In dit gedeelte worden de instellingen beschreven voor functies zoals invoer van papier, uitvoer van papier, afdrukken, scannen en aanmaken van een bestand.
Sommige instellingen worden niet altijd weergegeven, afhankelijk van de configuratie van optionele apparatuur die op de machine is geïnstalleerd.
U kunt de papierbron configureren die zal worden gebruikt bij het afdrukken wanneer <Selecteer papier> is ingesteld op <Auto>. Deze instelling werkt ook wanneer het papier in de huidige papierbron op raakt tijdens het kopiëren/afdrukken. De juiste papierbron voor een specifieke functie automatisch selecteren
Als u papier gebruikt met verschillende voor- en achterkant, bijvoorbeeld papier met een logo erop, kunt u dit instellen op <Afdrukzijde prioriteit> om de eerste pagina af te drukken op de voorkant voor zowel enkelzijdig als dubbelzijdig afdrukken, zonder dat u de papieroriëntatie hoeft te wijzigen. Voorbedrukt papier laden
De instellingen voor automatisch papier selecteren en automatisch van papierlade wisselen worden uitgeschakeld voor papierbronnen waarvoor <Afdrukzijde prioriteit> is ingesteld. De afdruksnelheid is ook trager bij het uitvoeren van enkelzijdig afdrukken.
<Afdrukzijde prioriteit> wordt alleen ingeschakeld wanneer papier dat op beide zijden bedrukt kan worden, is ingesteld (Papier beschikbaar voor dubbelzijdig kopiëren/dubbelzijdig printen). Voor ander papier verschijnt het bericht <Vul papier bij.> en wordt het papier niet ingevoerd, of wordt de instelling <Afdrukzijde prioriteit> uitgeschakeld.
Als deze instelling is ingesteld op <Aan> en een opdracht wordt gestopt omdat er geen papier was enzovoort, drukt de machine automatisch de volgende opdracht af na de opgegeven tijdsperiode.
Als een opdracht is onderbroken omdat het papier tijdens de opdracht opraakte, wordt de volgende opdracht niet verwerkt, zelfs niet na het verstrijken van de ingestelde onderbrekingstijd.
Hiermee kunt u het opgegeven papier invoegen voor elk aantal kopiesets om de sets te scheiden. Als u dit instelt, wordt er papier ingevoegd wanneer u afdrukt met Sorteren (Paginavolgorde), Verschuiven of Nieten.
In de volgende gevallen kunt u geen opdrachtscheidingsbladen invoegen tussen kopiesets: Als u Groeperen gebruikt
Als dit is ingesteld op <Aan>, kunt u de Offset-modus instellen om de uitvoer te verschuiven wanneer u taken van één pagina afdrukt, behalve de kopieeropdrachten. Dit is handig wanneer u de ene afdrukopdracht van de andere wilt scheiden wanneer u meerdere opdrachten afdrukt.
Een opdracht met een hogere ingestelde prioriteit, kan worden afgedrukt zodra de opdracht die op dat moment wordt verwerkt is voltooid.
Als voor meerdere functies dezelfde afdrukprioriteit is aangegeven, dan begint het afdrukken met de eerst verwerkte afdrukopdracht.
Het afdrukken met prioriteit vindt niet plaats voordat de huidige opdracht is voltooid. Als de huidige opdracht echter wordt gepauzeerd, kan het afdrukken of een andere opdracht misschien starten, afhankelijk van de instellingen.
<Prioriteit Tekst/Foto als herkend als Z-W door ACS>
U kunt de gewenste kwaliteit instellen wanneer een zwart-wit origineel wordt gedetecteerd met automatische kleurselectie.
Als u <Tekstprioriteit> instelt in deze instelling en uw origineel is geïdentificeerd als zwart en wit door de modus <Auto (Kleur/Z&W)> in <Selecteer kleur>, dan wordt het origineel verwerkt alsof u <Tekst> hebt geselecteerd als het type origineel, zelfs wanneer u een andere modus selecteert dan <Tekst> voor <Type origineel> in <Kopie>.
