Scannen vanaf het apparaat

 
De volgorde van het scannen van een document en het opslaan op een computer kan alleen worden uitgevoerd wanneer vanaf het apparaat wordt gescand. U kunt deze functie pas gebruiken nadat u enkele procedures hebt doorlopen.

Het scannen voorbereiden

Configureer de instellingen op de machine en uw computer volgens onderstaande procedure.
Het apparaat configureren
1
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
2
Controleer de instellingen op de pagina [WSD-instellingen bewerken].
Als u de pagina wilt openen, klikt u op [Instellingen/registratie]  [Netwerkinstellingen]  [TCP/IP-instellingen]  [Bewerken...] in [WSD-instellingen].
Schakel de instellingen [Gebruik WSD-scannen] en [Gebruik Scannen naar computer] in. Voor meer informatie, raadpleegt u Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren.
3
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Uw computer configureren
4
Open de printermap. De printermap weergeven
5
Klik op [Een apparaat toevoegen] (of [Een printer toevoegen]) en volg de aanwijzingen op het scherm.

Een document scannen

1
Plaats het document. Documenten plaatsen
2
Druk op .
3
Druk op / om <Computer> te selecteren en druk vervolgens op .
4
Selecteer de bestemming of type scan, en druk op .
N.B.
Alleen de computer waarmee de machine het eerst mee heeft gecommuniceerd, wordt weergegeven.
5
Selecteer <Scannen> en druk op .
Het scannen wordt gestart.
Als u scannen wilt annuleren, selecteert u <Annuleren>  <Ja>  .
0X40-034