Gebruikersauthenticatie uitvoeren bij het ontvangen van apparaatinformatie

Door de instellingen zo te configureren dat gebruikersverificatie wordt uitgevoerd bij het ontvangen van de apparaatinformatie, kunt u voorkomen dat clientmachines ongeautoriseerde apparaatinformatie ontvangen.
* De hostmachine en clientmachines moeten gebruikersauthenticatie uitvoeren. Gebruikers verifiëren en groepen beheren
BELANGRIJK
Als u niet wilt dat gebruikersauthenticatie wordt uitgevoerd wanneer de apparaatinformatie wordt ontvangen, moeten de systeembeheerder-ID en pincode van de hostmachine en de clientmachine overeenkomen. Afdelings-ID en pincode voor de beheerder instellen wijzigen
* Als de systeembeheerders-ID en de pincode van de clientmachine afwijken van die op de hostmachine, worden de apparaatgegevens niet ontvangen.

De authenticatiegegevens op de hostmachine instellen

Stel de beheerdersinformatie van de clientmachines in die moet worden gebruikt voor authenticatie op de hostmachine.
Gebruik het bedieningspaneel om de authenticatiegegevens in te stellen. U kunt de informatie niet instellen via de Remote UI (UI op afstand) op een computer.
Beheerdersrechten zijn vereist.
1
Log in bij de machine als een beheerder. Inloggen op de machine
2
Druk op het bedieningspaneel op [ Instellingen/Registratie] in het scherm [Home] of ander scherm. Scherm [Home]
Het scherm [Instellingen/Registratie] wordt weergegeven.
3
Druk op [Beheerinstellingen] [Apparaatbeheer] [Verdeelinstellingen Apparaatinformatie].
Het scherm [Verdeelinstellingen Apparaatinformatie] wordt weergegeven.
4
Druk op [Stel MEAP-authentificatie in] in [Verzendinstellingen].
Het scherm [Stel MEAP-authentificatie in] wordt weergegeven.
5
Stel de authenticatiegegevens in.
Voer in [Gebruikersnaam] en [Wachtwoord] de gebruikersnaam en het wachtwoord in die moeten worden gebruikt voor authenticatie.
De gebruiker die aan deze gebruikersnaam en dit wachtwoord is gekoppeld, moet zijn geregistreerd als beheerder met beheerdersrechten op de clientmachine of op de authenticatieserver die door de clientmachine wordt gebruikt.
Als de gebruiker waarvoor authenticatie moet worden uitgevoerd, geregistreerd is op de authenticatieserver, voert u de NetBIOS-domeinnaam in [Aanmeldbestemming] in.
6
Druk op [OK]  [OK].
De instellingen worden toegepast.

De authenticatiefunctie op de clientcomputer inschakelen

Schakel de authenticatiefunctie in op de clientmachine om de gebruikersauthenticatie uit te voeren bij het ontvangen van de apparaatinformatie.
Gebruik het bedieningspaneel om de verificatiefunctie in te stellen. U kunt de functie niet instellen via de Remote UI (UI op afstand) op een computer.
Beheerdersrechten zijn vereist. De machine moet opnieuw worden opgestart om de geïmporteerde instellingen toe te passen.
Vereiste voorbereidingen
Controleer of de beheerder met beheerdersrechten die gekoppeld is aan de authenticatie-informatie (gebruikersnaam en wachtwoord) die geconfigureerd is op de hostmachine, geregistreerd is op de clientmachine of op de authenticatieserver die gebruikt wordt door de clientmachine. Gebruikers verifiëren en groepen beheren
1
Log in bij de machine als een beheerder. Inloggen op de machine
2
Druk op het bedieningspaneel op [ Instellingen/Registratie] in het scherm [Home] of ander scherm. Scherm [Home]
Het scherm [Instellingen/Registratie] wordt weergegeven.
3
Druk op [Beheerinstellingen] [Apparaatbeheer] [Verdeelinstellingen Apparaatinformatie].
Het scherm [Verdeelinstellingen Apparaatinformatie] wordt weergegeven.
4
Druk op [Gebruik MEAP-verificatie bij ontvangst] in [Ontvangstinstellingen].
Het scherm [Gebruik MEAP-verificatie bij ontvangst] wordt weergegeven.
5
Stel [Gebruik MEAP-verificatie bij ontvangst] in op [Aan].
6
Druk op [OK] [OK].
7
Druk op [ Instellingen/Registratie] [Ja].
De machine herstart en de instelling wordt toegepast.
AR44-0LF