<Conv. kleur op specifieke kleur vr afdruk met 2 kleuren>
U kunt de opgegeven kleur die moet worden gebruikt, selecteren wanneer u afdrukt met de tweekleurenmodus, die afdrukt in zwart en een opgegeven kleur. U kunt de tweekleurenmodus instellen voor kopiëren of afdrukken. Deze instelling wordt weergegeven in de tweekleurenmodus voor afdrukken en in de tweekleurenmodus voor kopiëren.
Alle chromatische kleuren: Bij het opgeven van de kleur die moet worden gebruikt voor alle chromatische kleuren behalve zwart in het origineel (of afbeeldingsgegevens).
Alleen kleuren bij benadering: Bij het gebruik van de kleur voor alleen de opgegeven kleur (of kleur bij benadering) en bij het gebruik van zwart voor alle chromatische kleuren in het origineel (of afbeeldingsgegevens).
Voorbeeld vervangen kleuren en instellingen
Wanneer de tweekleurenmodus is opgegeven voor een origineel dat (of afbeeldingsgegevens die) de volgende kleuren bevatten, worden de kleuren vervangen zoals hieronder aangegeven.
Kleuren die in het origineel (of afbeeldingsgegevens) zijn opgenomen: Rood, oranje, blauw, zwart
U kunt door de gebruiker gedefinieerde tekst registreren/bewerken/verwijderen voor <Paginanummering>/<Watermerk>. Het is handig als u altijd dezelfde tekst of hetzelfde watermerk gebruikt voor <Watermerk> in <Beveiligd watermerk> en <Paginanummering> en <Watermerk> bij de kopieerfunctie/functie voor gebruikerspostbussen.
De modus Document scanvergrendeling vormt geen garantie tegen onbevoegd kopiëren. U bent wellicht niet in staat onbevoegd kopiëren te voorkomen of volginformatie te analyseren. Dit is afhankelijk van de combinatie van instellingen en afdrukken, zoals bij een document met een afbeelding over de hele pagina.
Als u afdrukt vanuit een printerstuurprogramma, kunt u de hier ingestelde functies voor elke opdracht selecteren.
Als <Printerstuurprogramma beveil. watermerk> en <Geforc. beveiligd watermerk> voor een printer tegelijkertijd zijn ingesteld, krijgt Geforceerd beveiligd watermerk prioriteit.
Als een aanmeldingsservice is ingesteld, worden de gebruikersnaam en afdelings-ID afgedrukt van de gebruiker die op dat moment is aangemeld.
Het watermerk <CONFIDENTIAL> wordt afgedrukt als er geen aanmeldingsservice is ingesteld.
Als u deze functie wilt gebruiken, geeft u de volgende instellingen van tevoren op in het printerstuurprogramma. Voor meer informatie raadpleegt u de Help bij het printerstuurprogramma.
past het relatieve contrast van de verborgen tekst en de achtergrond aan. Het effect van Beveiligd watermerk kan worden getest door een kopie te maken van een voorbeeldafdruk. Hier worden de volgende instellingen opgegeven.
<Relatieve contrast>: past het relatieve contrast van de verborgen tekst en de achtergrond aan.
<Inst. standaardwaarde>: stelt de densiteit van de achtergrond in.
<Latente vlak densiteit>: stelt de densiteit van de tekst in.
Plaats voor het maken van voorbeeldafdrukken A4- of LTR-formaat normaal of dik papier.
Voorbeeldafdruk
De voorbeeldafdruk bevat de verborgen tekst en de achtergrond voor elke relatieve contrastwaarde.
Het vlak binnen het beeld op de voorbeeldafdruk wordt het uitvoervoorbeeld voor de huidige ingestelde relatieve contrastwaarde.
Relatieve contrast
Pas het relatieve contrast aan terwijl u aan de hand van de voorbeeldafdruk het verschil bekijkt tussen ingestelde standaardwaarde en de huidige latente vlakdensiteit.
Als u de waarde voor het relatieve contrast verhoogt, wordt de achtergrond donkerder en als u de waarde verlaagt, wordt de achtergrond lichter. Als u <Witte letters op gekl. achtergrond.> selecteert en de waarde voor het relatieve contrast verhoogt, wordt de tekst donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de tekst lichter.
