Faxinstellingen
|
|
|
Alle instellingen voor het faxen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool (  ).
|
|
|
Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven
Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen
Sterretjes (*)
Opties gemarkeerd met "*1" zijn mogelijk niet beschikbaar of hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Opties gemarkeerd met "*2" gelden alleen voor de MF249dw.
Opties gemarkeerd met "*3" gelden alleen voor de MF249dw / MF247dw.
|
Basisinstellingen
Kies deze optie om de basisinstellingen op te geven voor de faxfunctie van de machine.
Registreer telefoonnummer
Hiermee kunt u een faxnummer registreren voor het apparaat.
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
Selecteer type lijn *1
Hiermee selecteert u het type telefoonlijn dat wordt gebruikt voor het verzenden en ontvangen van faxen.
De telefoonlijn aansluiten
|
Puls
Toon 
|
Telefoonlijnverbinding
Wanneer de faxontvangstmodus <Fax/tel (auto schakel)> is, gaat een externe telefoon mogelijk niet over of kan een nummer misschien niet worden gebeld. Geef in dat geval <Adapter 1> of <Adapter 2> op.
Direct 
Adapter 1
Adapter 2
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Basisinstellingen>

<Telefoonlijnverbinding>

Selecteer verbindingstype

Alarm Handset van haak 
Geef aan of de machine een waarschuwingssignaal moet produceren wanneer de handset van de telefoon of de optionele handset niet goed in de houder ligt. U kunt ook het volume van het signaal instellen.
0  t/m 5
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Basisinstellingen>

<Alarm Handset van haak>

Selecteer het volume van het waarschuwingssignaal

<Toepassen>

Instellingen Communicatiebeheer
Geef instellingen op voor de snelheid waarmee de communicatie moet worden gestart, evenals instellingen voor de R-toets.
TX startsnelheid 
Met deze optie kunt u de snelheid waarmee de communicatie wordt gestart, stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. Pas deze snelheid aan wanneer het lang duurt voordat een fax kan worden verzonden als gevolg van een slechte telefoonlijnverbinding.
33600 bps 
14400 bps
9600 bps
7200 bps
4800 bps
2400 bps
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Basisinstellingen>

<Instellingen Communicatiebeheer>

<TX startsnelheid>

Selecteer een startsnelheid voor de communicatie

RX startsnelheid 
Met deze optie kunt u de snelheid waarmee de communicatie wordt gestart, stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. Pas deze snelheid aan wanneer het lang duurt voordat een fax kan worden ontvangen als gevolg van een slechte telefoonlijnverbinding.
33600 bps 
14400 bps
9600 bps
7200 bps
4800 bps
2400 bps
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Basisinstellingen>

<Instellingen Communicatiebeheer>

<RX startsnelheid>

Selecteer een startsnelheid voor de communicatie

R-toets instelling 
Als het apparaat via een telefooncentrale met het netwerk is verbonden, moet de
toegangsmethode worden ingesteld. U kunt het type telefooncentrale instellen op <Prefix> of <Verbreken>. Als u het nummer voor het kiezen van een buitenlijn toewijst aan de R-toets, kunt u eenvoudig een buitenlijn kiezen.
PSTN
PBX
Prefix
Verbreken *1
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Basisinstellingen>

