Als deze instelling op <Aan> staat, kunt u de netwerkinstellingen wijzigen. Als er fouten optreden met de netwerkaansluiting, wordt een foutbericht weergegeven op het aanraakscherm van de machine. De vergrendeling van netwerkinstellingen opheffen
Geef op of de automatische update moet worden uitgevoerd wanneer de toewijzing tussen de hostnaam en het IP-adres is gewijzigd in een omgeving, zoals DHCP. DNS-instellingen doorvoeren
Geef de naam van de machine in het netwerk op en de naam van de werkgroep waartoe deze behoort. Als uw omgeving geen werkgroepen heeft, maakt u een werkgroep in Windows en geeft u de naam van die werkgroep op.
Als u <NetBIOS geb> instelt op <Uit>, wordt <WINS-instellingen> uitgeschakeld. Zorg ervoor dat u <NetBIOS geb> instelt op <Aan> wanneer u WINS gebruikt.
Geef instellingen op voor LPD-afdrukken. Als u LPD-afdrukken wilt gebruiken, drukt u op <Aan> en stelt u in hoe lang het duurt totdat de opdracht automatisch wordt geannuleerd wanneer de afdrukgegevens niet kunnen worden ontvangen vanwege een communicatiefout, enz.
Bannerpagina's zijn ingesteld voor uitvoer door een afdrukopdracht. Ook als <LPD bannerpagina> is ingesteld op <Aan>, worden bannerpagina's niet uitgevoerd voor afdrukopdrachten die zijn ingesteld om geen bannerpagina uit te voeren.
Geef instellingen op voor RAW-afdrukken. Als u RAW-afdrukken wilt gebruiken, drukt u op <Aan> en stelt u in of u bidirectionele communicatie wilt gebruiken en hoe lang het duurt totdat de opdracht automatisch wordt geannuleerd wanneer de afdrukgegevens niet kunnen worden ontvangen vanwege een communicatiefout, enz.
Geef instellingen op voor FTP-afdrukken. Als u FTP-afdrukken wilt gebruiken, drukt u op <Aan> en stelt u <Gebruikersnaam> en <Wachtwoord> in zoals nodig is.
Geef de WSD-instellingen op. Als u WSD (Web Service on Devices) wilt gebruiken voor de afdruktoepassing, stelt u <Gebruik WSD> in op <Aan>. Als u WSD wilt gebruiken om de informatie op te halen voor de machine, stelt u <Gebruik WSD bladeren> in op <Aan>.
Als u de functie WSD-scan wilt gebruiken, stelt u <Gebruik WSD-scanoptie> in op <Aan>. WSD gebruiken
Als u <Gebruik WSD> instelt op <Aan>, worden <Gebruik WSD bladeren> en <Gebruik HTTP> eveneens ingesteld op <Aan>.
Als u <Gebruik WSD-scanoptie> instelt op <Aan>, wordt <Gebruik HTTP> eveneens ingesteld op <Aan>.
Geef instellingen op voor IPP-afdrukken. Als u IPP-afdrukken wilt gebruiken, drukt u op <Aan> en stelt u in of u alleen communicatiegegevens wilt toestaan die zijn versleuteld met TLS (IPP-afdrukken) en of u IPP-verificatie wilt gebruiken.
Als u dit instelt op <Aan>, wordt <Gebruik HTTP> eveneens ingesteld op <Aan>.
Als u IPPS-afdrukken wilt uitvoeren, is het gebruik van een sleutelpaar vereist. U kunt een vooraf ingesteld sleutelpaar gebruiken of een origineel sleutelpaar dat door de machine wordt gegenereerd voor gebruik. Voor informatie over de te gebruiken sleutel en voor de methode om een origineel sleutelpaar te genereren, raadpleegt u Sleutel en certificaat voor netwerkcommunicatie genereren of Een sleutel en certificaat voor netwerkcommunicatie registreren. Als u <RSA> selecteert voor <Sleutelalgoritme> bij het genereren van de sleutel voor netwerkcommunicatie, stel dan een sleutellengte van <1024> of langer in. IPPS-printen kan mogelijk niet correct worden uitgevoerd als een sleutellengte van <512> is ingesteld, afhankelijk van het besturingssysteem dan u gebruikt.
