Documentnummer: AREU-007
Datum update: 2023-04-01
Canon - Problemen oplossen (FAQ) > Faxen > Inkomende faxdocumenten doorsturen naar een gedeelde map (Remote UI (UI op afstand))

Inkomende faxdocumenten doorsturen naar een gedeelde map (Remote UI (UI op afstand))

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de Remote UI (UI op afstand) kunt gebruiken om inkomende faxdocumenten door te sturen naar een gedeelde map die in het adresboek is geregistreerd.
Voer stappen 1 t/m 2 in volgorde uit.
In dit gedeelte wordt de procedure voor het doorsturen van inkomende faxdocumenten naar een gedeelde map beschreven in de volgende scenario's:
 Gefaxte documenten van bedrijf A (faxnr. 0011111111) doorsturen naar de server van het verkoopteam
 Gefaxte documenten van andere bedrijven dan bedrijf A doorsturen naar de computer van gebruiker B in het verkoopkantoor (gedeelde map)
 Gebruiker B via e-mail op de hoogte brengen wanneer inkomende faxdocumenten worden doorgestuurd
Verplaatsing van inkomende faxdocumenten nadat de instellingen voor doorsturen zijn geconfigureerd
N.B.
Controleer eerst of de volgende instellingen zijn ingevoerd:
Dat faxen kunnen worden gebruikt
Dat de verzendfuncties zijn ingeschakeld
Dat de netwerkinstellingen zijn geconfigureerd
Dat u toegang hebt tot de Remote UI (UI op afstand)
Schermen kunnen verschillen afhankelijk van uw model en de geïnstalleerde opties.

Stap 1: Een doorzendbestemming in het adresboek registreren

De server van het verkoopteam registreren in het adresboek

1
Open de Remote UI (UI op afstand) en meld u aan als beheerder. De Remote UI (UI op afstand) openen
2
Klik op de portaalpagina op [Address Book] en klik vervolgens op [Address List 01] in de lijst met adreslijsten.
3
Klik op [Register New Destination].
4
Selecteer in [Type] [File] en klik op [Set].
5
Voer de informatie voor de server van het verkoopteam in.
[Name]
Voer de naam van de bestemming die u wilt bekijken in het adresboek in. Hier wordt Server van verkoopteam ingevoerd.
[Protocol]
Hier wordt [Windows (SMB)] geselecteerd.
[Host Name]
Voer het pad voor de bestandsserver in.
Bijvoorbeeld: \\Computernaam van bestandsserver\Verkoopafdeling
[Settings]
Druk op [Settings] om de volgende instellingen te configureren:
[Folder Path]
Voer de mapnaam in als u een map wilt maken voor sorteren op de bestandsserver. U kunt het bestand ook verzenden zonder een bestandsnaam in te voeren.
Bijvoorbeeld: \FAX_van_A
[User Name]
Voer de gebruikersnaam in die wordt gebruikt voor aanmelden bij de bestandsserver.
[Password]
Voer het wachtwoord voor de gebruikersnaam in.
[Confirm]
Voer hetzelfde wachtwoord opnieuw in.
N.B.
Zelfs als u het selectievakje [Confirm Before Sending] inschakelt, verschijnt het wachtwoordinvoerscherm niet wanneer het bestand wordt doorgestuurd. Het bestand wordt doorgestuurd met gebruik van het geregistreerde wachtwoord.
6
Klik op [OK].

Een gedeelde map op de computer van gebruiker B registreren in het adresboek

1
Open de Remote UI (UI op afstand) en meld u aan als beheerder. De Remote UI (UI op afstand) openen
2
Klik op de portaalpagina op [Address Book] en klik vervolgens op [Address List 01] in de lijst met adreslijsten.
3
Klik op [Register New Destination].
4
Selecteer in [Type] [File] en klik op [Set].
5
Voer de informatie voor de gedeelde map op de computer van gebruiker B in.
[Name]
Voer de naam van de bestemming die u wilt bekijken in het adresboek in. Hier wordt Map van B ingevoerd.
[Protocol]
Hier wordt [Windows (SMB)] geselecteerd.
[Host Name]
Voer het pad voor de gedeelde map op de computer van gebruiker B in.
Bijvoorbeeld: \\Computernaam\Scan
[Settings]
Druk op [Settings] om de volgende instellingen te configureren:
[Folder Path]
Voer de mapnaam in als u een map wilt maken voor sorteren in de gedeelde map. U kunt het bestand ook verzenden zonder een bestandsnaam in te voeren.
Bijvoorbeeld: \FAX
[User Name]
Voer de gebruikersnaam in die wordt gebruikt voor aanmelden bij de computer van gebruiker B.
[Password]
Voer het wachtwoord voor de gebruikersnaam in.
[Confirm]
Voer hetzelfde wachtwoord opnieuw in.
N.B.
Zelfs als u het selectievakje [Confirm Before Sending] inschakelt, verschijnt het wachtwoordinvoerscherm niet wanneer het bestand wordt doorgestuurd. Het bestand wordt doorgestuurd met gebruik van het geregistreerde wachtwoord.
6
Klik op [OK].

