Documentnummer: AREU-006
Datum update: 2023-04-01
Canon - Problemen oplossen (FAQ) > Faxen > Inkomende faxdocumenten doorsturen naar een gedeelde map

Inkomende faxdocumenten doorsturen naar een gedeelde map

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u inkomende faxdocumenten kunt doorsturen naar een gedeelde map die in het adresboek is geregistreerd.
Voer stappen 1 t/m 2 in volgorde uit.
In dit gedeelte wordt de procedure voor het doorsturen van inkomende faxdocumenten naar een gedeelde map beschreven in de volgende scenario's:
 Gefaxte documenten van bedrijf A (faxnr. 0011111111) doorsturen naar de server van het verkoopteam
 Gefaxte documenten van andere bedrijven dan bedrijf A doorsturen naar de computer van gebruiker B in het verkoopkantoor (gedeelde map)
 Gebruiker B via e-mail op de hoogte brengen wanneer inkomende faxdocumenten worden doorgestuurd
Verplaatsing van inkomende faxdocumenten nadat de instellingen voor doorsturen zijn geconfigureerd
N.B.
Controleer eerst of de volgende instellingen zijn ingevoerd:
Dat faxen kunnen worden gebruikt
Dat de verzendfuncties zijn ingeschakeld
Dat de netwerkinstellingen zijn geconfigureerd
Schermen kunnen verschillen afhankelijk van uw model en de geïnstalleerde opties.

Stap 1: Een doorzendbestemming in het adresboek registreren

De server van het verkoopteam registreren in het adresboek

1
Op het scherm <Home> drukt u op <Best./Door. instell.>.
2
Druk op <Registreer bestemmingen>  <Nieuwe best. registreren>.
3
Druk op <Bestand>.
4
Voer de informatie voor de server van het verkoopteam in.
<Naam>
Voer de naam van de bestemming die u wilt bekijken in het adresboek in. Hier wordt Server van verkoopteam ingevoerd.
Druk op <Naam> voer de bestemmingsnaam in en druk vervolgens op <OK>.
Waar bestemmingen registreren
Selecteer een bestemming in <Persoonlijke adreslijst>, adreslijst van gebruikersgroepen, <Adreslijst 1> naar <Adreslijst 10> of <Adreslijst voor beheerder>.
Wanneer u bestemmingen registreert voor uw eigen gebruik, selecteert u <Persoonlijke adreslijst>.
Wanneer u bestemmingen registreert die alleen een beheerder kan bewerken, selecteert u <Adreslijst voor beheerder>.
Als u een bestemming met een geregistreerde gebruikersgroep wilt delen, selecteert u de adreslijst van geregistreerde gebruikersgroepen.
N.B.
<Adreslijst 1> tot <Adreslijst 10> kunnen worden vergeleken met 10 adresboeken. Het registreren van bestemmingen in adreslijsten voor elke afdeling of zakenpartner zorgt ervoor dat ze gemakkelijker te vinden zijn bij het opgeven van bestemmingen. Het maakt het ook gemakkelijk om adreslijsten te beheren door gewoon de naam van een afdeling of zakenpartner te wijzigen.
<Protocol>
Hier wordt <Windows (SMB)> geselecteerd.
N.B.
Als u <Windows (SMB)> selecteert, worden de knoppen <Zoek host> en <Bladeren> weergegeven. Dit maakt het gemakkelijk om de bestandsserver op te geven tijdens het bladeren of zoeken op een netwerk.
U kunt <Bladeren> alleen gebruiken als <1.0> is ingesteld op <Aan> in <Geef SMB Client-versie op>.
U kunt maximaal vijf directoryservers registreren die moeten worden gebruikt met <Bladeren>.
<Hostnaam>
Voer het pad voor de bestandsserver in.
Bijvoorbeeld: \\Computernaam van bestandsserver\Verkoopafdeling
<Mappad>
Voer de mapnaam in als u een map wilt maken voor sorteren op de bestandsserver. U kunt het bestand ook verzenden zonder een bestandsnaam in te voeren.
Bijvoorbeeld: \FAX_van_A
N.B.
Als u <Protocol> instelt op <Windows (SMB)> en vervolgens een niet-bestaande map opgeeft in <Mappad>, wordt er automatisch een map gemaakt en wordt het bestand opgeslagen in de gemaakte map. Als u echter niet-bestaande mappen op meerdere niveaus opgeeft, wordt een verzendfout weergegeven.
<Gebruikersnaam>
Voer de gebruikersnaam in die wordt gebruikt voor aanmelden bij de bestandsserver.
<Wachtwoord>
Voer het wachtwoord voor de gebruikersnaam in.
<Bevestig voor verzenden>
Als u <Bevestig voor verzenden> inschakelt, verschijnt er een scherm waarin u om een wachtwoord wordt gevraagd voordat het bestand wordt verzonden, zelfs als u het wachtwoord al hebt opgegeven in <Wachtwoord>.
N.B.
Als u een bestemming opgeeft met <Bevestig voor verzenden> ingeschakeld als de doorzendbestemming, verschijnt het wachtwoordinvoerscherm niet. Het bestand wordt doorgestuurd met gebruik van het geregistreerde wachtwoord.
5
Druk op <Control. verbind.> om de verbinding te controleren.
6
Druk op <OK>  <Sluiten>.