<Afdrukinstellingen>
Als u <Witte letters op gekl. achtergrond.> selecteert, stelt u de standaardwaarde in voor de densiteit van de tekst en de latente vlakdensiteit voor de densiteit van de achtergrond.
<Inst. standaardwaarde>
Als u de standaardwaarde verhoogt, wordt de achtergrond donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de achtergrond lichter. Wanneer <Witte letters op gekl. achtergrond.> is geselecteerd en u de standaardwaarde verhoogt, wordt de tekst donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de tekst lichter.
Wanneer u het instelvlak op de afdrukvoorbeeld voor het relatieve contrast wijzigt, geef dan de instellingen voor <Inst. standaardwaarde> op.
Als u de standaardwaarde hebt gewijzigd, pas <Latente vlak densiteit> dan zodanig aan dat de densiteit van het binnenvierkantje in de standaardwaarde meer overeenkomt met de standaardwaarde van het afdrukvoorbeeld.
Als u een densiteit van een achtergrond wilt instellen die afwijkt van het meest regelmatige beveiligde watermerk op de voorbeeldafdruk met de standaardwaarde, moet u de <Latente vlak densiteit> instellen op een waarde dichter bij de densiteit van de achtergrond.
<Latente vlak densiteit>
Als u de waarde voor <Latente vlak densiteit> verhoogt, wordt de tekst donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de tekst lichter. Wanneer <Witte letters op gekl. achtergrond.> is geselecteerd en u de waarde voor <Latente vlak densiteit> verhoogt, wordt de achtergrond donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de achtergrond lichter.
past het relatieve contrast van de verborgen tekst en de achtergrond aan. Het effect van Beveiligd watermerk kan worden getest door een kopie te maken van een voorbeeldafdruk. Hier worden de volgende instellingen opgegeven.
<Relatieve contrast>: past het relatieve contrast van de verborgen tekst en de achtergrond aan.
<Inst. standaardwaarde>: stelt de densiteit van de achtergrond in.
<Latente vlak densiteit>: stelt de densiteit van de tekst in.
Plaats voor het maken van voorbeeldafdrukken A4- of LTR-formaat normaal of dik papier.
Voorbeeldafdruk
De voorbeeldafdruk bevat de verborgen tekst en de achtergrond voor elke relatieve contrastwaarde.
Het vlak binnen het beeld op de voorbeeldafdruk wordt het uitvoervoorbeeld voor de huidige ingestelde relatieve contrastwaarde.
Relatieve contrast
Pas het relatieve contrast aan terwijl u aan de hand van de voorbeeldafdruk het verschil bekijkt tussen ingestelde standaardwaarde en de huidige latente vlakdensiteit.
Als u de waarde voor het relatieve contrast verhoogt, wordt de achtergrond donkerder en als u de waarde verlaagt, wordt de achtergrond lichter. Als u <Witte letters op gekl. achtergrond.> selecteert en de waarde voor het relatieve contrast verhoogt, wordt de tekst donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de tekst lichter.
<Afdrukinstellingen>
Als u <Witte letters op gekl. achtergrond.> selecteert, stelt u de standaardwaarde in voor de densiteit van de tekst en de latente vlakdensiteit voor de densiteit van de achtergrond.
<Inst. standaardwaarde>
Als u de standaardwaarde verhoogt, wordt de achtergrond donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de achtergrond lichter. Wanneer <Witte letters op gekl. achtergrond.> is geselecteerd en u de standaardwaarde verhoogt, wordt de tekst donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de tekst lichter.
Wanneer u het instelvlak op de afdrukvoorbeeld voor het relatieve contrast wijzigt, geef dan de instellingen voor <Inst. standaardwaarde> op.
Als u de standaardwaarde hebt gewijzigd, pas <Latente vlak densiteit> dan zodanig aan dat de densiteit van het binnenvierkantje in de standaardwaarde meer overeenkomt met de standaardwaarde van het afdrukvoorbeeld.
Als u een densiteit van een achtergrond wilt instellen die afwijkt van het meest regelmatige beveiligde watermerk op de voorbeeldafdruk met de standaardwaarde, moet u de <Latente vlak densiteit> instellen op een waarde dichter bij de densiteit van de achtergrond.
