Problemen met afdrukresultaten
De afgedrukte afbeelding is verschoven of staat scheef.
Zijn de papiergeleiders verkeerd uitgelijnd?
Pas de papiergeleiders aan met papier in de papierbron.
Witte strepen verschijnen/de afdrukdichtheid is ongelijkmatig.
Hebt u de fixeereenheid gereinigd?
De fixeereenheid reinigen.
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog over is en vervang de tonercartridge indien nodig.
Heeft de tonercartridge de verwachte levensduur bereikt?
De binnenzijde van de tonercartridge is mogelijk aangetast. Vervang de tonercartridge.
Gebruikt u de machine in een omgeving met een hoge luchtvochtigheid?
Wijzig de [Modus Vochtige omgeving]-instelling. Het instellen op [Hoge vochtigheid] kan dit probleem verbeteren.
Als u [Hoge vochtigheid] selecteert en het apparaat gebruikt in een omgeving met een lage luchtvochtigheid, kunnen de afgedrukte afbeeldingen of tekst vlekkerig zijn.
Afbeeldingen worden niet op de bedoelde kant van het papier afgedrukt.
Is de oriëntatie van het geplaatste papier correct?
Controleer de oriëntatie en welke kant van het papier naar boven is gericht. Plaats het papier opnieuw als het niet goed is georiënteerd.
Afbeeldingen worden niet met de bedoelde grootte afgedrukt.
Komen het origineelformaat en het geplaatste papierformaat overeen?
Vervang het geplaatste papier door papier van de grootte waarop u wilt afdrukken.
Zorg dat [Uitvoerformaat] in het printerstuurprogramma overeenkomt met het papierformaat waarop wordt afgedrukt.
De oriëntatie komt niet overeen op beide kanten van het papier bij dubbelzijdig afdrukken.
Zijn de instellingen voor dubbelzijdig afdrukken correct?
Volg de onderstaande procedure om de afdrukinstellingen te controleren.
1 | Selecteer de oriëntatie van het origineel op het afdrukinstellingenscherm van de toepassing. |
2 | Stel in het scherm [Algemene instellingen] van het stuurprogramma [Afdrukstand] in op dezelfde oriëntatie als in stap 1. |
3 | Stel tijdens het controleren van het afdrukvoorbeeld [Pagina-opmaak] [Paginavolgorde] [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] [Inbindlocatie] in. |
|
[Paginavolgorde] wordt weergegeven als [Pagina-opmaak] is ingesteld op [2 op 1] of hoger. |
Er verschijnen vlekken op afdrukken.
Gebruikt u het geschikte papier?
Controleer het gebruikte papier en vervang het door geschikt papier.
Verschijnen er vlekken op afdrukken wanneer u de machine gebruikt in een omgeving met een lage luchtvochtigheid?
Wijzig de [Modus Vochtige omgeving]-instelling. Het instellen op [Lage vochtigheid] kan dit probleem verbeteren.
Als u [Lage vochtigheid] selecteert en het apparaat gebruikt in een omgeving met een hoge luchtvochtigheid, kan de afdrukdichtheid lichter of ongelijk worden.
Er verschijnen tonervlekken en spetters.
Gebruikt u het geschikte papier?
Controleer het gebruikte papier en vervang het door geschikt papier.
Verschijnen er vlekken op afdrukken wanneer u de machine gebruikt in een omgeving met een lage luchtvochtigheid?
Wijzig de [Modus Vochtige omgeving]-instelling. Het instellen op [Lage vochtigheid] kan dit probleem verbeteren.
Als u [Lage vochtigheid] selecteert en het apparaat gebruikt in een omgeving met een hoge luchtvochtigheid, kan de afdrukdichtheid lichter of ongelijk worden.
Er verschijnen nabeelden op het lege gebied.
Gebruikt u het geschikte papier?
Controleer het gebruikte papier en vervang het door geschikt papier.
Heeft de tonercartridge de verwachte levensduur bereikt?
De binnenzijde van de tonercartridge is mogelijk aangetast. Vervang de tonercartridge.
Is de fixeertemperatuur juist?
Wijzig de [Fixeertemp. aanpassen]-instelling. Het instellen op [Laag 1] of [Laag 2] kan dit probleem verbeteren.
De afdrukken zijn vaag/gestreept.
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog over is en vervang de tonercartridge indien nodig.
Gebruikt u het geschikte papier?
Controleer het gebruikte papier en vervang het door geschikt papier. Stel ook het juiste papierformaat en -soort in.
Sommige delen blijven wit.
Gebruikt u papier dat vochtig is geworden?
Vervang door geschikt papier.
Gebruikt u het geschikte papier?
Controleer het gebruikte papier en vervang het door geschikt papier.
Heeft de tonercartridge de verwachte levensduur bereikt?
De binnenzijde van de tonercartridge is mogelijk aangetast. Vervang de tonercartridge.
Er verschijnen zwarte vlekken op afdrukken.
Hebt u de fixeereenheid gereinigd?
De fixeereenheid reinigen.
De achterkant van het papier is gevlekt.
Is het geplaatste papier kleiner dan het formaat gespecificeerd in de afdrukgegevens?
Controleer of het opgegeven formaat in de afdrukgegevens overeenkomt met het formaat van het geplaatste papier.
Hebt u de fixeereenheid gereinigd?
De fixeereenheid reinigen.
Strepen of vlekken zoals verspreide waterdruppels verschijnen.
Verschijnen de strepen of vlekken wanneer de modus voor dubbelzijdig afdrukken is ingesteld?
Wijzig de <Preventiemod. Waterdruppelpatroon>-instelling. Het instellen op <Aan> kan dit probleem verbeteren.
Als deze instelling op <Aan> is gezet, kan dit de afdruksnelheid langzamer worden.
Toner van de afgedrukte afbeeldingen pelt af.
Gebruikt u het geschikte papier?
Controleer het gebruikte papier en vervang het door geschikt papier.
Papier kreukt.
Is het papier juist geplaatst?
Er kan rimpelvorming optreden als het papier niet onder de limietlijn of limietgeleider past, of als het papier schuin wordt geplaatst.
Gebruikt u papier dat vochtig is geworden?
Vervang door geschikt papier.
Gebruikt u het geschikte papier?
Controleer het gebruikte papier en vervang het door geschikt papier.
Papier krult.
Gebruikt u papier dat vochtig is geworden?
Vervang door geschikt papier.
Als <Normaal 2> is ingesteld als papiertype, wijzigt u de instelling naar <Normaal 1>.
Gebruikt u het geschikte papier?
Controleer het gebruikte papier en vervang het door geschikt papier. Stel ook het juiste papierformaat en -soort in.
Plaats het papier opnieuw met de te bedrukken zijde omgekeerd.
Dit symptoom kan zich in zeldzame gevallen verergeren afhankelijk van het papier dat u gebruikt. Plaats in dat geval het papier terug in de oorspronkelijke richting.
Papier wordt niet ingevoerd/meerdere vellen papier worden samen ingevoerd.
Is het papier juist geplaatst?
Waaier de papierstapel goed uit, zodat het papier niet aan elkaar vastzit.
Controleer of het papier correct is geplaatst.
Controleer of het aantal vellen papier geschikt is en of het juiste papier wordt gebruikt.
Controleer of er verschillende papierformaten en -typen papier bij elkaar zijn geplaatst.