[Custom Settings]

Configureer de instellingen die gemeenschappelijk zijn voor de printerfuncties.
* Waarden in rode tekst geven de standaardinstellingen voor elk item aan.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Geef hier het gewenste aantal kopieën op.
1 tot 9999
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in of dubbelzijdig afdrukken dient te worden gebruikt.
[Aan], [Uit]
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Wijzig de standaardinstellingen voor de papierbron en het papierformaat en -type dat moet worden gebruikt bij het afdrukken.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Configureer de afwerkingsinstellingen voor afdrukken.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Pas de afdrukkwaliteit, zoals de dichtheid en resolutie, aan op basis van de gegevens die moeten worden afgedrukt en het doel van het afdrukken.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel de inbindlocatie, marges en afdrukpositie in.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in of fouten die optreden tijdens het afdrukken automatisch moeten worden overgeslagen.
Met de functie Automatisch overslaan van fouten kan de machine de fout tijdelijk opheffen en doorgaan met afdrukken. Daarom wordt het afdrukken mogelijk niet correct uitgevoerd wanneer een fout wordt overgeslagen.
Het wordt aanbevolen om dit normaal gesproken op [Uit] in te stellen. Als het afdrukken in dit geval stopt vanwege een fout die optreedt, sla de fout dan handmatig over door op [Statusmonitor] [Details] [Fout overslaan] te drukken.
* Het is mogelijk dat u sommige typen fouten niet kunt overslaan.
[Aan], [Uit]
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in of het afdrukken moet worden geannuleerd wanneer een bepaalde periode is verstreken nadat de ontvangst van afdrukgegevens is onderbroken.
Om het afdrukken te annuleren, selecteert u [Aan] en stelt u de tijd in vanaf het begin van de ontvangststandby totdat de time-out optreedt. Deze instelling is van toepassing op afdrukgegevens ontvangen via USB of het netwerk.
* Als u dit item instelt op [Uit], is het mogelijk dat u pas kunt kopiëren nadat het afdrukken met de nietinstellingen is voltooid.
[Timeout]
[Aan], [Uit]
[Timeout]
5 tot 15 tot 300 (sec.)
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in of u wilt beginnen met afdrukken nadat het conversieproces (RIP-proces) dat vereist is voor het afdrukken, is uitgevoerd voor alle pagina's van de afdrukgegevens.
Als u [Aan] selecteert, duurt het even voordat de machine begint met afdrukken. De tijd tussen het begin en het einde van het afdrukken (de tijd dat de printerfunctie wordt gebruikt) wordt echter verkort. Dit maakt het gemakkelijker om andere afdrukken te maken.
[Aan], [Uit]
BELANGRIJK
Als [Aan] is geselecteerd, kunt u mogelijk niet afdrukken als de afdrukgegevens een groot aantal pagina's bevatten.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in of u boekjes wilt afdrukken.
Wanneer u boekjes afdrukt, worden de pagina's zo gerangschikt en afgedrukt dat ze een boekje vormen wanneer het papier wordt gestapeld en dubbelgevouwen. U kunt ook instellen of het boekje aan de rechter- of linkerkant wordt geopend.
[Links openend]:
Als het papier wordt opengespreid, is de linkerpagina de eerste en de rechterpagina de tweede.
[Opent rechts]:
Als het papier wordt opengevouwen, is de rechterpagina de eerste en de linkerpagina de tweede.
* Als u boekjes afdrukt, wordt de afwerkingsinstelling gewijzigd van Groeperen in Sorteren. Daarnaast zijn de instellingen voor het aanpassen van de marge en afdrukpositie uitgeschakeld. [Rugwit] en [Verschuiving korte zijde] en [Verschuiving lange zijde]
[Boekje]
[Aan], [Uit]
[Voorkant van boek]
[Links openend], [Opent rechts]
BELANGRIJK
Als u [Boekje] instelt op [Aan], kunt u mogelijk niet afdrukken als de afdrukgegevens een groot aantal pagina's bevatten.
N.B.
Met het afdrukken van boekjes kunt u boekjes in de onderstaande formaten maken.
* U kunt geen pagina's van verschillende formaten door elkaar gebruiken.
A4: Afgedrukt op papier van A3-formaat
B5: Afgedrukt op papier van B4-formaat
A5: Afgedrukt op papier van A4- of A4R-formaat
Letter: Afgedrukt op papier van het formaat 11 inch x 17 inch
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in of de machine het papier van de boekjesafdruk dubbelvouwt en de vouw vastniet.
* Dit item wordt alleen weergegeven wanneer [Boekje] is ingesteld op [Aan] en de boekjesfinisher is geïnstalleerd. [Boekje]
[Aan], [Uit]
N.B.
Wanneer slechts één blad papier wordt afgedrukt, vouwt de machine het papier zonder het te nieten.
Als het aantal bladen dat in één keer kan worden geniet, wordt overschreden, wordt het papier uitgevoerd zonder te worden geniet. Ondersteunde opties
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Past de afdrukpositie van elke pagina aan bij het afdrukken van boekjes met rugnieten.
Als het gestapelde papier dubbelgevouwen is, steken de binnenste pagina's meer uit naarmate het aantal pagina's toeneemt. U kunt de verplaatsing van papier corrigeren die zich op het moment voordoet.
Zonder correctie
De rode delen zijn verplaatst
Met correctie
De rode delen zijn uitgelijnd
* Als u een numerieke waarde voor de correctiebreedte wilt opgeven, selecteert u [Correctie] en voert u de afstand in tussen de binnen- en buitenrand van het gevouwen papier.
