Documentnummer: AREU-03E
Datum update: 2023-04-01
Canon - Problemen oplossen (FAQ) > Netwerk > Het printerstuurprogramma en deze machine verbinden met een netwerk

Het printerstuurprogramma en deze machine verbinden met een netwerk

Geeft de printerstuurprogrammapoort voor het IP-adres van deze machine op.
Voer stappen 1 t/m 2 in volgorde uit.
Als u de procedure correct volgt maar nog steeds geen verbinding kunt maken, controleer dan de verbinding met het apparaat. Als u problemen ondervindt bij het verbinden met de machine
N.B.
Schermen kunnen verschillen afhankelijk van uw model en de geïnstalleerde opties.
Schermen kunnen verschillen afhankelijk van uw computersysteem en het type/de versie van het stuurprogramma.

Stap 1: Het IP-adres van dit apparaat controleren

Wanneer u deze machine met een netwerk verbindt, heeft deze machine een eigen uniek IP-adres binnen dit netwerk nodig. Twee IP-adresversies worden ondersteund: IPv4 en IPv6. De machine kan ofwel IPv4 of IPv6 gebruiken of het kan beide tegelijkertijd gebruiken.

Het IPv4-adres controleren

1
Meld u aan als beheerder op het bedieningspaneel van deze machine. Als beheerder inloggen
2
Op het scherm <Home> drukt u op (Instellingen/Registratie).
3
Druk op <Voorkeuren> <Netwerk> <TCP/IP-instellingen> <IPv4-instellingen>.
4
Druk op <Instellingen IP-adres> en controleer het IP-adres.
5
Druk op <OK>  <Sluiten>.

Het IPv6-adres controleren

1
Meld u aan als beheerder op het bedieningspaneel van deze machine. Als beheerder inloggen
2
Op het scherm <Home> drukt u op (Instellingen/Registratie).
3
Druk op <Voorkeuren> <Netwerk> <TCP/IP-instellingen> <IPv6-instellingen>.
4
Controleer het IPv6-adres zoals vereist door uw omgeving of doeleinde.
5
 Druk op <Sluiten>.

Stap 2: De stuurprogrammapoort instellen

De stuurprogrammapoort instellen (Windows 10)

BELANGRIJK
Meld u altijd aan als beheerder wanneer u uw computer opstart.
N.B.
LPR is het protocol dat meestal wordt gebruikt via TCP/IP. Om het gebruik van LPR op de printer op te geven als een conditie zoals geforceerd in de wachtrij zetten, geeft u hier LPR ook op in het stuurprogramma.
Raw is een protocol dat in Windows kan worden gebruikt. Het biedt een snellere gegevensoverdracht dan LPR.
1
Selecteer [ Start]  [ Instellingen] op de computer.
2
Klik op [Apparaten]  [Printers en scanners].
3
Klik op het pictogram voor uw apparaat en klik vervolgens op [Beheren].
4
Klik op [Eigenschappen van printer].
5
Klik op het tabblad [Poorten] op [Poort toevoegen].
6
Selecteer in [Beschikbare poorttypen] [Standard TCP/IP Port] en klik op [Nieuwe poort].
7
Klik op [Volgende].
8
Voer de [Printer Name or IP Address] in en klik op [Volgende].
Voer in [Printer Name or IP Address] het IP-adres voor deze machine in. Stap 1: Het IP-adres van dit apparaat controleren
De [Poortnaam] wordt automatisch ingevoerd. Wijzig desgewenst de poortnaam.
N.B.
Als het scherm [Extra poortgegevens nodig] wordt weergegeven, voert u een van de volgende stappen uit:
Ga terug naar de vorige pagina in de wizard en voer de [Printer Name or IP Address] opnieuw in. Klik vervolgens op [Volgende].
Selecteer in [Apparaattype] [Normaal] en selecteer [Canon Network Printing Device with P9100] in het vervolgkeuzemenu. Klik vervolgens op [Volgende].
Afhankelijk van uw model is de naam die is geselecteerd in [Apparaattype] [Normaal] mogelijk niet [Canon Network Printing Device with P9100].
9
Klik op [Voltooien].
10
Klik in het dialoogvenster [Printerpoorten] op [Sluiten].
Ga door naar stap 11 als u LPR wilt gebruiken.
Ga door naar stap 13 als u Raw wilt gebruiken.
11
Klik op [Poort configureren].
12
Selecteer in [Protocol] [LPR] en voer de [Wachtrijnaam] in [LPR-instellingen] in.
In [Wachtrijnaam] kunt u een van de volgende afdrukwachtrijnamen opgeven.
"LP": Uitvoer volgens de spoolinstellingen van de machine. Deze instelling moet normaal gezien worden gebruikt.
"SPOOL": Uitvoer is altijd nadat de gegevens zijn gespoold op de harde schijf, ongeacht de apparaatinstellingen.
"DIRECT": Uitvoer is altijd zonder spoolen van de gegevens op de harde schijf, ongeacht de machine-instellingen.
13
Klik op [Sluiten].