Een gedeelde map op de computer van gebruiker B registreren in het adresboek

1
Op het scherm <Home> drukt u op <Best./Door. instell.>.
2
Druk op <Registreer bestemmingen>  <Nieuwe best. registreren>.
3
Druk op <Bestand>.
4
Voer de informatie voor de gedeelde map op de computer van gebruiker B in.
<Naam>
Voer de naam van de bestemming die u wilt bekijken in het adresboek in. Hier wordt Map van B ingevoerd.
Druk op <Naam> voer de bestemmingsnaam in en druk vervolgens op <OK>.
Waar bestemmingen registreren
Selecteer een bestemming in <Persoonlijke adreslijst>, adreslijst van gebruikersgroepen, <Adreslijst 1> naar <Adreslijst 10> of <Adreslijst voor beheerder>.
Wanneer u bestemmingen registreert voor uw eigen gebruik, selecteert u <Persoonlijke adreslijst>.
Wanneer u bestemmingen registreert die alleen een beheerder kan bewerken, selecteert u <Adreslijst voor beheerder>.
Als u een bestemming met een geregistreerde gebruikersgroep wilt delen, selecteert u de adreslijst van geregistreerde gebruikersgroepen.
N.B.
<Adreslijst 1> tot <Adreslijst 10> kunnen worden vergeleken met 10 adresboeken. Het registreren van bestemmingen in adreslijsten voor elke afdeling of zakenpartner zorgt ervoor dat ze gemakkelijker te vinden zijn bij het opgeven van bestemmingen. Het maakt het ook gemakkelijk om adreslijsten te beheren door gewoon de naam van een afdeling of zakenpartner te wijzigen.
<Protocol>
Hier wordt <Windows (SMB)> geselecteerd.
N.B.
Als u <Windows (SMB)> selecteert, worden de knoppen <Zoek host> en <Bladeren> weergegeven. Dit maakt het gemakkelijk om de bestandsserver op te geven tijdens het bladeren of zoeken op een netwerk.
U kunt <Bladeren> alleen gebruiken als <1.0> is ingesteld op <Aan> in <Geef SMB Client-versie op>.
U kunt maximaal vijf directoryservers registreren die moeten worden gebruikt met <Bladeren>.
<Hostnaam>
Voer het pad voor de gedeelde map op de computer van gebruiker B in.
Bijvoorbeeld: \\Computernaam\Scan
<Mappad>
Voer de mapnaam in als u een map wilt maken voor sorteren in de gedeelde map. U kunt het bestand ook verzenden zonder een bestandsnaam in te voeren.
Bijvoorbeeld: \FAX
N.B.
Als u <Protocol> instelt op <Windows (SMB)> en vervolgens een niet-bestaande map opgeeft in <Mappad>, wordt er automatisch een map gemaakt en wordt het bestand opgeslagen in de gemaakte map. Als u echter niet-bestaande mappen op meerdere niveaus opgeeft, wordt een verzendfout weergegeven.
<Gebruikersnaam>
Voer de gebruikersnaam in die wordt gebruikt voor aanmelden bij de computer van gebruiker B.
<Wachtwoord>
Voer het wachtwoord voor de gebruikersnaam in.
<Bevestig voor verzenden>
Als u <Bevestig voor verzenden> inschakelt, verschijnt er een scherm waarin u om een wachtwoord wordt gevraagd voordat het bestand wordt verzonden, zelfs als u het wachtwoord al hebt opgegeven in <Wachtwoord>.
N.B.
Als u een bestemming opgeeft met <Bevestig voor verzenden> ingeschakeld als de doorzendbestemming, verschijnt het wachtwoordinvoerscherm niet. Het bestand wordt doorgestuurd met gebruik van het geregistreerde wachtwoord.
5
Druk op <Control. verbind.> om de verbinding te controleren.
6
Druk op <OK>  <Sluiten>.