<Latente vlak densiteit>
Als u de waarde voor <Latente vlak densiteit> verhoogt, wordt de tekst donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de tekst lichter. Wanneer <Witte letters op gekl. achtergrond.> is geselecteerd en u de waarde voor <Latente vlak densiteit> verhoogt, wordt de achtergrond donkerder, en als u de waarde verlaagt, wordt de achtergrond lichter.
Als u LPD/RAW-afdrukken uitvoert terwijl de machine in sluimermodus is, kan het even duren voordat het afdrukken wordt gestart. Als deze instelling is ingesteld op <Aan> staat, kan deze tijd worden verminderd.
Als deze instelling is ingesteld op <Aan> en een opdracht wordt gestopt vanwege vastgelopen papier enz., verwijdert de machine automatisch de opdracht na de opgegeven tijdsperiode.
Als u een onderbroken opdracht wilt behouden zonder deze automatisch te verwijderen, raadpleegt u <Onderbroken opdracht timeout>.
Als in de aanvoer een papierstoring optreedt, kunt u aangeven of het scannen opnieuw moet beginnen bij de eerste pagina van het origineel of bij de pagina waar het scannen is gestopt.
Deze instelling wordt niet ondersteund voor directe verzending van faxen. Als er een papierstoring optreedt tijdens direct verzenden, wordt de opdracht geannuleerd. Stel in dit geval de opdracht opnieuw in.
Afhankelijk van de plaats van een papierstoring kan het lastig zijn om vast te stellen of het scannen van het document goed is verlopen. Als u <Vanaf onderbr. origineel> hebt ingesteld voor <Aanvoerstoring herstelmethode> en u niet kunt vaststellen tot welke pagina het document is gescand, wordt aangeraden de opdracht te annuleren en opnieuw uit te voeren.
Kies een van de volgende.
<Vanaf 1ste pagina>: Leg de originelen opnieuw in de aanvoer en begin dan opnieuw met scannen vanaf de eerste pagina van het document. De originelen worden automatisch doorgevoerd tot de pagina van het document waarbij het scannen is onderbroken.
<Vanaf onderbroken origineel>: Leg de originelen die door een papierstoring niet zijn gescand in de aanvoer en begin dan opnieuw met het scannen van alle resterende originelen.
<Stel detectie invoer van meerdere vellen standaard in>
U kunt de gammawaarde die moet worden gebruikt voor het scannen van kleurendocumenten op uw computer instellen via de netwerkscanfunctie. Selecteer de gammawaarde die het best geschikt is voor uw computerinstellingen, zodat u het document met optimale densiteit kunt afdrukken.
Als de machine is aangesloten op een netwerk dat online is, is scannen niet mogelijk met <Kopie> of <Scannen en opslaan>. Als u <Automatisch offline> instelt op <Aan>, gaat de machine automatisch offline wanneer de tijd die is ingesteld in <Auto Reset Time> in <Voorkeuren> (Instellingen/Registratie), is verstreken.
Als <Automatische resettijd> is ingesteld op <0>, gaat de machine automatisch offline na ongeveer twee minuten.
U kunt de tijdsperiode opgeven waarin bent afgemeld en het aanraakscherm automatisch teruggaat naar de standaardinstelling.
Als u PDF/XPS (Compact) als bestandsindeling selecteert bij <Scannen en verzenden> of <Scannen en opslaan>, kunt u de beeldkwaliteit van het document instellen.
Deze instelling is uitgeschakeld wanneer u een fax of I-fax verzendt.
Als u zowel <OCR (Europese talen)> als <Compact> instelt als bestandsindeling, wordt deze instelling uitgeschakeld.
Als u een origineel met veel kleuren scant wanneer <Tekst> is geselecteerd voor het type origineel, zal de gegevensgrootte en beeldkwaliteit afwijken na compressie op basis van het geselecteerde beeldniveau. Is het origineel echter in zwart/wit of heeft het weinig kleuren, dan doet het er niet toe welk beeldniveau u selecteert.