<Instellingen Communicatiebeheer>

<R-toets instelling>

<PBX>

Selecteer <Prefix> of <Verbreken>

Voer het externe toegangsnummer in als u kiest voor <Prefix>

<Toepassen>

<PBX>
Selecteer het type telefooncentrale dat u gebruikt. Als u <Prefix> selecteert, voert u de code voor het prefix op het volgende scherm in.
<Code>
Gebruik de numerieke toetsen om de code voor het prefix in te voeren, tik op <Onderbreken> en tik vervolgens op <Toepassen>. Als u geen pauze invoegt, wordt het nummer niet opgeslagen.
Instellingen voor TX-functie
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het versturen van faxen.
Wijzig standaardinstellingen
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het versturen van faxen. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de standaardinstellingen voor het scannen van documenten.
De standaardinstellingen wijzigen
|
Resolutie
200 x 100 dpi (Normaal) 
200 x 200 dpi (Fijn)
200 x 200 dpi (Foto)
200 x 400 dpi (Superfijn)
Densiteit
Negen niveaus
2-zijdig origineel *2
Uit 
Type boek Type kalender
Scherpte
Zeven niveaus
|
Registreer apparaatnaam
De geregistreerde naam wordt naar de bestemming verzonden als informatie over de afzender.
TX Terminal-ID
ECM TX 
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) in- of uitschakelen. ECM controleert op fouten in faxgegevens en corrigeert deze. Als u foutcorrectie wilt toepassen op ontvangen faxen gaat u naar
ECM RX.
|
Uit
Aan 
|
|
|
|
ECM moet zijn ingeschakeld op het apparaat en het andere faxapparaat omdat er foutcontroles worden uitgevoerd op zowel het versturende als ontvangende apparaat.
Zelfs als ECM is ingeschakeld, kunnen er fouten optreden als gevolg van de toestand van de telefoonlijn.
Het verwerken van gegevens kan langer duren als ECM is ingeschakeld omdat de foutcontroles en -correcties worden uitgevoerd terwijl de gegevens worden verzonden.
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor TX-functie>

<ECM TX>

<Aan>

Stel pauzeduur in *1 
Als u bijvoorbeeld een telefoongesprek start door "0 - (pauze) - (telefoonnummer)" te kiezen, wordt eerst 0 gekozen en vervolgens wordt een paar seconden later het telefoonnummer gekozen. Als u een internationale fax verzendt, moet u de bestemmingen opgeven door "(internationale toegangscode) - (landnummer) - (netnummer) - (faxnummer)" te kiezen, maar consecutieve nummers die worden ingevoerd zonder pauzes, worden mogelijk niet correct herkend. In dit geval probeert u een pauze toe te voegen na de internationale toegangscode of het faxnummer. Als de code of het nummer nog steeds niet correct wordt herkend, probeert u de duur van de pauze te veranderen. Zie stap 3 in
Faxen verzenden als u wilt weten hoe u een pauze invoert.
1 tot 4  t/m 15 (sec.)
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor TX-functie>

<Stel pauzeduur in>

Geef de duur van de pauze op

<Toepassen>

Automatische nummerherhaling *1
Kies deze optie om instellingen op te geven voor automatische nummerherhaling, een functie waarmee een faxnummer na enkele minuten automatisch opnieuw wordt gekozen als de eerste poging is mislukt omdat de lijn bezet is. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat het nummer opnieuw kiest en de tijd tussen de pogingen voor nummerherhaling.
|
Uit
Aan
Aantal herhalingen
1 tot 2  tot 10 (keer)
Herhalingsinterval
2  tot 99 (min.)
Herhaal bij fout
Uit
Aan 
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor TX-functie>

<Automatische nummerherhaling>

<Aan>

Geef de instellingen

<Toepassen>

<Aantal herhalingen>
Geef aan hoe vaak het apparaat het nummer opnieuw moet kiezen. Druk op

/

of de numerieke toetsen om een aantal in te voeren en tik vervolgens op <Toepassen>.
<Herhalingsinterval>
Geef het interval op voor nummerherhaling. Druk op

/

of de numerieke toetsen om een waarde in te voeren voor het interval en tik vervolgens op <Toepassen>.
<Herhaal bij fout>
U kunt aangeven of het nummer opnieuw moet worden gekozen als er een transmissiefout is opgetreden. Selecteer <Uit> of <Aan>.
TX Terminal-ID 
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het toevoegen van gegevens van de afzender aan de koptekst van faxen, zoals het faxnummer en de naam van de machine. De ontvanger kan aan de hand van deze gegevens zien van wie de fax afkomstig is.
|
Uit
Aan
Afdrukpositie
Binnen beeldvlak
Buiten beeldvlak 
Markeer nr.: TEL/FAX
FAX 
TEL
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor TX-functie>

