Bedieningsvoorbeelden bij gebruik van een computer
Als u de machine vanaf een computer gebruikt, moet u mogelijk de computer configureren, afhankelijk van de functie. Daarnaast kunt u de informatie van de computer nodig hebben om de informatie te controleren die op de machine moet worden ingesteld.
In dit geval gebruikt u de onderstaande bedieningsvoorbeelden om de instellingen te configureren en de vereiste informatie op de computer te controleren.
Een gedeelde map maken
Bij gebruik van Windows
1
Een map op een willekeurige locatie maken (bijvoorbeeld Bureaublad).
2
Klik met de rechtermuisknop op de gemaakte map en klik op [Eigenschappen].
3
Klik op het tabblad [Delen] op [Geavanceerd delen].
Het scherm [Geavanceerd delen] wordt weergegeven.
4
Schakel het selectievakje [Deze map delen] in en klik op [Machtigingen].
5
Configureer de toegangsrechten.
1
Selecteer [Iedereen] voor [Namen van groepen of gebruikers].
2
Schakel voor [Machtigingen] het selectievakje [Toestaan] in voor [Wijzigen].
3
Klik op [OK].
6
Klik op [OK]

[Sluiten].
U kunt de gemaakte map gebruiken als een gedeelde map.
Bij gebruik van macOS
1
Klik op [

]

[Systeeminstellingen]

[Algemeen]

[Delen].
Het scherm [Delen] wordt weergegeven.
2
Zet [Bestandsdeling] aan en klik op [

].
3
Klik onder [gedeelde mappen] op [+].
4
Maak een map op een willekeurige locatie (bijvoorbeeld Bureaublad) en klik op [Voeg toe].
5
Configureer de toegangsrechten.
1
In [gedeelde mappen] selecteert u de gemaakte map.
2
Voor [Gebruikers], selecteert u [Iedereen]

[Lezen/schrijven].
6
Klik op [Gereed].
U kunt de gemaakte map gebruiken als een gedeelde map.
Netwerkdetectie inschakelen
1
Klik met de rechtermuisknop op [

] (Start) en klik op [Netwerkverbindingen].
Het scherm [Netwerk en internet] wordt weergegeven.
2
Klik op [Geavanceerde netwerkinstellingen]

[Geavanceerde instellingen voor delen].
Het scherm [Geavanceerde instellingen voor delen] wordt weergegeven.
3
Stel [Netwerk detecteren] in op [Aan].
Een gedeelde printer weergeven op de afdrukserver
Bij gebruik van Windows
1
Klik met de rechtermuisknop op [

] (Start) en klik op [File Explorer].
2
Selecteer in [Netwerk] de afdrukserver waarop de gedeelde printer moet worden weergegeven.
Als er niets wordt weergegeven voor [Netwerk], schakel dan netwerkdetectie in.
Netwerkdetectie inschakelen
Bij gebruik van macOS
1
Klik op [

]

[Systeeminstellingen]

[Printers en scanners].
Het scherm [Printers en scanners] wordt weergegeven.
2
Klik op [Voeg printer, scanner of fax toe…].
Het scherm [Een printer toevoegen] wordt weergegeven.
3
Klik op [

] om de gedeelde printer weer te geven.
De aanmeldingsgebruikersnaam voor de computer controleren
Bij gebruik van Windows
1
Klik op [

] (Start)

[

] (Instellingen)

[Accounts].
Het scherm [Accounts] wordt weergegeven.
2
Controleer de gebruikersnaam die rechts van het pictogram wordt weergegeven.
Bij gebruik van macOS
1
Klik op het bureaublad op [Ga]

[Thuis].
Het scherm met de startmap wordt weergegeven.
2
Controleer de gebruikersnaam die bovenaan het scherm wordt weergegeven.
De systeeminformatie van de computer controleren
Bij gebruik van Windows
1
Klik met de rechtermuisknop op [

