Basisbewerkingen voor het verzenden van faxen
In dit gedeelte worden de basisbewerkingen voor het verzenden van faxdocumenten beschreven.
1
Plaats het origineel.
Originelen plaatsenWanneer het scherm voor de selectie van de originele dikte verschijnt, selecteert u de dikte van het gebruikte origineel. (Wordt weergegeven als <Standaarddikte van orig. voor het scannen via aanvoer> is ingesteld op <Altijd opgeven>.
<Standaarddikte van orig. voor het scannen via aanvoer>)
2
3
Geef de bestemming op het scherm met basisfuncties voor faxen op.
Scherm met basisfuncties voor faxenBestemmingen uit het adresboek opgeven
Bestemmingen onder snelkiestoetsen opgeven
Bestemmingen handmatig invoeren
Bestemmingen op de LDAP-server opgeven
Als u de gedetailleerde gegevens over de opgegeven bestemming wilt controleren, selecteert u de gewenste bestemming met
en
en drukt u op <Details>. Om een bestemming uit de opgegeven bestemmingen te verwijderen, drukt u op <Verw. best.>.
Alleen de bestemmingen van <Details> die zijn aangegeven met het tabblad Nieuwe bestemming en bestemmingen afkomstig van een LDAP-server kunnen worden gewijzigd.
<ECM TX>, <Verzendsnelheid> en <Internationaal> worden niet weergegeven wanneer u een bestemming aangeeft van het externe adresboek.
Als de servermachine bezig is met instellingen voor systeembeheerderinformatie, wordt verificatie tussen de servermachine en de clientmachine uitgevoerd terwijl de clientmachine het adresboek op afstand/snelkiestoetsen probeert te verkrijgen. Authentificatie vindt plaats door de systeembeheerder-ID en de systeembeheerderspincode bij de servermachine en de clientmachine te vergelijken.
De systeembeheerders-ID en pincode wijzigenDe beschikbaarheid van het adresboek op afstand/snelkiestoetsen is afhankelijk van de status van de instellingen voor systeembeheerderinformatie voor de servermachine en de clientmachine zoals onderstaand is aangegeven.
Wanneer de server bezig is met de instellingen met informatie voor de systeembeheerder | Wanneer de cliëntmachine bezig is met de instellingen met informatie voor de systeembeheerder | Wanneer de systeembeheerders-ID en de systeempincode van de server en clientmachine overeenkomen | Kan het adresboek op afstand/de snelkiestoets gebruiken |
Bezig | Bezig | Komt overeen | Ja |
Komt niet overeen | Nee |
Niet bezig | - | Nee |
Niet bezig | Bezig | - | Ja |
Niet bezig | - | Ja |
Bestemmingen uit het adresboek opgeven
1
Druk op <Adresboek>.
2
Selecteer de bestemming en druk op <OK>.
Als een toegangsnummer is ingesteld wanneer de bestemming is geregistreerd, drukt u op <Toegangsnummer> en voert u met de numerieke toetsen het toegangsnummer in. De overeenkomende bestemming wordt weergegeven in het adresboek.
Om het externe adresboek te gebruiken, drukt u op <Naar extern adresboek>. Wanneer <Adresboek wijzigen> wordt weergegeven, drukt u op <Adresboek wijzigen>
<Op afstand>.
Bestemmingstypeknoppen Als u op
en
drukt, worden fax- en groepsbestemmingen weergegeven.
Vervolgkeuzelijst voor selectie van het type adresboek Hiermee kunt u een specifieke groep bestemmingen weergeven. Wanneer u op de machine bent aangemeld met persoonlijke-verificatiebeheer, kunt u <Persoonlijke adreslijst> selecteren om uw persoonlijke adresboek weer te geven.
<Zoeken op naam> Hiermee kunt u de bestemming zoeken op de naam die u invoert.