Het e-mailadres van gebruiker B registreren in het adresboek

1
Open de Remote UI (UI op afstand) en meld u aan als beheerder. De Remote UI (UI op afstand) openen
2
Klik op de portaalpagina op [Address Book] en klik vervolgens op [Address List 01] in de lijst met adreslijsten.
3
Klik op [Register New Destination].
4
Selecteer in [Type] [E-Mail] en klik op [Set].
5
Voer de informatie voor E-mailadres van gebruiker B in.
[Name]
Voer de naam van de bestemming die u wilt bekijken in het adresboek in. Hier wordt E-mail van B ingevoerd.
[E-Mail Address]
Voer het e-mailadres van gebruiker B in.
[Divide Data]
Wanneer u dit selectievakje inschakelt, wordt het bestand opgesplitst zodat het de limiet niet meer overschrijdt en wordt het als meerdere leveringen verzonden. De e-mailsoftware van de ontvanger moet ondersteuning bieden voor een functie voor het opnieuw samenvoegen van het ontvangen bestand.
[Access Number]
Om te voorkomen dat onbevoegde personen in de toekomst een geregistreerd e-mailadres kunnen zien, voert u een willekeurig nummer in dat moet worden gebruikt om het e-mailadres te bekijken.
6
Klik op [OK].
N.B.
Voordat u de doorstuurinstellingen configureert, gebruikt u de functie [Scan and Send] om te controleren of het bestand zeker is aangekomen op de geregistreerde bestemming.