Als u de IPP-verificatie wilt gebruiken door <Gebruik authentificatie> in te stellen op <Aan>, wordt de gebruikersinformatie van de machine gebruikt als gebruiker en wachtwoord voor IPP-verificatie. Zorg ervoor dat u de gebruikersinformatie van tevoren registreert als u de IPP-verificatiefunctie gebruikt. Gebruikersgegevens in het lokale apparaat registreren
Door deze instelling op te geven als <Aan>, kunt u een benodigde poort openen. Het wordt echter aanbevolen om deze instelling op te geven als <Uit> als een poort niet wordt gebruikt. Als u de poort open laat, kunnen onbevoegde gebruikers mogelijk toegang verkrijgen tot de machine.
Als u dit instelt op <Uit>, worden de volgende instellingen eveneens ingesteld op <Uit>.
<UI op afstand>
<Instellingen IPP-afdruk>
<Gebruik WSD-scanoptie> en <Gebruik WSD> in <WSD-instellingen>
U kunt een sleutelpaar, TLS-versie en versleutelingsalgoritme instellen voor gebruik nadat u hebt bevestigd dat een machine TLS-versleutelde communicatie gebruikt. De sleutel en het certificaat voor TLS configureren
Geef de SIP-instellingen op. Voor information over het gebruik van <SIP-instellingen> raadpleegt u de IP FAX Expansion Kit User's Guide (IP FAX-uitbreidingskit Gebruikershandleiding).
Geef op of de hostbronnen-MIB voldoet aan de specificaties van RFC2790.
<Instellingen Speciale poort>
(Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk>
Geef op of gedetailleerde gegevens van de machine van de Canon-stuurprogramma's of hulpprogramma's geconfigureerd/of dat ernaar verwezen moet worden.
Als de instelling op <Uit> staat, worden sommige toepassingen die speciale poorten gebruiken, misschien niet gebruikt.
<Authentificatiemethode voor Speciale poort>
(Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk>
Geef de verificatiemethode voor de speciale poort op.
Als de instelling op <Modus 2>, staat, gebruikt de communicatie die via een speciale poort loopt, een beveiligde modus. U kunt dan ook misschien geen verbinding maken vanuit apparaatbeheersoftware of stuurprogramma's, enz.
<Gebruik spoolfunctie>
(Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk>
Geef op of afdrukopdrachten die naar de harde schijf van de machine worden verzonden, gespoold moeten worden.
Geef op of gegevens direct mogen worden afgedrukt vanaf mobiele apparaten die Mopria® ondersteunen, zoals smartphones en tablet. De machine via toepassingen gebruiken
<Use AirPrint>
(Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk>
Geef op of u rechtstreeks wilt afdrukken vanaf een iPhone, iPad, iPod Touch of een Mac met ondersteuning voor AirPrint. AirPrint gebruiken
<Fouten voor AirPrint weergeven>
(Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk>
Geef op of u een foutscherm wilt weergeven op het bedieningspaneel als het afdrukken niet zoals verwacht kan worden uitgevoerd vanwege een probleem met de afdrukgegevens.
Als dit is ingesteld op <Aan>, kan het foutscherm niet op het bedieningspaneel worden weergegeven. Annuleer de taak nadat u het foutscherm hebt gecontroleerd. Als dit is ingesteld op <Uit>, wordt er geen foutscherm niet op het bedieningspaneel weergegeven maar de taak blijft in de taakgeschiedenis staan met de aanduiding <NG>.
<Instellingen Google Cloudprinter>
(Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk>
Geef op of u rechtstreeks wilt afdrukken vanaf een computer, smartphone of tablet, enz., die Google Cloudprint ondersteunt. Google Cloudprinter gebruiken
<Instellingen voor info. over apparaatlocatie>
(Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk>
Geef de instellingen voor informatie over de apparaatlocatie op. AirPrint gebruiken
<Selecteer interface>
(Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk>
Selecteer of u een bedraad of een draadloos LAN apart, of gelijktijdig een bedraad LAN en een draadloos LAN, of gelijktijdig een bedraad LAN en nog een bedraad LAN wilt gebruiken. De netwerkverbindingsmethode selecteren
Als u dit wilt instellen op <Draadloos LAN>, moet <Compenseren voor netwerkcommunicatie> zijn ingeschakeld wanneer <Laag> is geselecteerd in <Energieverbruik in Sluimermodus>. <Energieverbruik in Sluimermodus>
Geef op of de machine periodiek op de energiebesparingsmodus moet worden ingesteld, in overeenstemming met de signalen die door een draadloos LAN-router worden verzonden. Verbinding maken met een draadloos LAN
Geef de apparaatnaam op die u wilt gebruiken voor directe verbindingen (Wifi Direct).