Knoppen zoeken op eerste letter Hiermee kunt u uw zoekopdracht verkleinen door te zoeken op de eerste letter van de naam van de bestemming.
|
Als u de groepsbestemming selecteert met andere bestemmingen dan faxbestemmingen, is faxen niet toegestaan. |
|
<Nieuwe best. registreren>, <Details/Bewerken> en <Verwijderen> op het scherm <Adresboek (Lokaal)> kan worden gebruikt om nieuwe bestemmingen te registreren, details te controleren en bestemmingen te bewerken/verwijderen. Om het adresboek op afstand te gebruiken, dient u de instellingen voor de server machine te configureren. Instellen om het adresboek op afstand extern te openen op de servermachine. |
Terug n bven
Bestemmingen onder snelkiestoetsen opgeven
1
Druk op de gewenste snelkiestoets.
Om de bestemming wilt opgeven met een nummer van een snelkiestoets (snelkiesnummer), drukt u op
en voert u het nummer in van de gewenste snelkiestoets.
Om het externe adresboek te gebruiken, drukt u op <Naar extern adresboek>.
|
De bestemmingen die in de snelkiestoetsen van de servermachine zijn geregistreerd, worden op de volgende tijdstippen bijgewerkt: Wanneer een faxopdracht op de clientmachine werd verzonden Wanneer u op (Reset) drukt op de clientmachine Wanneer automatisch resetten is geactiveerd op de clientmachine |
Terug n bven
Bestemmingen handmatig invoeren
U kunt bestemmingen die niet in het adresboek of onder snelkiestoetsen zijn geregistreerd, handmatig opgeven.
1
Voer met de numerieke toetsen een faxnummer in en druk op <OK>.
Om een ander faxnummer toe te voegen, herhaalt u deze stap.
U kunt op <Opslaan in adresboek> drukken om de afdrukpositie aan te passen. Stel de vereiste voorwaarden in en geef <Naam> en <Adresboek> op. Voor informatie over de instellingen raadpleegt u
Bestemmingen registreren in het adresboek.
|
Faxen naar het buitenland verzendenVoer het internationale toegangsnummer, de landcode en het faxnummer in deze volgorde in. Als u geen verbinding kunt krijgen met een buitenlandse bestemming, drukt u op <Pauze> om een pauze in te voegen tussen een cijfer en het volgende cijfer. Faxen met een subadres verzendenDe machine ondersteunt het gebruik van standaardsubadressen van ITU-T*. Als de faxmachine van de ontvanger geschikt is voor gebruik van ITU-T-subadressen, kunt u de vertrouwelijkheid van verzonden documenten beter garanderen door het gebruik van een subadres en wachtwoord. Om een document met een subadres te verzenden, voert u een faxnummer in, drukt u op <Subadres> of <Stel details in>, en voert u vervolgens het subadres en wachtwoord in. * Is de afkorting van International Telecommunication Union-Telecommunication Standardization Sector. Dit is een groep die zich bezighoudt met aanbevelingen voor wereldwijde standaardisatie op het gebied van telecommunicatie. |
Terug n bven
Bestemmingen op de LDAP-server opgeven
U kunt bestemmingen op de LDAP-server zoeken en opgeven.
1
Druk op <Adresboek>.
2
Druk op <Naar LDAP-server>.
Wanneer <Adresboek wijzigen> wordt weergegeven, drukt u op <Adresboek wijzigen>
<LDAP-server>.
Als het invoerscherm voor het netwerkwachtwoord wordt weergegeven, voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord in, en drukt u op <OK>.
3
Druk op <Zoek op condities>.
Om alle bestemmingen in de LDAP-server weer te geven zonder opgave van voorwaarden, gaat u verder naar stap 5.
4
Geef zoekcriteria op.
Zoekcategorieën Selecteer een criterium voor het zoeken naar bestemmingen op basis van naam, faxnummer, naam van de organisatie en organisatie-eenheid (afdelingsnaam, enz.).