Als u <OCR (Doorzoekbare tekst)> selecteert voor <PDF>, <XPS> of <OOXML> als bestandsindeling, kunt u Smart Scan instellen en het aantal tekens dat wordt gebruikt voor de Auto (OCR) in Bestandsnaam opgeven. Smart Scan is modus die de tekstrichting bepaalt en de gegevens roteert zodat het document in de juiste richting staat wanneer u het document op een computer bekijkt. Autom. (OCR) in Bestandsnaam in een modus die automatisch de eerste tekst die in document is gescand door OCR gebruikt als de bestandsnaam. Auto (OCR) in Bestandsnaam wordt opgegeven in <Bestandsnaam> in <Opties> in het scherm Scannen en verzenden. Een bestandsnaam instellen
U kunt de modus Auto (OCR) in bestandsnaam en de modus Geëncrypt PDF niet tegelijkertijd gebruiken wanneer u een bestand verzendt.
U kunt de herkenning van lijntekening van het origineel wijzigen wanneer u een bestand met contourafbeeldingen maakt.
Als de waarde van <Afbeeldingherkenningsniveau> verhoogt, neemt de gegevensgrootte eveneens toe. Het is raadzaam dat u eerst <Normaal> gebruikt, en als u niet het gewenste resultaat krijgt, dan probeert u het herkenningsniveau te verhogen naar <Gematigd> of <Hoog>.
Deze instelling is uitgeschakeld wanneer u een fax of I-fax verzendt.
U kunt het achtergrondbeeldniveau, het kleurenafbeeldingherkenningsniveau en de kleurenafbeeldinglijnbreedteherkenning opgeven wanneer u bestanden maakt met de Office Open XML-bestandsindeling.
Deze instelling is uitgeschakeld wanneer u een fax of I-fax verzendt.
Kleurenafbeeldingsinstellingen zijn alleen geldig met PowerPoint.
Bij het genereren van Word-bestanden vanaf gescande originelen, kunt u de afbeelding die als achtergrond is gedetecteerd in de Word-bestanden verwijderen. Het bewerken van Word-bestanden wordt daardoor gemakkelijker omdat onnodige afbeeldingen worden verwijderd.
U kunt bij het maken van PDF-bestanden de minimale versie aangeven.
Afhankelijk van de functies die zijn ingesteld voor PDF-bestanden, kan de versie die is toegekend hoger zijn dan hetgeen met deze instelling is aangegeven.
U kunt PDF-bestanden aanmaken die compatibel zijn met PDF/A-1b. Dit is geschikt voor langdurige opslag omdat het garandeert dat de visuele kwaliteit van de PDF niet wijzigt met de machine of weergavesoftware.
Deze instelling is gekoppeld met de volgende standaardinstellingen:
<Bestandsindeling> in <Scannen en verzenden>
<Bestandsindeling> in <Scannen en opslaan>
<Bestandsindeling> in <Doorstuurinstellingen>
Deze instelling is uitgeschakeld wanneer u een fax of I-fax verzendt.
De volgende PDF-functies kunnen niet worden ingesteld als <Wijzig PDF naar PDF/A> is ingesteld op <Aan>.
Als u een versleuteld PDF-bestand genereert, kunt u <Acrobat 3.0 of later/40-bits RC4>, <Acrobat 6.0 of later/128-bits RC4>, <Acrobat 7.0 of later/128-bits AES> of <Acrobat 10.0 of equivalent/256-bits AES> selecteren als PDF-versleutelingsniveau. Als u <Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES> wilt gebruiken in plaats van <Acrobat 10.0 of equivalent/256-bits AES> als versleutelingsniveau, gebruikt u deze instelling om de mogelijke selecties te wijzigen.
Deze instelling is uitgeschakeld wanneer u een fax of I-fax verzendt.
U kunt de instellingen voor de TL-code configureren.
Als u een document met een ingesloten TL-code converteert naar een algemene bestandsindeling (zoals PDF en TIFF) met de functies beschreven in <Scannen en verzenden> of <Scannen en opslaan>, blijven de ingesloten gegevens niet bewaard. Daarom zijn de instellingen in <Doc. Scan Lock Bedieningsinstellingen> niet terug te zien als u het bestand afdrukt nadat het is geconverteerd.
U kunt de ingesloten informatie analyseren met de Document Scan Code Analyzer voor MEAP die met de Scanvergrendelingsset is meegeleverd. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van de Document Scan Code Analyzer voor MEAP.