<TX Terminal-ID>

<Aan>

Geef de instellingen

<Toepassen>

<Afdrukpositie>
Hiermee bepaalt u waar op de verzonden fax de toegevoegde gegevens worden afgedrukt. Selecteer <Binnen beeldvlak> om de gegevens binnen het beeldvlak af te drukken of <Buiten beeldvlak> om de gegevens buiten het beeldvlak te plaatsen.
<Markeer nummer als>
Hiermee wordt de aanduiding "FAX" of "TEL" toegevoegd vóór het faxnummer dat is geregistreerd voor het apparaat (
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren). Selecteer <TEL> om aan te geven dat het vermelde nummer een telefoonnummer is.
Controleer kiestoon voor verzending *1
Selecteer deze optie om te controleren op een kiestoon voordat een faxnummer wordt gekozen.
Uit 
Aan
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor TX-functie>

<Controleer kiestoon voor verzending>

Selecteer <Aan> of <Uit>

Toestaan faxstuurprogramma TX
Hiermee kunt u het faxen vanaf een computer in- of uitschakelen.
Faxen via de pc uitschakelen
|
Uit
Aan 
|
Bevestig ingevoerd faxnummer
U kunt instellen dat een faxnummer dat is ingevoerd met de numerieke toetsen ter bevestiging nogmaals moet worden ingevoerd.
Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers
Uit 
Aan
|
Beperk groepsverzending
Kies deze optie om groepsverzending al dan niet toe te staan. Dit is een functie waarmee u achter elkaar faxen naar verschillende bestemmingen kunt sturen.
Groepsverzending blokkeren
Uit 
Bevestig groepsverzending
Weiger groepsverzending
|
Standaardinstellingen initialiseren 
Selecteer deze optie als u de standaardinstellingen voor faxverzending wilt herstellen.
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor TX-functie>

<Standaardinstellingen initialiseren>

<Ja>

Instellingen voor RX-functie
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het ontvangen van faxen.
ECM RX 
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) in- of uitschakelen. ECM controleert op fouten in faxgegevens en corrigeert deze. Als u foutcorrectie wilt toepassen op verzonden faxen
ECM TX.
|
Uit
Aan 
|
|
|
|
ECM moet zijn ingeschakeld op het apparaat en het andere faxapparaat omdat er foutcontroles worden uitgevoerd op zowel het versturende als ontvangende apparaat.
Zelfs als ECM is ingeschakeld, kunnen er fouten optreden als gevolg van de toestand van de telefoonlijn.
Het verwerken van gegevens kan langer duren als ECM is ingeschakeld omdat de foutcontroles en -correcties worden uitgevoerd terwijl de gegevens worden verzonden.
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor RX-functie>

<ECM RX>

<Aan>

Inkomend belsignaal *1
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het weergeven van een belsignaal bij een binnenkomende fax. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer <Automatisch> of <Fax/tel (auto schakelen)> is geselecteerd als de ontvangstmodus. Geef aan hoe vaak u een belsignaal wilt horen bij een binnenkomende fax. U kunt er ook voor kiezen geen belsignaal weer te geven.
|
Uit
Aan
1 tot 2  tot 99 (keer)
|
|
|
|
Als u deze functie gebruikt in de modus <Automatisch>, moet u vooraf de telefoon aansluiten op het apparaat.
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor RX-functie>

<Inkomend belsignaal>

<Aan>

Geef aan hoe vaak u een belsignaal wilt horen

<Toepassen>

RX op afstand *1
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het ontvangen van een fax via een telefoon die is verbonden met de (ontvangst op afstand). Als er een fax naar de machine wordt verstuurd, kunt u deze ontvangen door op de handset van de telefoon een bepaalde code in te voeren. Op deze manier bespaart u tijd en moeite doordat u niet helemaal naar de machine hoeft te lopen. Raadpleeg
Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand) voor meer informatie over de functie Ontvangst op afstand.
|
Uit
Aan
00 tot 25  tot 99
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor RX-functie>

<RX op afstand>

<Aan>

Voer de code in voor het ontvangen van een fax

<Toepassen>

Omschakelen naar Auto RX 
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het automatisch ontvangen van een fax nadat de machine gedurende bepaalde tijd een signaal voor een binnenkomende fax heeft gedetecteerd. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer <Handmatig> is geselecteerd als de ontvangstmodus. Via deze functie kunnen faxen ook worden ontvangen als er niemand aanwezig is om de handset op te pakken.
Uit
Aan
1 tot 15  tot 99 (sec.)
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor RX-functie>