Zoekcondities Selecteer een zoekcriterium, zoals een bestemmingsnaam waarin "John" voorkomt, en een afdelingsnaam die begint met "Ontwikkeling".
Zoektekens Druk op <Instellen> en voer zoektekens voor de zoekvoorwaarde in.
Zoeken met meerdere voorwaarden
U kunt bestemmingen zoeken met meerdere voorwaarden. Geef de eerste zoekvoorwaarde op, druk op <Zoekconditie toevoegen>, en selecteer vervolgens <of> of <en> voor de volgende voorwaarde.
5
Druk op <Start zoeken>.
De zoekresultaten worden weergegeven.
Om met een andere voorwaarde te zoeken, drukt u op <Verwijderen> om de opgegeven instellingen te verwijderen en geeft u vervolgens een nieuwe voorwaarde op.
Er kunnen maximaal 2.000 bestemmingen worden weergegeven in de zoekresultaten.
6
Selecteer de bestemming en druk op <OK>.
Terug n bven
4
Wijzig desgewenst de scaninstellingen.
Opgeven hoe originelen moeten worden gescand
Beeldkwaliteit aanpassen
Vergroten of verkleinen
Verwijderen van donkere randen (randverwijdering)
Opgeven hoe originelen moeten worden gescand
| Als u originelen van een vrij formaat/zeer doorzichtige originelen scant, of als de rand van een afbeelding ontbreekt bij het scannen, moet u het scanformaat handmatig opgeven. Het scanformaat van originelen opgeven |
| |
| De machine kan automatisch de voor- en achterzijde van een origineel scannen. Beide zijden van originelen scannen |
| |
| U kunt naast elkaar liggende pagina's van een boek of tijdschrift met één bewerking op afzonderlijke pagina's scannen. Een origineel met naast elkaar liggende pagina's scannen en dit faxen als twee afzonderlijke pagina's |
Het scanformaat van originelen opgeven
1
Druk op de instellingenknop voor het scanformaat.
2
Selecteer het scanformaat en druk op <OK>.
Als u wilt dat de machine automatisch het formaat van het origineel detecteert, selecteert u <Auto>.
Als <A3+> wordt weergegeven in het scanformaat
Als u een A3-origineel met een afbeelding die helemaal tot de randen loopt wilt scannen zonder dat rondom informatie wegvalt, plaats het origineel dan op de glasplaat en druk op <A3+>.
Wanneer u een origineel van een vrij formaat scant
Plaats het origineel in de aanvoer en selecteer <Vrij formaat>.
Wanneer u de waarden van het scanformaat opgeeft
Leg het origineel op de glasplaat/in de invoer, selecteer <Gebr.> en voer de lengte en breedte van het origineel in.
Als een kleiner scanformaat wordt ingesteld dan met de invoer kan worden gescand, is scannen met de invoer niet mogelijk. Raadpleeg voor informatie over de documentformaten die met de invoer kunnen worden gescand
Technische gegevens hardware.
Wanneer u een lang origineel scant
Plaats het origineel in de aanvoer en selecteer <Lang origineel>.
|
Het scanformaat registrerenAls u het scanformaat vaak met dezelfde waarden opgeeft, registreer het formaat dan bij <Gebr.> <Registreer formaat> om de instelling gemakshalve snel op te roepen. |
Terug n bven
Beide zijden van originelen scannen
Plaats het origineel in de invoerlade. Originelen met een liggende beeldoriëntatie moet u horizontaal plaatsen.
1
Druk op <Opties>
<2-Sided Original Settings>.
2
Selecteer <Type boek> of <Type kalender> en druk op <OK>.
Selecteer <Type boek> voor originelen met afbeeldingen op de voor- en achterzijde die dezelfde afdrukrichting hebben, of <Type kalender> voor originelen met afbeeldingen op de voor- en achterzijde die tegengesteld aan elkaar staan.
