tellerstanden op Remote UI (UI op afstand) kunt u controleren hoeveel pagina's u hebt geprint of gescand per individuele gebruikersnaam, verbonden met een Afdeling-ID. Om de lijst weer te geven, De Remote UI (UI op afstand) starten klikt u op [Instellingen/Registratie] [Gebruikersbeheer] [Department ID Management]. Let echter op dat de gebruikersnamen niet worden weergegeven als meerdere gebruikers worden toegewezen aan dezelfde Afdeling-ID of als u gebruik maakt van de Afdeling ID-verificatie als aanmeldingsservice. De Lijst met tellerafstanden kan ook worden opgeslagen als CSV-bestand via de Remote UI (UI op afstand). De Remote UI (UI op afstand) starten klik op [Instellingen/Registratie] [Gebruikersbeheer] [Department ID Management] [Store in CSV Format...]. |
Als "NG" verschijnt in de kolom RESULT in de afgedrukte lijst, controleert u het driecijferige getal dat wordt voorafgegaan door "#" om de reden en oplossingen te vinden. Als (Instellingen/Registratie) <Beheerinstellingen> <Apparaatbeheer> <Beperk toegang taken andere gebr.> is ingesteld op <Aan>, worden opdrachten van anderen dan de aangemelde gebruiker weergegeven als "***" en kunnen niet worden uitgevoerd. Als u zich aanmeldt met beheerdersbevoegdheden, worden de opdrachten van alle gebruikers weergegeven. |
1 | Druk op <Opdracht> <Opdrachtlog>. |
2 | Selecteer de items die u wilt afdrukken, en druk op <Lijst afdrukken>. |
3 | Klik op <Ja>. |
1 | Druk op <Opdracht> <Opdrachtlog>. |
2 | Selecteer <Verzenden> of <Ontvangen> in de lijst en druk op <Lijst afdrukken>. |
3 | Druk op <YesJaJaJaJaJa>. |
Van documenten die via e-mail zijn verzonden, geeft de lijst de verzendingsresultaten tussen de machine en de mailserver aan, en niet tussen de machine en de bestemming. Als u bij stap 3 <Uitvoerspec. aantal verzend.> selecteert, kunt u het aantal logboekresultaten opgeven dat op de lijst staat. U kunt opgeven of de lijst al dan niet automatisch moet worden afgedrukt. |
1 | Druk op <Opdracht> <Opdrachtlog>. |
2 | Selecteer <Verzenden (Fax)> of <Ontvangst (Fax)> in de lijst en druk op <Lijst afdrukken>. |
3 | Klik op <Ja>. |
Als u bij stap 3 <Uitvoerspec. aantal verzend.> selecteert, kunt u het aantal logboekresultaten opgeven dat op de lijst staat. |
1 | Druk op <Job> <Opdrachtlog>. |
2 | Selecteer <Opslaan> in de lijst en druk op <Lijst afdrukken>. |
3 | Klik op <Ja>. |
Er zijn drie typen opslaglocatie afgedrukt als het protocol. Als er aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan, wordt de betreffende opslaglocatie afgedrukt. Geheugenmedia: Als de gegevens zijn opgeslagen in een verwijderbaar medium, zoals USB-geheugen vanaf <Scannen en opslaan> Lokaal: Als de gegevens zijn opgeslagen in de Geavanceerde ruimte van de machine vanaf <Scannen en opslaan> Netwerk: Als de gegevens zijn opgeslagen op de Windows-server vanaf <Scannen en opslaan> |
Als "NG" verschijnt in de kolom RESULT in de afgedrukte lijst, controleert u het driecijferige getal dat wordt voorafgegaan door "#" om de reden en oplossingen te vinden. Als (Instellingen/Registratie) <Beheerinstellingen> <Apparaatbeheer> <Beperk toegang taken andere gebr.> is ingesteld op <Aan>, worden opdrachten van anderen dan de aangemelde gebruiker weergegeven als "***" en kunnen niet worden uitgevoerd. Als u zich aanmeldt met beheerdersbevoegdheden, worden de opdrachten van alle gebruikers weergegeven. |
U kunt de instellingen voor het communicatiebeheerrapport niet configureren als <Weergave opdrachtlog> in <Beheerinstellingen> is ingesteld op <Uit>. Als u daarnaast <Weergave opdrachtlog> in <Beheerinstellingen> wijzigt van <Uit> naar <Aan>, wordt <Druk opgegev. verzend. af of verzend ze.> en <Op opgegeven tijd afdrukken/verzenden> bij het communicatiebeheerrapport automatisch gewijzigd naar <Uit>. <Weergave opdrachtlog> |
Van documenten die via e-mail zijn verzonden, geeft het rapport de verzendingsresultaten tussen de machine en de mailserver aan, en niet tussen de machine en de bestemming. U kunt een communicatiebeheerrapport handmatig afdrukken uit een lijst in de verbruiksgeschiedenis. Bij instellen van het afdrukken van een rapport op een bepaalde tijd Als een rapport is ingesteld om op een bepaald tijdstip te worden afgedrukt, worden de 100 meest recente resultaten afgedrukt, met de meest recente resultaten bovenaan. Als het aantal resultaten hoger is dan 100, worden oudere resultaten niet afgedrukt. Bij instellen van de machine voor het verzenden van het rapport als een CSV-bestand op een bepaald tijdstip De 2.000 meest recente resultaten worden geëxporteerd naar een CSV-bestand dat op het opgegeven tijdstip wordt verzonden. Als het aantal resultaten hoger is dan 2.000 op het opgegeven tijdstip voor het verzenden van het bestand, worden de oudere resultaten niet geëxporteerd. |