<Omschakelen naar Auto RX>

<Aan>

geef aan hoelang het signaal voor een inkomende fax moet worden gedetecteerd

<Toepassen>

Instellingen geheugenslot
Kies deze optie om in te stellen dat ontvangen faxen worden opgeslagen in plaats van ze direct af te drukken. Opgeslagen faxdocumenten kunt u later afdrukken door de instelling te wijzigen in <Uit>.
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen)
Uit
Aan
Overzicht afdrukken
Uit
Aan 
Geheugenslottijd
Uit 
Aan
Starttijd geheugenslot
Eindtijd geheugenslot
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<Instellingen voor RX-functie>

<Instellingen geheugenslot>

<Aan>

Specificeer de instellingen

<Toepassen>

RX afdrukinstellingen
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het afdrukken van ontvangen faxen.
Afdrukken op beide zijden *3
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het dubbelzijdig afdrukken van ontvangen faxen.
Uit 
Aan
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<RX afdrukinstellingen>

<Afdrukken op beide zijden>

<Aan>

Verklein RX-formaat 
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het verkleinen van een ontvangen document. U kunt een verkleiningspercentage selecteren dat automatisch wordt toegepast om het ontvangen document te verkleinen tot het formaat van het geladen papier. U kunt ook een percentage selecteren in een lijst.
|
Uit
Aan
Percentage
Automatisch  97% 95% 90% 75%
Richting
Verticaal/Horizontaal Alleen verticaal 
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<RX afdrukinstellingen>

<Verklein RX-formaat>

<Aan>

Geef de instellingen

<Toepassen>

<Percentage>
Selecteer <Automatisch> om het document te verkleinen met een percentage dat is gebaseerd op het formaat van het geladen papier. Kies <97%>, <95%>, <90%> of <75%> om het document met dat percentage te verkleinen.
<Richting>
Selecteer <Verticaal/Horizontaal> om het document zowel verticaal als horizontaal te verkleinen. Selecteer <Alleen verticaal> om alleen verticaal te verkleinen.
Voettekst RX-pagina 
Kies deze optie om aan te geven of u aan de onderkant van ontvangen faxen bepaalde informatie wilt afdrukken, zoals de datum en tijd van ontvangst en paginanummers.
Uit  Aan
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<RX afdrukinstellingen>

<Voettekst RX-pagina>

<Aan>

Afdr. verv. als bijna eind gebr.dr cart. 
Als u faxberichten ontvangt wanneer de toner bijna op is, bewaart het apparaat deze in het geheugen in plaats van deze af te drukken. Als deze functie echter is ingeschakeld, gaat het apparaat verder met afdrukken.
Uit  Aan
|
|
|
|
Als deze optie is ingeschakeld, kunnen faxen vaag of licht worden afgedrukt. Aangezien ontvangen documenten niet in het geheugen worden opgeslagen, moet u de afzender vragen het document opnieuw te sturen.
|
<Menu>

<Faxinstellingen>

<RX afdrukinstellingen>

<Afdr. verv. als bijna eind gebr.dr cart.>

<Aan>

Instellingen voor doorsturen *3
Geef instellingen op voor het doorsturen van faxen.
Instellingen voor doorzenden inschakelen
Kies deze optie om in te stellen dat alle ontvangen faxen worden doorgestuurd naar een bepaalde bestemming. In plaats van een faxnummer kunt u ook een e-mailadres of een gedeelde map op een computer opgeven als de doorstuurbestemming.
Alle ontvangen documenten automatisch doorsturen (MF249dw / MF247dw)
Uit 
Aan
|
Afbeeldingen afdrukken
Geef aan of u doorgestuurde faxen wilt afdrukken. U kunt instellen dat het apparaat doorgestuurde documenten alleen afdrukt als er een fout optreedt.
Doorgestuurde documenten afdrukken
|
Uit
Aan 
Alleen bij fout
|
Afbeeldingen in geheugen opslaan
Selecteer deze optie om in te stellen of faxen in het geheugen moeten worden opgeslagen als het doorsturen ervan is mislukt. U kunt de documenten dan later opnieuw verzenden of afdrukken.
Documenten afdrukken, opnieuw verzenden of verwijderen waarvan het doorsturen is mislukt
Uit 
Alleen bij fout
|
Faxinstallatiegids