3
Druk op <Sluiten>.
Terug n bven
Een origineel met naast elkaar liggende pagina's scannen en dit faxen als twee afzonderlijke pagina's
|
Als u naast elkaar liggende pagina's van een boek of een gebonden origineel scant, plaats het origineel dan op de glasplaat. Leg het met de afdrukzijde omlaag en de hoek op een lijn met de linkerbovenhoek van de glasplaat, zoals onderstaand is aangegeven. |
1
Druk op <Opties>
<Boek
2 pag.>.
2
Druk op <Sluiten>.
Terug n bven
Beeldkwaliteit aanpassen
| U kunt de resolutie selecteren die het beste past bij uw type origineel. Hoe hoger de resolutie, des te scherper de afbeelding, maar des te langer het duurt om de fax te verzenden. |
| |
| Als u het type origineel, zoals documenten met alleen tekens of tijdschriften met foto's, opgeeft, kunt u het met optimale beeldkwaliteit verzenden. Het type origineel selecteren |
| |
| U kunt de densiteit van het gehele origineel aanpassen. Als u, bijvoorbeeld, de kopieerdensiteit verhoogt, kunt u gemakkelijk vage met de pen geschreven tekens lezen. Densiteit van het gehele origineel aanpassen |
| |
| U kunt de densiteit van de achtergrond aanpassen. U kunt originelen met een gekleurde achtergrond of dunne originelen, zoals kranten met tekens en afbeeldingen die op de achterzijde doorschijnen, duidelijk verzenden. Densiteit van de achtergrond aanpassen |
| |
| U kunt de afbeelding scannen met duidelijke contouren en lijnen door de beeldscherpte te verhogen, of de afbeelding verzachten door de beeldscherpte te verlagen. Gebruik deze functie wanneer u wazige tekst en grafieken scherper wilt maken, of het moiré-effect (een flakkerend, golvend patroon) wilt verkleinen voor een gelijkmatige voltooide afbeelding. De beeldscherpte aanpassen |
1
Druk op de instellingenknop voor de resolutie.
(Items op het scherm kunnen afwijken, afhankelijk van uw model en opties.) |
2
Selecteer de resolutie en druk op <OK>.
Een lagere resolutie is geschikt voor originelen met alleen tekst, terwijl een hogere resolutie geschikt is voor originelen met foto's. Hoe hoger de resolutie, des te verfijnder originelen kunnen worden gescand.
Terug n bven
Het type origineel selecteren
1
Druk op <Opties>
<Type origineel>.
2
Selecteer het type origineel en druk op <OK>.
Om het prioriteitsniveau voor het bewerken van tekst/foto aan te passen, drukt u op <Aanpassen niveau>
selecteer <Tekstprioriteit> of <Fotoprioriteit>.
3
Druk op <Sluiten>.
Terug n bven
Densiteit van het gehele origineel aanpassen
1
Druk op <Opties>
<Densiteit>.
2
Pas de densiteit aan en druk op <OK>.
Druk op
om de densiteit te verlagen. Druk op
om de densiteit te verhogen.
3
Druk op <Sluiten>.
Terug n bven
Densiteit van de achtergrond aanpassen
1
Druk op <Opties>
<Densiteit>.
2
Druk op <Aanpassen> in <Achtergronddensiteit>.
Om de achtergrond automatisch aan te passen, drukt u op <Auto> en gaat u verder naar stap 4.
3
Pas de densiteit aan en druk op <OK>.
Als u op <-> drukt, neemt de densiteit van de gehele achtergrond af. Als u op <+> drukt, neemt de densiteit van de gehele achtergrond toe.
Afhankelijk van de kleur van de originelen kunnen andere gedeelten dan de achtergrond daardoor worden beïnvloed.
4
Druk op <OK>
<Sluiten>.