Het e-mailadres van gebruiker B registreren in het adresboek

1
Op het scherm <Home> drukt u op <Best./Door. instell.>.
2
Druk op <Registreer bestemmingen>  <Nieuwe best. registreren>.
3
Druk op <E-mail>.
4
Voer de informatie voor E-mailadres van gebruiker B in.
<Naam>
Voer de naam van de bestemming die u wilt bekijken in het adresboek in. Hier wordt E-mail van B ingevoerd.
Druk op <Naam> voer de bestemmingsnaam in en druk vervolgens op <OK>.
Waar bestemmingen registreren
Selecteer een bestemming in <Persoonlijke adreslijst>, adreslijst van gebruikersgroepen, <Adreslijst 1> naar <Adreslijst 10> of <Adreslijst voor beheerder>.
Wanneer u bestemmingen registreert voor uw eigen gebruik, selecteert u <Persoonlijke adreslijst>.
Wanneer u bestemmingen registreert die alleen een beheerder kan bewerken, selecteert u <Adreslijst voor beheerder>.
Als u een bestemming met een geregistreerde gebruikersgroep wilt delen, selecteert u de adreslijst van geregistreerde gebruikersgroepen.
N.B.
<Adreslijst 1> tot <Adreslijst 10> kunnen worden vergeleken met 10 adresboeken. Het registreren van bestemmingen in adreslijsten voor elke afdeling of zakenpartner zorgt ervoor dat ze gemakkelijker te vinden zijn bij het opgeven van bestemmingen. Het maakt het ook gemakkelijk om adreslijsten te beheren door gewoon de naam van een afdeling of zakenpartner te wijzigen.
<E-mailadres>
Voer het e-mailadres van gebruiker B in.
<Verdeel gegevens>
Wanneer grootte van een bestand de limiet voor de overdracht van e-mails overschrijdt, kunt u kiezen om het bestand op te splitsen op basis van grootte of pagina's.
Wanneer u instelt op <Aan>, wordt het bestand opgesplitst zodat het de limiet niet meer overschrijdt en wordt het als meerdere leveringen verzonden. De e-mailsoftware van de ontvanger moet ondersteuning bieden voor een functie voor het opnieuw samenvoegen van het ontvangen bestand.
Wanneer u dit instelt op <Uit>, wordt het aantal pagina's dat elke keer wordt verzonden, verminderd, en worden de pagina's in meerdere e-mails verzonden. Een bestand met 10 pagina's wordt bijvoorbeeld in twee gesplitst en verzonden als twee bestanden met 5 pagina's waardoor de ontvanger twee e-mails ontvangt. Als het bestand echter geen pagina's (bijvoorbeeld een JPEG-afbeelding) bevat, treedt een verzendfout op.
5
Druk op <OK>  <Sluiten>.
N.B.
Voordat u de doorstuurinstellingen configureert, gebruikt u de functie <Scannen en verzenden> om te controleren of het bestand zeker is aangekomen op de geregistreerde bestemming.