Stap 2: De doorstuurinstellingen voor inkomende faxdocumenten configureren

1
Open de Remote UI (UI op afstand) en meld u aan als beheerder. De Remote UI (UI op afstand) openen
2
Klik op de portaalpagina op [Settings/Registration].
3
Klik op [Receive/Forward] [Forwarding Settings].
4
Klik op [Add New Conditions] en configureer de doorstuurinstellingen voor Faxen van bedrijf A.
[Receive Method]
Selecteer [Fax] als iemand u een fax heeft gestuurd of [I-Fax] als iemand u een I-fax heeft gestuurd. Hier wordt [Fax] geselecteerd.
[Forwarding Condition Name]
Voer de naam in van de doorzendconditie die u wilt weergeven in de lijst met doorzendcondities. U kunt een willekeurige naam toewijzen. Hier wordt Faxen van bedrijf A ingevoerd.
[Enable This Forwarding Condition]
Schakel het selectievakje in.
[Fax Number]
Hier wilt u alleen documenten doorsturen met een faxnummer dat overeenkomt met het nummer van bedrijf A (0011111111). Daarom selecteert u [equals...] in de vervolgkeuzelijst en voert u "0011111111" in het tekstinvoervak in.
N.B.
Het basisregistratienummer voor een bestemmingsfax mag een nul als voorvoegsel, een spatie of een landnummer gebruiken. Afhankelijk van het gebruik van deze tekens, verschillen de voorwaarden voor doorsturen. Als het niet duidelijk is of deze al dan niet worden gebruikt, selecteert u [contains...] zonder [equals...] te selecteren.
[Subaddress]
Als u alleen documenten wilt doorsturen met overeenkomende subadressen, selecteert u [equals...] in de vervolgkeuzelijst en voert u "Subadres" in het tekstinvoervak in.
Als u geen communicatie met subadressen gebruikt, selecteert u [does not exist].
[Password]
Als u alleen documenten wilt doorsturen met overeenkomende wachtwoorden, selecteert u [equals...] in de vervolgkeuzelijst en voert u "Wachtwoord" in het tekstinvoervak in.
Als u geen wachtwoorden gebruikt voor inkomende faxdocumenten, selecteert u [does not exist].
[Forwarding Destination]
Geef de doorstuurbestemming op. Klik hier op [Select Destination from Address List] [Select Destination] "Server van verkoopteam" [OK] om de bestemming in te stellen.
[File Name]
Voer de naam in die aan de inkomende faxdocumenten die op de doorzendbestemming worden opgeslagen, moet worden gegeven. U kunt een willekeurige naam toewijzen. Hier wordt Faxen van bedrijf A ingevoerd.
N.B.
Een bestandsscandatum/tijdstempel wordt toegevoegd aan het einde van de bestandsnaam. Als er geen naam wordt opgegeven, wordt alleen de bestandsscandatum/tijdstempel toegevoegd en deze kan niet worden verwijderd.
[File Format]
Selecteer [TIFF], [PDF] of [XPS] als de bestandsindeling van de inkomende faxdocumenten die op de doorzendbestemming worden opgeslagen.
[Divide into Pages]
Schakel dit selectievakje in om de inkomende faxdocumenten in pagina's op te splitsen voor opslag op de doorzendbestemming.
[Specify Forwarding Time]
Als u een tijdsperiode voor doorsturen wilt opgeven in plaats van altijd documenten door te sturen, schakelt u dit selectievakje in en geeft u de periode op.
[Forwarding Done Notice]
Als u een e-mail met een melding voor doorzenden gereed wilt ontvangen telkens wanneer een document is doorgestuurd, schakelt u dit selectievakkje in en geeft u de bestemming op. Klik hier op [Select Destination] "E-mail van B" [OK] om de bestemming in te stellen.
N.B.
Dit zorgt ervoor dat e-mailmeldingen voor doorsturen naar het e-mailadres van gebruiker B worden verzonden wanneer inkomende faxdocumenten worden doorgestuurd naar de Verkoopserver. Controleer indien nodig de inkomende faxdocumenten.
[Store/Print Received File]
Schakel dit selectievakje in om een inkomend faxdocument uit te voeren terwijl het wordt doorgestuurd.
N.B.
Als de instelling voor geheugenontvangst [On] is, worden inkomende bestanden in het geheugenpostvak IN opgeslagen en niet afgedrukt.
5
Klik op [OK].
Gefaxte documenten van bedrijf A worden doorgestuurd naar de Server van verkoopteam.
Ga vervolgens verder met het configureren van doorstuurinstellingen voor Gefaxte documenten van andere bedrijven dan bedrijf A.
6
Klik op [Forwarding without Conditions].
[Receive Method]
Hier wordt [Fax] geselecteerd.
N.B.
Als u ook vaak I-faxen verzendt, maakt u een tweede doorzendconditie [Forwarding without Conditions] nadat u het configureren van deze doorzendconditie hebt voltooid en vervolgens selecteert u [I-Fax].
[Enable This Forwarding Condition]
Schakel het selectievakje in.
[Forwarding Destination]
Geef de doorstuurbestemming op. Klik hier op [Select Destination from Address List] [Select Destination] "Map van B" [OK].
[File Name]
Voer de naam in die aan de inkomende faxdocumenten die op de doorzendbestemming worden opgeslagen, moet worden gegeven. U kunt een willekeurige naam toewijzen. Hier wordt FAX ingevoerd.
N.B.
Een bestandsscandatum/tijdstempel wordt toegevoegd aan het einde van de bestandsnaam. Als er geen naam wordt opgegeven, wordt alleen de bestandsscandatum/tijdstempel toegevoegd en deze kan niet worden verwijderd.
[File Format]
Selecteer [TIFF], [PDF] of [XPS] als de bestandsindeling van de inkomende faxdocumenten die op de doorzendbestemming worden opgeslagen.
[Divide into Pages]
Schakel dit selectievakje in om de inkomende faxdocumenten in pagina's op te splitsen voor opslag op de doorzendbestemming.
[Forwarding Done Notice]
Als u een e-mail met een melding voor doorzenden gereed wilt ontvangen telkens wanneer een document is doorgestuurd, schakelt u dit selectievakkje in en geeft u de bestemming op. Klik hier op [Select Destination] "E-mail van B" [OK] om de bestemming in te stellen.
N.B.
Dit zorgt ervoor dat e-mailmeldingen voor doorsturen naar het e-mailadres van gebruiker B worden verzonden wanneer inkomende faxdocumenten worden doorgestuurd naar Map van B. Controleer indien nodig de inkomende faxdocumenten.
[Store/Print Received File]
Schakel dit selectievakje in om een inkomend faxdocument uit te voeren terwijl het wordt doorgestuurd.
N.B.
Als de instelling voor geheugenontvangst [On] is, worden inkomende bestanden in het geheugenpostvak IN opgeslagen en niet afgedrukt.
N.B.
Als u alle inkomende faxdocumenten wilt doorsturen die niet voldoen aan de doorzendcondities, selecteert u [Forwarding without Conditions].
Als u de instelling [Forwarding without Conditions] niet opgeeft, worden faxdocumenten die worden ontvangen van andere bedrijven dan bedrijf A afgedrukt of in het geheugen opgeslagen zonder dat ze worden doorgestuurd.
7
Klik op [OK].
Gefaxte documenten van andere bedrijven dan bedrijf A worden doorgestuurd naar Map van B.