Terug n bven
De beeldscherpte aanpassen
De instelling voor <Beeldscherpte> is ongeldig wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden hieronder. De instelling is van kracht voor het getoonde beeld bij <Voorbeeld>, maar niet voor de daadwerkelijk gescande afbeelding.
<Type origineel>: <Tekst>
<Resolutie>: <200x100 dpi (Normaal)>
1
Druk op <Opties>
<Beeldscherpte>.
2
Pas de beeldscherpte aan en druk op <OK>.
Om wazige tekst scherper te maken, past u het besturingselement aan naar <Hoog>.
Als u het moiré-effect wilt verkleinen bij het scannen van originelen met afgedrukte foto's, zoals tijdschriften of folders, past u het besturingselement aan naar <Laag>.
3
Druk op <Sluiten>.
Terug n bven
Vergroten of verkleinen
| U kunt originelen met een standaardformaat bij het scannen vergroten of verkleinen tot een ander standaardformaat. Standaardpapierformaten vergroten of verkleinen |
| |
| U kunt vergroten of verkleinen door de vergroting (%) op te geven. Vergroten of verkleinen door de vergroting op te geven |
Standaardpapierformaten vergroten of verkleinen
1
Druk op <Opties>
<Zoompercentage>.
2
Als u wilt verkleinen, selecteert u de vergroting in
, als u wilt vergroten, selecteert u de vergroting in
en dan drukt u op <OK>.
(Items op het scherm kunnen afwijken, afhankelijk van uw model en opties.) |
3
Druk op <Sluiten>.
Terug n bven
Vergroten of verkleinen door de vergroting op te geven
1
Druk op <Opties>
<Zoompercentage>.
2
Geef de vergroting op en druk op <OK>.
3
Druk op <Sluiten>.
Terug n bven
Verwijderen van donkere randen (randverwijdering)
Wanneer u originelen scant die kleiner zijn dan het scanformaat, verschijnen er mogelijk kaderlijnen op de gescande afbeelding. Wanneer u een dik boek scant, verschijnen er mogelijk donkere randen. Met deze functie kunt u deze kaderlijnen en donkere randen wissen. U kunt de machine ook zodanig instellen dat ponsgaten in originelen niet worden gekopieerd.
|
Leg het origineel met ponsgaten op de glasplaat. Als u het in de aanvoer legt, kan dat leiden tot schade. |
1
Druk op <Opties>
<Wis rand>.
2
Geef wistype en -breedte op.
De kaders van documenten wissen
1 | Druk op <Wis origineelrand> en controleer <Origineelform.>. Als het formaat bij <Origineelform.> afwijkt van het formaat van het origineel, druk dan op <Wijzigen> om het formaat te selecteren. U kunt de modus Origineelrandverwijdering alleen instellen voor de originele formaten die op het touch panel display worden getoond. |
2 | Voer de breedte in van het kader dat moet worden gewist. |
Donkere randen van boekjes wissen
U kunt donkere randen in het midden en contourlijnen die verschijnen wanneer u naast elkaar liggende pagina's van een boek scant, wissen.
1 | Druk op <Wis boekrand> en controleer <Origineelform.>. Als het formaat bij <Origineelform.> afwijkt van het formaat van het boek, druk dan op <Wijzigen> om het formaat te selecteren. U kunt de modus Boekrandverwijdering alleen instellen voor de originele formaten die op het aanraakscherm worden getoond. |
2 | Druk op <Midden> of <Zijden>, en voer elke wisbreedte in. |
Ponsgaten van documenten wissen
1 | Druk op <Wis inbindrand> en selecteer de plaats van de ponsgaten. |
2 | Voer de wisbreedte in. |
|
Als u de breedte voor elke rand afzonderlijk wilt aanpassen, drukt u op <Wis origineelrand> of <Wis boekrand>, en drukt u op <Onafhankelijk aanpassen> om de wisbreedtes in te voeren. Als u <Wis inbindrand> gebruikt, zullen ook de randen die u niet selecteert, worden gewist over een afstand van 4 mm. |
3
Druk op <OK>
<Sluiten>.
