Gebruikersgegevens op het lokale apparaat registreren

 
Om persoonlijke-verificatiebeheer uit te voeren, moet u eerst gebruikersgegevens in de database van de machine registreren.

Gebruikersinformatie registreren

1
Start de Remote UI (UI op afstand). De Remote UI (UI op afstand) starten
2
Klik op [Instellingen/Registratie] op de Portal-pagina. Het scherm Remote UI (UI op afstand)
3
Klik op [Gebruikersbeheer]  [Authentificatiebeheer].
"Administrator" uitschakelen
Een gebruiker met "Administrator" als gebruikersnaam is standaard geregistreerd als de gebruiker met beheerdersbevoegdheden. Deze "Administrator"-gebruiker kan niet worden verwijderd, maar wel worden uitgeschakeld na het toevoegen van een andere gebruiker met "Administrator"-bevoegdheden. Als de "Administrator"-beheerder is uitgeschakeld, kunt u geen instellingen wijzigen die alleen de "Administrator"-gebruiker kan configureren op het controlepaneel van de machine.
4
Klik op [Gebruiker toevoegen].
Gebruikersgegevens bewerken
Klik op [Bewerken] voor de gebruikersgegevens die u wilt bewerken, voer de nodige wijzigingen door en klik op [Bijwerken].
Gebruikersgegevens verwijderen
Schakel het selectievakje in voor de gebruikersgegevens die u wilt verwijderen en klik op [Verwijderen]  [OK].
5
Voer de benodigde gegevens in.
[Gebruikersnaam:] / [Wachtwoord:] / [Bevestigen:]
Voer de gebruikersnaam en wachtwoord in. Voer ter bevestiging het wachtwoord opnieuw in bij [Bevestigen:]. U kunt single-byte- of double-byte-tekens gebruiken voor de gebruikersnaam.
[Wachtwoord verloopt nooit]
Schakel het selectievakje in om het wachtwoord van de te registreren gebruiker zodanig in te stellen dat er geen verloopdatum is. Deze instelling kan worden opgegeven wanneer [Geldigheidsduur wachtwoord] is ingesteld op [Uit] in [Beleid voor wachtwoordinstellingen] in [Authentificatie] in [Instellingen voor beveiligingsbeleid].
[Wachtwoord wijzigen bij volgende aanmelding]
Selecteer het selectievakje om geregistreerde gebruikers te forceren hun wachtwoorden te wijzigen wanneer ze voor het eerst inloggen. Zodra een gebruiker het wachtwoord heeft gewijzigd, wordt de selectie van het selectievakje automatisch gewist.
[Weergegeven als:]
Voer de naam van de gebruiker in. De weergavenaam wordt weergegeven als de gebruikersnaam voor afdrukken met geforceerd in de wachtrij en wordt gebruikt als de naam van de afzender bij het verzenden van e-mails.
[E-mailadres:]
Voer de e-mailadressen in die de gebruiker gebruikt op apparaten, zoals computers. Bij het verzenden van gescande documenten wordt dit adres weergegeven naast de naam van de afzender. Dit adres wordt ook gebruikt bij het verzenden van documenten via <Verzenden naar mijzelf>.
Wanneer een I-fax wordt verzonden, wordt het e-mailadres dat hier is geregistreerd, weergegeven in de lijn van de afzender op het apparaat van de ontvanger.
Algemene gebruikers mogen hun eigen wachtwoord ook wijzigen.
Door het selectievakje [Instellingen voor e-mailadres toestaan] te selecteren, kunnen algemene gebruikers e-mailadressen opgeven. De aanmeldingsmethodes van gebruikers en verificatieapparaten configureren
6
Geef andere vereiste instellingen op.
[Gebruikersnaam voor Universal Print:]
Als [Instellingen/Registratie] [Netwerkinstellingen] [Instellingen voor Universal Print] is ingeschakeld, kunt u het e-mailadres of telefoonnummer invoeren dat in het Microsoft 365-account van de gebruiker wordt gebruikt en waarmee Universeel afdrukken-opdracht worden gekoppeld.
[Afdelings-ID:]
Bij gebruik van afdelings-ID-beheer moet u op [Instellingen voor afdelings-ID...] klikken en de afdelings-ID selecteren die u aan de gebruiker wilt toewijzen. Registreer eerst de nodige afdelings-ID's bij [Nieuwe afdeling registreren...] op het scherm met lijsten. Als de afdelings-ID die u hier opgeeft, later wordt verwijderd, wijzig deze instelling dan. De afdelings-ID-beheerinstellingen configureren
[Selecteer rol om in te stellen:]
De gebruikersbevoegdheden (rollen) hieronder kunnen worden geselecteerd. Geef ook hier de instellingen aan als een administrator wordt toegevoegd. De beschikbare instellingen variëren op basis van de bevoegdheden (Instellingen/registratie). Daarnaast kunt u uw eigen rollen aanmaken. ACCESS MANAGEMENT SYSTEM gebruiken
[Beheerder]
Staat alle bewerkingen toe als administrator van het apparaat.
[GeneralUser]
Hiermee hebt u algemene-gebruikersbevoegdheden.
[DeviceAdmin]
Hiermee worden bewerkingen toegestaan die beschikbaar zijn voor algemene gebruikers, en kunt u instellingen wijzigen van basisfuncties, zoals kopiëren, afdrukken, verzenden en ontvangen.
[NetworkAdmin]
Hiermee worden bewerkingen toegestaan die beschikbaar zijn voor algemene gebruikers, en kunt u instellingen met betrekking tot het netwerk wijzigen.
[Vervaldatum voor gebruikersaccount instellen]
Bij het instellen van een geldigheidsduur van de account schakelt u het selectievakje in en voert u een waarde in voor [Vervaldatum].
[Het gebruikersaccount uitschakelen]
Schakel het selectievakje in om de account tijdelijk uit te schakelen.
[Toewijzing van gebruikersgroepen]
Wanneer u de gebruiker aan een groep wilt toewijzen, selecteert u geregistreerde gebruikersgroep uit de lijst en klikt u op [Toevoegen]. Deze instelling wordt niet weergegeven wanneer u afdelings-ID's als gebruiksgroepen gebruikt. De aanmeldingsmethodes van gebruikers en verificatieapparaten configureren
7
Klik op [Toevoegen].
Instellingen configureren via het bedieningspaneel
U kunt ook gebruikersgegevens registreren door op  (Inst./Registrern) <Beheerinstellingen>  <Gebruikersbeheer>  <Authentificatiebeheer>  <Auth.gebr. registreren/bewerken> te drukken. <Auth.gebr. registreren/bewerken>
Gebruikersgroepen aanmaken
Adreslijsten in het adresboek kunnen worden gedeeld tussen gebruikers die zijn geregistreerd in een gebruikersgroep. Gebruikersgroepen registreren
Op niet-geregistreerde afdelings-ID's controleren
Als u in het scherm bij stap 4 op [Niet-geregistreerde afdelings-ID controleren...] klikt, kunt u afdelings-ID's zien die niet zijn geregistreerd op de machine, door afdelings-ID's die zijn toegewezen aan gebruikers te vergelijken met afdelings-ID's die op de machine zijn geregistreerd.
Batch-instellingen voor afdelings-ID's
Als u op het scherm dat in stap 4 is afgebeeld op [Batchinstellingen voor afdelings-ID...] klikt, kunt u nieuwe afdelings-ID's maken en instellingen voor alle gebruikers toepassen.
Als de gebruikersnaam uit zeven cijfers of minder bestaat, wordt hetzelfde nummer toegewezen aan dezelfde gebruiker als de afdelings-ID. Als het wachtwoord van dezelfde gebruiker is geregistreerd als een getal dat uit zeven cijfers of minder bestaat, wordt het ook ingesteld als de PIN voor die afdelings-ID.
Als de gebruikersnaam en het wachtwoord niet voldoen aan de bovenstaande voorwaarden, wordt automatisch een afdelings-ID toegewezen beginnend met 0000001 en 0 (geen) voor de pincode.
De afdelings-ID registreren als de gebruikersnaam
Als u op [Gebruiker toevoegen met afdelings-ID...] klikt op het scherm in stap 4, wordt een nieuwe gebruiker met dezelfde naam als de afdelings-ID geregistreerd. Wanneer toetsenbordverificatie wordt gebruikt, kan de verificatie alleen worden uitgevoerd met behulp van de numerieke toetsinvoer.

