Bestanden op een USB-geheugenapparaat gebruiken

U kunt het bedieningspaneel van het apparaat gebruiken om de volgende handelingen uit te voeren voor bestanden die zijn opgeslagen op een USB-geheugenapparaat dat in de machine is geplaatst:
Bestandsnamen wijzigen
Bestanden verwijderen
Bestanden toevoegen (met de machine gescande documenten opslaan)
Vereiste voorbereidingen
Configureer de instellingen om gegevens op een USB-geheugenapparaat af te drukken. Voorbereidingen voor het gebruik van een USB-geheugenapparaat
1
Steek het USB-geheugenapparaat in de USB-poort van deze machine. Een USB-geheugenapparaat plaatsen en verwijderen
Wanneer het scherm van beschikbare functies voor snelkoppelingen wordt weergegeven
2
Druk op het bedieningspaneel op [Toegang opgeslagen bestanden] in het scherm [Home]. Scherm [Home]
Het scherm voor het selecteren van de opslagruimte verschijnt.
3
Druk op [Geheugenmedia].
4
Selecteer het USB-geheugenapparaat met het bestand dat u wilt gebruiken.
Druk op [Controleer mediainformatie], selecteer het USB-geheugenapparaat en druk op [Details] om het serienummer en de beschikbare capaciteit van het USB-geheugenapparaat te controleren.
5
Toon de map met het bestand dat u wilt bewerken.
6
Bewerk het bestand.
Druk op [Mapactiviteit.] om een map te maken of de naam ervan te wijzigen.
De bestandsnaam wijzigen
Selecteer het bestand waarvan u de naam wilt wijzigen en druk op [Bewerk bestand]  [Wijzig bestandsnaam].
Voer de bestandsnaam in en druk op [OK] om de bestandsnaam te wijzigen.
Een bestand verwijderen
Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen en druk op [Bewerk bestand]  [Verwijderen]  [Ja].
* U kunt maximaal 32 bestanden in dezelfde map tegelijk selecteren en verwijderen.
Bestanden toevoegen (met de machine gescande documenten opslaan)
7
Verwijder het USB-geheugenapparaat wanneer de bewerking voltooid is. Het USB-geheugen verwijderen
C49U-0E7