] (Start) en klik op [Systeem].
Het scherm [Info] wordt weergegeven.
2
In [Apparaatspecificaties] controleert u de computernaam en de versie van het besturingssysteem.
Controleer de computernaam naast [Apparaatnaam].
Controleer de processorversie naast [Type systeem].
Voor een 32-bits besturingssysteem, wordt het [32-bits besturingssysteem] weergegeven.
Voor een 64-bits besturingssysteem, wordt het [64-bits besturingssysteem] weergegeven.
Bij gebruik van macOS
1
Klik op [

]

[Systeeminstellingen]

[Algemeen]

[Delen].
Het scherm [Delen] wordt weergegeven.
2
Controleer de computernaam naast [Naam lokale host].
".local" aan het einde van de lokale hostnaam wordt niet opgenomen in de computernaam.
De netwerkverbindinginformatie van de computer controleren
Bij gebruik van Windows
1
Klik met de rechtermuisknop op [

] (Start) en klik op [Netwerkverbindingen].
Het scherm [Netwerk en internet] wordt weergegeven.
2
Controleer de netwerkverbindingsinformatie.
De SSID (netwerknaam) van het draadloze LAN controleren

Controleer de SSID onder [Wi-Fi].
Het IP-adres en de DNS-server controleren

1
Klik op [Eigenschappen] voor het aangesloten netwerk.
2
Controleer het IP-adres en de DNS-server onder [Eigenschappen].
Bij gebruik van macOS
1
Klik op [

]

[Systeeminstellingen]

[Netwerk].
Het scherm [Netwerk] wordt weergegeven.
2
Controleer de netwerkverbindingsinformatie.
Voor bedraad LAN

Klik op het netwerk om de details te bekijken en controleer het IP-adres en de DNS-server.
Voor draadloos LAN

1
Klik op [Wi-Fi].
Het scherm [Wi-Fi] wordt weergegeven.
2
Controleer de netwerkverbindingsinformatie.
De SSID (netwerknaam) controleren
Controleer de SSID op het scherm [Wi-Fi].
Het IP-adres en de DNS-server controleren
Klik op [Details] en controleer het IP-adres op het weergegeven scherm.
Klik op [Details]

[DNS] en controleer de DNS-server op het weergegeven scherm.
De printerpoort controleren
1
Klik op [

] (Start)

[

] (Instellingen)

[Bluetooth en apparaten]

[Printers en scanners].
Het scherm [Printers en scanners] wordt weergegeven.
2
Klik op het printerstuurprogramma van de machine

[Eigenschappen van printer].
Het scherm met eigenschappen van het printerstuurprogramma verschijnt.
3
Controleer op het tabblad [Poorten] welke poort wordt gebruikt.
N.B.
Als het IP-adres van de machine is gewijzigd na de installatie van het printerstuurprogramma, moet een nieuwe poort worden toegevoegd.
Een poort toevoegen
Bidirectionele communicatie controleren
1
Klik op [

] (Start)

[

] (Instellingen)

[Bluetooth en apparaten]

[Printers en scanners].
Het scherm [Printers en scanners] wordt weergegeven.
2
Klik op het printerstuurprogramma van de machine

[Eigenschappen van printer].
Het scherm met eigenschappen van het printerstuurprogramma verschijnt.
3
Op het tabblad [Poorten] controleert u of het selectievakje [Ondersteuning in twee richtingen inschakelen] is ingeschakeld.
Een testpagina afdrukken
Bij gebruik van Windows
1
Klik op [

] (Start)

[

] (Instellingen)

[Bluetooth en apparaten]

[Printers en scanners].
Het scherm [Printers en scanners] wordt weergegeven.
2
Klik op het printerstuurprogramma van de machine

[Eigenschappen van printer].
Het scherm met eigenschappen van het printerstuurprogramma verschijnt.
3
Klik op het tabblad [Algemeen] op [Testpagina afdrukken].
Als de afdrukgegevens correct worden verzonden, drukt het apparaat een testpagina af.
Bij gebruik van macOS
1
Klik op [

]

[Systeeminstellingen]

[Printers en scanners].
Het scherm [Printers en scanners] wordt weergegeven.
2
Selecteer de machine en klik op [Printerwachtrij].
3
Klik in het menu [Printer] op [Druk testpagina af].
Als de afdrukgegevens correct worden verzonden, drukt het apparaat een testpagina af.