Tweestapsverificatie inschakelen

U kunt tweestapsverificatie gebruiken om de beveiliging van het aanmelden bij de Remote UI (UI op afstand) te vergroten door een eenmalig wachtwoord te vragen naast het wachtwoord dat is ingesteld in "Gebruikersinformatie registreren".
Voor het verkrijgen van een eenmalig wachtwoord moet een mobiele app (Microsoft Authenticator of Google Authenticator) worden geïnstalleerd op een mobiel apparaat zoals een smartphone of tablet. De tijd van het mobiele apparaat moet ook overeenkomen met die van de machine.
Tweestapsverificatie kan alleen worden ingeschakeld voor het gebruikersaccount dat is aangemeld.
1
Start de Remote UI (UI op afstand). De Remote UI (UI op afstand) starten
2
Klik op [Instellingen/Registratie] op de Portal-pagina. Het scherm Remote UI (UI op afstand)
3
Klik op [Gebruikersbeheer]  [Authentificatiebeheer].
Voor een gebruiker met beheerdersbevoegdheden klikt u op [Bewerken] op het scherm [Gebruikersbeheer].
4
Selecteer [Tweestapsverificatie gebruiken] en klik op [Bijwerken].
5
Start de mobiele app en gebruik deze om de QR-code die wordt weergegeven op het scherm [Tweestapsverificatie inschakelen] van de Remote UI (UI op afstand).
Als u de QR-code niet kunt scannen, voert u de code in die wordt weergegeven in [Handmatige invoersleutel:].
6
Geef op het scherm [Eenmalig wachtwoord:] het eenmalige wachtwoord op dat wordt weergegeven in de mobiele app  en klik op [Verifiëren].
Als accountgegevens zijn kwijtgeraakt of verwijderd
U kunt vanaf elk mobiel apparaat een QR-code gebruiken om de accountgegevens te registreren of te herstellen. Het wordt aangeraden om een foto of schermopname van de QR-code te maken die op het computerscherm wordt weergegeven, voor als het mobiele apparaat verloren raakt of de accountgegevens die in de mobiele app zijn geregistreerd, per ongeluk worden verwijderd.
Bewaar de foto of schermopname van de QR-code zorgvuldig, zodat anderen hem niet kunnen zien.
Als het mobiele apparaat verloren raakt of als de accountgegevens die in de mobiele app zijn geregistreerd, worden verwijderd, en u geen foto of sleutel hebt, kunt u geen eenmalig wachtwoord ophalen en kunt u zich dus ook niet aanmelden bij de Remote UI (UI op afstand). Vraag in dat geval een gebruiker met Administrator-bevoegdheden om de optie [Tweestapsverificatie gebruiken] uit te schakelen, zodat u zich kunt aanmelden bij de Remote UI (UI op afstand).
9XUU-0A5