Terug n bven
5
Druk op
(Start).
Originelen worden gescand en het verzenden start.
Om het scannen te annuleren, drukt u op <Annuleren> of
(Stop)
<Ja>.
Wanneer <Druk op [Start] om volgende origineel te scannen.> wordt weergegeven
Plaats het volgende origineel dat u wilt scannen en druk op
(Start). Nadat alle originelen zijn gescand, drukt u op <Start verzenden> om te faxen.
|
Het totale aantal gespecifieerde bestemmingen controlerenBoven in het scherm wordt het totaal aantal gespecificeerde bestemmingen weergegeven. Zo kunt u voor verzending bevestigen dat het aantal bestemmingen correct is. Verzenden met de gegevens van de afzenderDe status controleren van verzonden documentenWanneer <Toon melding als taak is geaccepteerd> is ingesteld op <On>, kan het scherm <Statusmonitor> worden weergegeven vanaf het volgende scherm dat wordt weergegeven nadat een verzendopdracht wordt ontvangen. <Toon melding als taak is geaccepteerd>Het rapport met verzendresultaten afdrukkenAls u op het scherm met basisfuncties voor faxen op <Opties> <TX rapport> drukt, kunt u instellen dat het rapport met verzendresultaten automatisch wordt afgedrukt. Als u dit voor elke opdracht wilt instellen vanaf <Opties>, moet u <Alleen bij fout> of <Uit> selecteren in <TX rapport> en vervolgens <Afdrukken uit opties toestaan> instellen op <Aan>. Aanvoer meerd. vellen detect. Wanneer meerdere vellen tegelijk worden ingevoerdHet scannen wordt gestaakt en de melding wordt op het scherm weergegeven. Volg de instructies om de opstopping te verwijderen. Als u de opstopping hebt verwijderd wordt het scherm opdracht hervatten weergegeven. Als de machine ten onrechte aanvoering van meerdere vellen detecteert, drukt u op <Aanvoer meerdere vellen niet detecteren> om het scannen te hervatten. Om de machine voortaan niet meer te laten melden over aanvoering meerdere vellen, voert u een van de volgende bewerkingen uit. Elke keer dat u verzendt, drukt u op <Opties> op het scherm Basisfuncties fax selecteer <Aanvoer meerd. vellen detect.> om de instelling uit te schakelen. Als foto's in de verzonden afbeelding te donker of te licht zijn, kunnen kleuren op de achtergrond van kleurenoriginelen niet worden verwijderdU kunt de kwaliteit van de verzonden afbeelding mogelijk verbeteren als aan de volgende voorwaarden/instellingen is voldaan. Opdrachttype: Faxen (Geheugenverzending) of Scannen en verzenden (Fax/I-fax) <Selecteer kleur>: <Zwart & Wit> (Scannen en verzenden) <Type origineel>: <Tekst> <Densiteit> <Achtergronddensiteit>: <Auto> <Resolutie>: 200 dpi x 400 dpi, 300 dpi x 300 dpi*, 400 dpi x 400 dpi of 600 dpi x 600 dpi* *Kan worden ingesteld voor Scannen en verzenden |
TIPS |
De naam van een afzender selecterenAls aanmelden met Gebruikersverificatie plaatsvindt, verschijnt de aanmeldingsnaam bij <100> van de naam van de afzender (TTI). Gescande afbeeldingen controleren voordat u ze verzendtVeelgebruikte instellingen opslaanU kunt veelgebruikte bestemmingen en scaninstellingen combineren onder een knop op de machine voor later gebruik. Door op de geregistreerde knop te drukken bij het scannen van originelen kunt u snel uw instellingen voltooien. Een combinatie van veelgebruikte functies registreren |
KOPPELINGEN