Stap 2: De doorstuurinstellingen voor inkomende faxdocumenten configureren

1
Meld u aan als beheerder op het bedieningspaneel van deze machine. Als beheerder inloggen
2
Op het scherm <Home> drukt u op (Instellingen/Registratie).
3
Druk op <Functie-instellingen> <Ontvangen/Doorzenden> <Ontvangen/Doorzenden> <Doorstuurinstellingen>.
4
Druk op <Registreren>.
5
Druk op <Conditienaam>, voer Faxen van bedrijf A in en druk vervolgens op <OK>.
6
Druk op <Doorzendcondities>, stel de voorwaarden voor de bestemming(en) voor het doorsturen in en druk vervolgens op <OK>.
Selecteer in <Ontv.methode:> <Fax: Gedeelde lijn>.
Selecteer in <Faxnummer> <is gelijk aan> in het vervolgkeuzemenu en gebruik vervolgens de numerieke toetsen om het faxnummer voor Faxen van bedrijf A (0011111111) in te voeren.
N.B.
Het basisregistratienummer voor een bestemmingsfax mag een nul als voorvoegsel, een spatie of een landnummer gebruiken. Afhankelijk van het gebruik van deze tekens, verschillen de voorwaarden voor doorsturen. Als het niet duidelijk is of deze al dan niet worden gebruikt, selecteert u <Bevat> zonder <is gelijk aan> te selecteren.
7
Druk op <Doorzenden aan>  <Adresboek>.
8
Selecteer de geregistreerde Server van verkoopteam als de doorzendbestemming en druk op <OK>.
9
Druk op <Bestandsnaam>, voer Faxen van bedrijf A in en druk vervolgens op <OK>.
N.B.
Voer voor de bestandsnaam de bestandsnaam in die wordt gebruikt om het bestand op te slaan op de bestandsserver met doorzendbestemmingen. U kunt een willekeurige naam gebruiken.
Een bestandsscandatum/tijdstempel wordt toegevoegd aan het einde van de bestandsnaam. Als er geen naam wordt opgegeven, wordt alleen de bestandsscandatum/tijdstempel toegevoegd en deze kan niet worden verwijderd.
10
Druk op <Melding doorz. gereed>.
11
Selecteer het e-mailadres van gebruiker B en druk op <OK> <OK>.
Dit zorgt ervoor dat e-mailmeldingen voor doorsturen naar het e-mailadres van gebruiker B worden verzonden wanneer inkomende faxdocumenten worden doorgestuurd naar de Server van verkoopteam. Controleer indien nodig de inkomende faxdocumenten.
12
Selecteer Faxen van bedrijf A en druk op <Geldig/Ongeldig> om dit in te stellen op <Aan>.
Gefaxte documenten van bedrijf A worden doorgestuurd naar de Server van verkoopteam.
Ga vervolgens verder met het configureren van doorstuurinstellingen voor Gefaxte documenten van andere bedrijven dan bedrijf A.
N.B.
Als dit is ingesteld op <Uit>, worden documenten afgedrukt zonder dat deze naar een bestandsserver worden doorgestuurd.
13
Druk op <Doorzenden zonder voorw.>.
N.B.
Als u alle inkomende faxdocumenten wilt doorsturen die niet voldoen aan de doorzendcondities, selecteert u <Doorzenden zonder voorw.>.
Als u de instelling <Doorzenden zonder voorw.> niet opgeeft, worden faxdocumenten die worden ontvangen van andere bedrijven dan bedrijf A afgedrukt of in het geheugen opgeslagen zonder dat ze worden doorgestuurd.
14
Druk op <Doorzenden aan>  <Adresboek>.
15
Selecteer de geregistreerde Map van B als de doorzendbestemming en druk op <OK>.
16
Druk op <Melding doorz. gereed>.
17
Selecteer het e-mailadres van gebruiker B en druk op <OK> <OK>.
Dit zorgt ervoor dat e-mailmeldingen voor doorsturen naar het e-mailadres van gebruiker B worden verzonden wanneer inkomende faxdocumenten worden doorgestuurd naar Map van B. Controleer indien nodig de inkomende faxdocumenten.
18
Selecteer Doorzenden zonder condities, druk op <Geldig/Ongeldig> en stel de doorzendconditie in op <Aan>.
Gefaxte documenten van andere bedrijven dan bedrijf A worden doorgestuurd naar Map van B.
N.B.
Als dit is ingesteld op <Uit>, worden documenten afgedrukt zonder dat deze naar een bestandsserver worden doorgestuurd.
19
Druk op <Sluiten>.