Faxen controleren, afdrukken en doorsturen die zijn opgeslagen met geheugenvergrendeling
Wanneer een ontvangen fax in het RX-inboxgeheugen is opgeslagen, licht de indicator Verwerken/gegevens op het bedieningspaneel groen op.
U kunt de inhoud van faxen die zijn opgeslagen in het RX-inboxgeheugen controleren op het bedieningspaneel of de Remote UI (UI op afstand) voordat u ze afdrukt. U kunt ook faxen doorsturen naar door u opgegeven bestemmingen.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u faxen controleert, afdrukt en doorstuurt met het bedieningspaneel.
Om een fax te controleren, af te drukken of door te sturen via Remote UI (UI op afstand) vanaf een computer, voert u de bewerkingen uit van [Access Received/Stored Files] op de portaalpagina.
De machine vanaf een computer beheren (Remote UI (UI op afstand))
1
Druk op het bedieningspaneel op [Fax/I-Fax postbus] in het scherm [Home].
Scherm [Home]
Het scherm voor het selecteren van de opslaglocatie van de ontvangen fax wordt weergegeven.
2
Druk op [Geheugen RX postbus]

[Geheugen RX postbus].
Als het PIN-invoerscherm verschijnt, voert u de PIN in die is ingesteld voor het RX-inboxgeheugen en drukt u op [OK].
3
Controleer, druk af of stuur de fax door.
Selecteer voor het verwijderen van faxgegevens een fax en druk op [Verwijderen]

[Ja].
* U kunt niet meerdere faxen tegelijk selecteren en verwijderen.
Faxinformatie en -inhoud controleren
Selecteer een ontvangen fax en druk op [Details] om details zoals het formaat van de fax te controleren.
Selecteer een fax en druk op [Weergave afbeelding] om een voorbeeldscherm weer te geven en de inhoud van de fax te controleren.
U kunt ook pagina's verwijderen op het voorbeeldscherm of afdrukken vanuit het voorbeeldscherm.
Een fax afdrukken
Selecteer de fax die u wilt afdrukken en druk op [Afdrukken]

[Start afdrukken].
*De gegevens van de afgedrukte fax worden automatisch verwijderd uit het RX-inboxgeheugen.
* U kunt niet meerdere faxen tegelijk selecteren en afdrukken.
Wanneer u een faxbericht doorstuurt

1
Selecteer de fax die u wilt doorsturen en druk op [Verzenden].
U kunt maximaal 32 faxen tegelijk selecteren en doorsturen.
Als u alle weergegeven faxen wilt selecteren, drukt u op [Alles selecteren (Max. 32 best.)] terwijl er geen faxen zijn geselecteerd.
2
Geef de doorstuurbestemming op.
Aangeven van bestemmingen
Om een map voor een aangemelde gebruiker (Persoonlijke map) als bestemming op te geven, drukt u op [Persoonlijke map].
Om het e-mailadres van een inloggebruiker als bestemming op te geven, drukt u op [Verzenden naar mijzelf].
Als u een e-mailadres als Cc- of Bcc-bestemming wilt opgeven, drukt u op [Cc Bcc].
Wanneer u een fax doorstuurt die is opgeslagen met Geheugenvergrendeling, kunt u geen bestemming opgeven met het adresboek op een mobiel apparaat of het TX-logboek van de machine.
3
Configureer de doorstuurinstellingen, indien nodig.
U kunt dezelfde instellingen configureren als bij het verzenden van bestanden vanuit de mailbox, zoals het bestandsformaat en de bestandsnaam.
[Postbus]-scherm voor TX-instellingen
4
Druk op [Start verzenden].
De fax wordt doorgestuurd naar de opgegeven bestemming.
N.B.
Aantal faxen dat kan worden opgeslagen
Het opslaggebied van het RX-inboxgeheugen wordt gedeeld met de mailbox. Voor het aantal faxen dat kan worden opgeslagen, zie de capaciteit van de mailbox.
Postvak
Een snelkoppeling naar de opslaglocatie vastleggen