Wanneer <Opdrachtbeperking scannen> is ingesteld op <Aan>, wordt de opdracht geannuleerd als u een origineel met een TL-code ingesloten met <Alles verbieden>-informatie scant.
Wanneer <Functies bep. met invloed op scanvergr.doc.> is ingesteld op <Aan>, wordt de doelfunctie lichtgrijs weergegeven en kan deze niet worden gebruikt. When dit is ingesteld op <Uit>, wordt de opdracht geannuleerd als u een document met een ingesloten TL-code kopieert/scant/afdrukt wanneer de doelfunctie is ingesteld.
U kunt de instellingen voor de QR-code configureren.
Wanneer <A-modus (Standaard)> is ingesteld
De opdracht wordt geannuleerd als u een origineel met een QR-code ingesloten met <Alles verbieden>-informatie of een QR-code ingesloten met informatie over kopieerbeperkingen scant vanaf een niet -Canon-machine.
Wanneer <B-modus (beveiligd)> is ingesteld
De opdracht wordt geannuleerd als u een origineel met een QR-code ingesloten met <Alles toestaan>-informatie scant, zoals een handgeschreven nota.
Wanneer <Functies bep. met invloed op scanvergr.doc.> is ingesteld op <Aan>, wordt de doelfunctie lichtgrijs weergegeven en kan deze niet worden gebruikt. When dit is ingesteld op <Uit>, wordt de opdracht geannuleerd als u een document met een ingesloten QR-code kopieert/scant/afdrukt wanneer de doelfunctie is ingesteld.
<Gegevens die worden gebruikt voor LDAP-serververific>
Wanneer <Aanmeldingsgegevens apparaat> is ingesteld
De verificatie-informatie die wordt gebruikt voor het aanmelden bij de machine, wordt gebruikt.
Wanneer <Geregistreerde gegevens voor elke gebruiker> is ingesteld
De verificatie-informatie van de LDAP-server wordt geregistreerd voor elke gebruiker.
<Aanmeldingsgegevens apparaat> is alleen beschikbaar bij gebruik van dezelfde verificatiegegevens voor het aanmelden op de machine en voor toegang tot de LDAP-server, en bij gebruik van een aanmeldingsservice die geïntegreerde verificatie ondersteunt. Neem contact op met uw officiële plaatselijke Canon-verdeler om te weten of de aanmeldingsservice die u gebruikt, geïntegreerde verificatie ondersteunt.
Wanneer <Geregistreerde gegevens voor elke gebruiker> is geselecteerd, stelt elke gebruiker de gebruikersnaam en het wachtwoord in die worden gebruikt voor LDAP-verificatie in het scherm met basisfuncties voor verzenden <Gegevens voor elke gebr. registreren/bewerken> <Verificatiegegevens LDAP-server>.
<Gegevens die worden gebruikt vr SMTP-serververific.>
Registreert en gebruikt SMTP-serververificatie-informatie voor elke gebruiker.
Als <Registr. gegev. elke gebruiker> is geselecteerd, moet elke gebruiker drukken op <Scannen en verzenden> <Gegevens voor elke gebr. registreren/bewerken> stel de gebruikersnaam en het wachtwoord in die gebruikt worden voor SMTP-authenticatie in <Verificatiegegevens SMTP-server>.
Wanneer <Aanmeldingsgegevens apparaat> is ingesteld
De verificatie-informatie die wordt gebruikt voor het aanmelden bij de machine, wordt gebruikt.
Wanneer <Geregistreerde gegevens voor elke gebruiker> is ingesteld
De verificatie-informatie van de bestandsserver wordt geregistreerd voor elke gebruiker.
Wanneer <Geregistreerde gegevens voor elke gebruiker> is geselecteerd, stelt elke gebruiker de gebruikersnaam en het wachtwoord in die worden gebruikt voor bestandsserververificatie in het scherm met basisfuncties voor verzenden <Gegevens voor elke gebr. registreren/bewerken> <Verif.gegev. vr verzenden/doorbladeren bestand>.
This site uses cookies to provide its contents and functions and improve their qualities etc. You can find out more about our use of the cookies here. If you select "Reject", only cookies necessary to provide the contents and functions of the site are recorded and stored.