"-XY_Canon10" (waarbij XY willekeurige letters zijn) wordt automatisch toegevoegd aan de apparaatnaam voor Wifi Direct, tenzij de apparaatnaam 22 tekens of meer bevat (in dat geval wordt "-XY_Canon10" niet toegevoegd).
<Tijd tot sessie met directe verbinding is beëindigd>
Geef op hoe lang het duurt voordat de communicatie automatisch wordt beëindigd wanneer er langere tijd geen gegevens worden verzonden/ontvangen terwijl er wordt gecommuniceerd met een directe verbinding.
Deze instelling wordt uitgeschakeld wanneer <Altijd ingesch. als SSID-/Netwerksleutel is opgegeven> is ingesteld op <Aan>.
Als <Gebruik pers. SSID en netwerksleutel> is ingesteld op <Aan>
Informatie over de gebruiker en de SSID/netwerksleutel bij het aanmelden, wordt gekoppeld met en opgeslagen in de machine. Er kan slechts één mobiel apparaat worden aangesloten.
Als <Gebruik pers. SSID en netwerksleutel> is ingesteld op <Uit>
Als <Geef te gebruiken SSID op> en <Geef te gebruiken netwerksleutel op> zijn ingesteld op <Aan>, kunt u meerdere mobiele apparaten tegelijk aansluiten. U kunt maximaal vijf apparaten tegelijk aansluiten.
Als <Geef te gebruiken SSID op> en/of <Geef te gebruiken netwerksleutel op> zijn ingesteld op <Uit>, wordt elke keer een willekeurige SSID of netwerksleutel gebruikt om verbinding te maken. Er kan slechts één mobiel apparaat worden aangesloten.
<Altijd ingesch. als SSID-/Netwerksleutel is opgegeven>
Als <Geef te gebruiken SSID op> en <Geef te gebruiken netwerksleutel op> zijn ingeschakeld in <Instellingen modus toegangspunt>, kunnen directe verbindingen worden gemaakt zonder op <Inschakelen> te drukken in <Directe verbinding> in <Mobiel portaal>.
De machine kan tegelijkertijd verbinding maken met meerdere mobiele apparaten. U kunt maximaal vijf apparaten tegelijk aansluiten.
Als dit is ingesteld op <Aan>, kan de instelling <Tijd tot sessie met directe verbinding is beëindigd> niet worden gebruikt.
Als u dit instelt op <Aan>, zal de machine niet naar volledige Sluimermodus gaan.
Geef een SSID en netwerksleutel op voor elke gebruiker bij het aanmelden en verbinden via directe verbinding. Als u een SSID wilt instellen, stelt u <Geef te gebruiken SSID op> in op <Aan> en voert u de SSID in. Als u een netwerksleutel wilt instellen, stelt u <Geef te gebruiken netwerksleutel op> in op <Aan> en voert u de netwerksleutel in.
Als <Directe verbinding automatisch inschakelen/uitschakelen bij aanmelden/afmelden> is ingesteld op <Aan>, zijn directe verbindingen mogelijk bij het aanmelden zonder dat u op <Mobiel portaal> <Directe verbinding> <Inschakelen> moet drukken.
Als u deze instelling opgeeft als een beheerder, selecteert u <Persoonlijke instellingen> op het scherm Instellingen/Registratie.
<Gebruik aanm.naam als gebr.naam vr afdrukopdracht.>
Geef op of er een Bluetooth-verbinding moet worden gebruikt.
Als u dit wilt instellen op <Aan>, moet <Compenseren voor netwerkcommunicatie> zijn ingeschakeld wanneer <Laag> is geselecteerd in <Energieverbruik in Sluimermodus>. <Energieverbruik in Sluimermodus>
Geef het type beacon op dat wordt verzonden door de machine. De beacon wordt gebruikt als er wordt gezocht naar de printer vanaf een mobiel apparaat. U kunt een beacon voor Canon PRINT Business en een beacon voor AirPrint verzenden.
This site uses cookies to provide its contents and functions and improve their qualities etc. You can find out more about our use of the cookies here. If you select "Reject", only cookies necessary to provide the contents and functions of the site are recorded and stored.