* Dit item wordt alleen weergegeven wanneer [Boekje] is ingesteld op [Aan] en de boekjesfinisher is geïnstalleerd. [Boekje]
[Kruipcorrectie]
[Uit], [Auto], [Correctiebreedte]
[Correctiebreedte]
0,00 tot 10,00 (mm) (0,000 tot 0,392 (inch))
N.B.
Als u de goot of afdrukpositie aanpast, worden de corresponderende waarden toegevoegd aan de correctiebreedte. [Rugwit] en [Verschuiving korte zijde] en [Verschuiving lange zijde]
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in of er papier (tussenbladen) tussen de transparanten moet worden geplaatst wanneer u afdrukt op transparanten.
Als u [Afgedrukt] selecteert, wordt dezelfde inhoud als de transparanten afgedrukt op de tussenbladen.
* Als u tussenbladen invoegt, wordt de afwerkingsinstelling gewijzigd van Groeperen in Sorteren.
* Deze instelling wordt alleen weergegeven als [Kopiesetnummering] is ingesteld op [Uit]. [Kopiesetnummering]
[Uit], [Leeg], [Afgedrukt]
BELANGRIJK
Tussenbladen worden meegeteld in het aantal afgedrukte bladen.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Configureer de instellingen voor het afdrukken van de kopieersetnummers (om de volgorde van de kopieersets aan te geven).
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Selecteer normaal gesproken [Auto] zodat de machine automatisch de ontvangen afdrukgegevens herkent en overschakelt naar de juiste bedrijfsmodus. In dit geval kunt u de bedrijfsmodi opgeven waarnaar de machine kan overschakelen. [Automatisch selecteren]
Stel in welke bedrijfsmodus de machine gebruikt als de bedrijfsmodus niet wordt geschakeld om een reden zoals een onbekend afdrukgegevensformaat.
[Auto], [PS], [PCL], [XPS], [Beeldvorming], [PDF]
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Als u [Persoonlijkheid] instelt op [Auto], selecteert u welke bedrijfsmodus prioriteit krijgt als de modus waarnaar de machine overschakelt.
Deze instelling wordt toegepast wanneer de machine de bedrijfsmodus van de afdrukgegevens niet kan identificeren.
Als u [Geen] selecteert en de machine de bedrijfsmodus van de afdrukgegevens niet kan identificeren, gaat de machine door met het verwerken van de gegevens met de bedrijfsmodus die eerder in gebruik was.
[Geen], [PS], [PCL], [XPS], [PDF]
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel de bedrijfsmodus in waarnaar de machine kan overschakelen wanneer u [Persoonlijkheid] op [Auto] instelt.
[PS]
[Aan], [Uit]
[PCL]
[Aan], [Uit]
[XPS]
[Aan], [Uit]
[Beeldvorming]
[Aan], [Uit]
[PDF]
[Aan], [Uit]
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in of automatisch moet worden overgeschakeld tussen afdrukken in kleur en afdrukken in zwart-wit op basis van de afdrukgegevens, of dat alle afdrukgegevens in zwart-wit moeten worden afgedrukt.
* Als u [Auto (Kleur/Z-W)] selecteert, kunnen gegevens die een zwart-witafbeelding lijken, worden geteld als een kleurenafdruk als de gegevens zijn gemaakt als een kleurenorigineel of als onder de zwart-witafbeelding een kleurenafbeelding schuilgaat.
[Auto (Kleur/Z-W)], [Zwart-Wit]
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Als het geheugen tijdens het afdrukken ontoereikend wordt, worden de afbeeldingsgegevens sterk gecomprimeerd zodat ze in het geheugen kunnen worden opgeslagen. Als gevolg hiervan kan de beeldkwaliteit verslechteren. Stel in of u wilt doorgaan of stoppen met afdrukken wanneer dit gebeurt.
Selecteer [Output] om door te gaan met afdrukken, zelfs als de afbeeldingskwaliteit is verminderd.
Als er niet voldoende geheugen beschikbaar is, wordt het afdrukken geannuleerd.
Selecteer [Fout weergeven] om het afdrukken te stoppen en een foutbericht weer te geven wanneer de afbeeldingskwaliteit aanzienlijk is verminderd.
[Output], [Fout weergeven]
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel dit in op [Uit] als er in de afdrukresultaten bij afdrukken via het netwerk problemen optreden als vervormde tekens of onjuiste overlay.
[Aan], [Uit]
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Reset alle items in [Aangepaste instellingen] naar de standaard fabrieksinstellingen.
BELANGRIJK
Schakel de machine niet uit terwijl de initialisatie wordt uitgevoerd. Als u dit doet, kan het geheugen van de machine defect raken.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in hoe de machine de afdrukgegevens verwerkt wanneer het UFR II-printerstuurprogramma wordt gebruikt.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in hoe de machine de afdrukgegevens verwerkt wanneer het PCL-printerstuurprogramma wordt gebruikt.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in hoe de machine de afdrukgegevens verwerkt wanneer het PS-printerstuurprogramma wordt gebruikt.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in hoe de machine de afdrukgegevens verwerkt wanneer afbeeldingsbestanden in JPEG- of TIFF-indeling worden afgedrukt.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in hoe de machine de afdrukgegevens verwerkt wanneer bestanden in PDF-indeling worden afgedrukt.
[ Instellingen/Registratie] [Functie-instellingen] [Printer] [Printerinstellingen] [Aangepaste instellingen]
Stel in hoe de machine de afdrukgegevens verwerkt wanneer bestanden in XPS-indeling worden afgedrukt.
E9AC-0X3