Tabblad [Papierinvoer]
U kunt de papiersoort en de papierbron instellen.
[Papier selecteren op]
Stelt in of het te gebruiken papier voor de afdruk moet worden aangegeven per papierbron of papiertype.
[Papierbron]
Specificeert het papier waarop moet worden afgedrukt op basis van de papierbron. Als u [Auto] selecteert, wordt er automatisch een papierbron in overeenstemming met het uitvoerpapierformaat geselecteerd.
[Papierbrongegevens]
Geeft informatie weer over de papieren in de papierbronnen. U kunt ook een gewenste opmerking instellen voor elke papierbron.
[Papiernaam]
Geeft de te gebruiken papierbron aan wanneer de optie [Auto] is geselecteerd onder [Papierbron]. Om deze instellingen te kunnen gebruiken, is het noodzakelijk om de naam van het papier van de papierbron vooraf in het apparaat te registreren en om de apparaatinformatie op te halen.
[Papiersoort]
Specificeert het papier waarop moet worden afgedrukt op basis van de papiersoort.
[Instellingen]
Maakt het mogelijk om het papiertype aan te geven.
Als u [Auto] selecteert, wordt het document afgedrukt op de papiersoort die is ingesteld op het apparaat.
[Papierinformatie ophalen]
Verkrijgt informatie over het papier dat op het apparaat is ingesteld en geeft deze informatie weer in [Papiersoort].
[Tabbladdetails]
Hiermee kunt u details instellen voor het afdrukken op het tabbladgedeelte wanneer het tabbladpapier is opgegeven.
[Papierbron voor transparanten]
Geeft de papierbron voor transparanten aan.
[Omslagbladen]
Stelt in of er papieren bladen tussen de transparanten moeten worden geplaatst. Om op de ingevoegde bladen af te drukken, selecteert u [Afdrukken op omslagbladen]. De inhoud die op de transparanten wordt afgedrukt, zal ook op de ingevoegde bladen worden afgedrukt.
[Papierbron voor omslagbladen]/[Papiersoort voor omslagbladen]/[Geef omslagbladen op door]
Stelt de papierbron en de papiersoort voor de in te voegen papieren in bij het invoegen van papier tussen transparanten. Als de papierbron of de papiersoort kunt opgeven, selecteer dan [Geef omslagbladen op door].
[Invoegbladen]
Voegt bladen tussen de aangegeven pagina's.
[Instellingen]
Hiermee kunt u details over de in te voegen vellen en hun posities instellen.
Dialoogvenster [Instellingen voor invoegbladen]
[Bladen voor invoegen]
Specificeert de papiersoort van de in te voegen bladen.
[Papierbron]
Specificeert de papierbron van de in te voegen bladen.
[Ingevoegde bladen/tabbladen]
Stelt in of er moet worden afgedrukt op de bladen die worden ingevoegd. Als er op de bladen moet worden afgedrukt, selecteer dan op welke kant.
[Invoegpositie]
Geeft de pagina's aan waarvoor de pagina's worden ingevoegd.
[Papiersoort voor tabbladpapier]
Hiermee kunt u het papiertype van het in te voegen tabbladpapier aangeven. U kunt ook afdrukinstellingen voor het tabbladgedeelte configureren.
[Identieke kopie]
Drukt twee exemplaren af vanuit twee afzonderlijke papierbronnen.
Deze functie is handig wanneer u 1 exemplaar van een document wilt afdrukken op kwaliteitspapier voor de klant en een ander exemplaar op gerecycleerd papier voor eigen gebruik.
Deze functie kan worden gebruikt wanneer een andere instelling dan [Auto] wordt geselecteerd uit [Papierbron]. Specificeer de andere papierbron in [Identieke kopie] > [Instellingen].
Wanneer deze functie is ingeschakeld, dan wordt er altijd vanuit elke papierbron een exemplaar afgedrukt, ongeacht de instelling in [Algemeen] tabblad > [Aantal exemplaren].
Verwante onderwerpen