De stuurprogrammapoort instellen (macOS)

Als het IP-adres van de machine en dat van de Mac niet overeenkomen, verwijdert u kort het apparaat en vervolgens voert u het correcte IP-adres opnieuw in voordat u de machine opnieuw registreert.
Het IP-adres van de Mac controleren
De machine verwijderen
De machine opnieuw registeren

Het IP-adres van de Mac controleren

1
Klik op [] [Over deze Mac].
2
Klik in het tabblad [Overzicht] op [Systeemoverzicht...].
3
Klik op [Hardware] op [Printers].
4
Selecteer uw machine in [Naam wachtrij].
5
Controleer of het IP-adres dat wordt weergegeven in [URI] hetzelfde is als het IP-adres van deze machine. Stap 1: Het IP-adres van dit apparaat controleren

De machine verwijderen

1
Open [Systeemvoorkeuren] en klik op [Printers en scanners].
2
Selecteer uw apparaat en klik vervolgens op [-].

De machine opnieuw registeren

1
Open [Systeemvoorkeuren] en klik op [Printers en scanners].
2
Klik op [+] onderaan het weergegeven dialoogvenster.
Als een vervolgkeuzeknop verschijnt wanneer u op [+] klikt, selecteert u [Voeg printer of scanner toe].
3
Deze machine registreren
4
Controleer op een printerstuurprogramma dat deze machine ondersteunt.
Als u de naam van het stuurprogramma voor deze machine niet kent, raadpleegt u het Readme-bestand.
5
Selecteer deze machine in de lijst in het dialoogvenster [Printersoftware] en klik op [OK].
6
Wijzig indien nodig de [Naam] voor deze machine en klik op [Voeg toe].
7
Controleer of deze machine en het type ervan worden weergegeven in het dialoogvenster.
Als u optionele apparatuur op de machine hebt geïnstalleerd, controleert u de opties in [Opties en toebehoren] [Onderhoud] [Open Printerhulpprogramma] [Printerinformatie] [OK].

Als u problemen ondervindt bij het verbinden met de machine

Als u problemen ondervindt om verbinding te maken met de machine, voert u de volgende controles uit:
Controleer de communicatie van de computer met de machine.
Verzend een ping-opdracht van de computer om de communicatie met de machine te controleren.
Windows 10
Open [ Start]  [Systeem]  [Opdrachtprompt], typ "PING Printer IP address" en druk op "Enter".
Als uw computer kan communiceren met het apparaat, verschijnt het bericht van vier regels "Reply from printer IP address: Byte count = xx (time) < xms TTL=xx"
Mac OS X
Klik op uw harde schijf  [Programma's]  [Onderhoud]  [Terminal], typ "PING Printer IP address" en druk op "Enter".
Als uw computer met de machine kan communiceren, verschijnt het bericht "xx bytes from printer IP address:icmp_seq=xx ttl=xx time=x ms".
Als u niet kunt communiceren met de machine
Als uw computer niet kan communiceren met d emachine, verschijnt een ander bericht dan "xx bytes from printer IP address". Dit kunnen berichten zijn als "Request timed out", "Destination host unreachable" en "Data transfer failed". Probeer in dit geval een ander netwerkapparaat te pingen.
Als u kunt communiceren met andere netwerkapparaten, controleert u de items in de apparaatcontrolelijst hieronder.
Als u niet kunt communiceren met andere netwerkapparaten, controleert u de fysieke verbindingen op het netwerk en controleert u de netwerkinstellingen voor de apparaten.
Apparaatcontrolelijst
Als u alleen met deze machine niet kunt communiceren, controleert u het volgende:
Fysieke verbindingen met de machine en het netwerk
Controleer of deze machine correct is aangesloten op het netwerk via een netwerkkabel.
Schakel de machine uit en weer in.
Door de machine uit en weer in te schakelen, valideert u eventuele wijzigingen in TCP/IP-instellingen op de machine.
MAC-adresfilterinstellingen
De TCP/IP-instellingen van de machine omvatten de MAC-adresfilterinstelling. Om de gegevensoverdracht tussen dit product en het apparaat met het opgegeven MAC-adres te blokkeren, geeft u het MAC-adres (het MAC-adres dat moet worden geblokkeerd) op met "Permit" ingesteld als het standaardbeleid voor het verzendfilter of het ontvangstfilter. Dit betekent dat gegevens niet kunnen worden overgedragen tussen deze machine en het apparaat met het opgegeven MAC-adres. Om alleen de gegevensoverdracht tussen dit product en het apparaat met het opgegeven MAC-adres toe te staan, geeft u het MAC-adres (het MAC-adres dat moet worden toegestaan) op met "Block" ingesteld als het standaardbeleid voor het verzendfilter of het ontvangstfilter. Dit betekent dat deze machine alleen gegevens kan uitwisselen met het apparaat met het opgegeven MAC-adres.
Als <Gebruik filter> is ingesteld op <Aan> in  (Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk> <Firewall instellingen> <MAC-adresfilter> <Filter uitgaand> of <Filter inkomend>, controleert u het volgende:
Als het <Standaard policy> <Toestaan> is, wordt gegevensoverdracht geblokkeerd als het MAC-adres van uw computer geregistreerd is.
Als het <Standaard policy> <Weigeren> is, wordt gegevensoverdracht toegestaan als het MAC-adres van uw computer geregistreerd is.