Zelfs wanneer u <Rapport met TX beeld> instelt op <Aan>, wordt het verzonden document niet weergegeven in het rapport in de volgende situaties. Wanneer een versleutelde PDF is verzonden Als <Rapport met kleuren TX afbeelding> is ingesteld op <Uit> en de eerste verzonden pagina is een kleurorigineel Van documenten die via e-mail zijn verzonden, geeft het rapport de verzendingsresultaten tussen de machine en de mailserver aan, en niet tussen de machine en de bestemming. Als er onnodige strepen of schaduwen rond het verzonden document verschijnen, gebruikt u <Wis origineelrand>. Verwijderen van donkere randen bij het scannen (Randverwijdering) Het TX-rapport bevat naast de resultaten van de verzending ook de resultaten van het doorsturen. |
U kunt de instellingen voor het faxactiviteitenrapport niet configureren als <Weergave opdrachtlog> in <Beheerinstellingen> is ingesteld op <Uit>. Als u daarnaast <Weergave opdrachtlog> in <Beheerinstellingen> wijzigt van <Uit> naar <Aan>, wordt <Druk opgegev. verzend. af of verzend ze.> en <Op opgegeven tijd afdrukken/verzenden> bij het faxactiviteitenrapport automatisch gewijzigd naar <Uit>. <Weergave opdrachtlog> |
U kunt een faxactiviteitenrapport handmatig afdrukken uit een lijst in de verbruiksgeschiedenis. Verzend-/ontvangstlogboek voor faxen De naam van de externe partij die in het adresboek is geregistreerd, wordt afgedrukt bij het verzenden naar een bestemming die in het adresboek is geselecteerd. Als wordt verzonden door een nummer in te voeren met de numerieke toetsen, wordt de Transmitting Subscriber Identification (TSI) afgedrukt als deze van de ontvanger kon worden verkregen. Bij instellen van het afdrukken van een rapport op een bepaalde tijd Als een rapport is ingesteld om op een bepaald tijdstip te worden afgedrukt, worden de 40 meest recente resultaten afgedrukt, met de meest recente resultaten bovenaan. Als het aantal resultaten hoger is dan 40, worden oudere resultaten niet afgedrukt. Bij instellen van de machine voor het verzenden van het rapport als een CSV-bestand op een bepaald tijdstip De 2.000 meest recente resultaten worden geëxporteerd naar een CSV-bestand dat op het opgegeven tijdstip wordt verzonden. Als het aantal resultaten hoger is dan 2.000 op het opgegeven tijdstip voor het verzenden van het bestand, worden de oudere resultaten niet geëxporteerd. |
Er wordt een meervoudig faxverzendrapport wordt afgedrukt wanneer <Fax TX rapport> is ingesteld op <Aan> en een groepsverzending wordt uitgevoerd. Als er onnodige strepen of schaduwen rond het verzonden document verschijnen, gebruikt u <Wis origineelrand>. Verwijderen van donkere randen bij het scannen (Randverwijdering) Als <TX rapport> is ingesteld op <Alleen bij fout> of <Aan>, wordt een TX-rapport afdrukt met het Fax TX-rapport. |
Wanneer u bent aangemeld met beheerdersbevoegdheden, kunt u de communicatiegeschiedenis van de apparaatgegevens als een lijst handmatig afdrukken. Druk op (Instellingen/Registratie) <Beheerinstellingen> <Apparaatbeheer> <Verdeelinstellingen Apparaatinformatie> <Communicatielog> <Lijst afdrukken> <Ja>. Bij instellen van het afdrukken van een rapport op een bepaalde tijd Als een rapport is ingesteld om op een bepaald tijdstip te worden afgedrukt, worden de 100 meest recente resultaten afgedrukt, met de meest recente resultaten bovenaan. Als het aantal resultaten hoger is dan 100, worden oudere resultaten niet afgedrukt. |
Items waarvan de standaardinstellingen zijn gewijzigd, worden afgedrukt met een sterretje (*) ernaast. |
Items waarvan de standaardinstellingen zijn gewijzigd, worden afgedrukt met een sterretje (*) ernaast. De volgende items worden standaard automatisch gegenereerd vanaf unieke informatie van de machine en wanneer de instellingen worden geïnitialiseerd en hebben een sterretje (*) ernaast. IPv4-hostnaam IPv6-hostnaam mDNS-naam (mDNS-instellingen) Huidige verzendsnelheid (Instellingen Ethernet stuurprogramma) |