[Netwerk]

Geef de instellingen op voor de netwerkomgeving van het apparaat.
* Waarden in vetgedrukte rode tekst zijn de standaardinstellingen voor ieder onderdeel.
 

[Selecteer bedraad/draadloos LAN]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Stel in of het apparaat met het netwerk moet worden verbonden via een bedraad of via een draadloos LAN. Bedraad of draadloos LAN kiezen
* Als u wilt omschakelen van bedraad naar draadloos LAN, kunt u de verandering realiseren in de procedure voor het kiezen van het draadloos LAN.
[Bedraad LAN]
[Draadloos LAN]

[Instellingen draadloos LAN]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Geef de instellingen op om het apparaat aan te sluiten op een draadloos LAN en in die configuratie energie te besparen.
[Instellingen draadloos LAN]

[Instellingen directe verbinding]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Geef de instellingen op voor het gebruik van een directe verbinding en voor de verbindingfunctie. De functie voor rechtstreekse verbinding inschakelen
[Directe verbinding gebruiken]
[Uit]
[Aan]
[Tijd tot beëindiging directe verbinding]
0 (Uit)
1 tot en met 60 (min.)
[Instellingen Toegangspuntmodus]
[Aangepaste SSID gebruiken]
     [Uit]
     [Aan]
          [SSID (1-20 tekens)]
[Aangepaste netwerksleutel gebruiken]
     [Uit]
     [Aan]
          [Netwerksleutel (10 t.)]
[Ingeschk. als SSID/ntwksltel Spcfd]*1
[Uit]
[Aan]
[Config. IP-adrs voor directe verb.]
192.168.22.1
*1 Verschijnt niet bij sommige modellen en instellingen.

[Eenvoudige verbinding via pc]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Start de modus voor de draadloze configuratie.
Om de netwerkinstellingen te kiezen met behulp van de toepassing, selecteert u de modus voor de draadloze configuratie.

[TCP/IP-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Geef de instellingen op om het apparaat op een TCP/IP netwerk te gebruiken.
[TCP/IP-instellingen]

[SNMP-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Geef de instellingen op voor het instellen, bewaken, en besturen van het apparaat met behulp van SNMP beheersoftware. SNMP configureren
Om ervoor te zorgen dat de geavanceerde specificaties (RFC2790) van het protocol worden aangehouden wanneer de status van het apparaat wordt bewaakt, stelt u [MIB hostbronnen indelen volgens RFC2790] in op [Aan].
[SNMPv1-instellingen]
[Uit]
[Aan]
 
[SNMPv3-instellingen]
[Uit]
[Aan]
 
[Printerbeheerinfo verkrijgen van host]
[Uit]
[Aan]
 
[MIB hostbronnen indelen volgens RFC2790]
[Uit]
[Aan]

[Instellingen speciale poort]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Geef op of er een gereserveerde poort moet worden gebruikt.
Gebruik een gereserveerde poort voor taken zoals het afdrukken vanaf een computer, scannen met behulp van het MF Scan Utility en door de instellingen van het apparaat te bladeren of deze te veranderen.
[Uit]
[Aan]

[Authenticatiemethode speciale poort]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Stel de verificatiemethode in als u een gereserveerde poort gebruikt.
Als u [Modus 2] opgeeft, wordt communicatie via de gereserveerde poort beperkt tot uitsluitend veilige verificatiemethoden. Dit kan betekenen dat u het apparaat niet kunt aansluiten vanuit apparaatbeheersoftware, stuurprogramma's of andere software.
[Modus 1]
[Modus 2]

[Wachttijd voor verbinding bij opstart]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Stel de wachttijd in die het apparaat na het opstarten hanteert tot aan het maken van de verbinding.
Als het apparaat is aangesloten via een apparaat zoals een switching hub, kunt u misschien geen verbinding maken met het netwerk, ook al is de instelling op het apparaat correct. Als dat het geval is, moet u de wachttijd instellen en opnieuw verbinden.
0 t/m 300 (sec.)

[Instellingen Ethernet-stuurprogramma]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Stel de Ethernet communicatiemethode in. De Ethernetinstellingen handmatig instellen
U kunt ook het MAC-adres op een bedraad LAN controleren. Het MAC-adres van het bedraad LAN bekijken
[MAC-adres]
[Auto detect.]
[Uit]
[Communicatiemodus]
[Half-duplex]
[Full-duplex]
[Type Ethernet]
[10BASE-T]
[100BASE-TX]
[Aan]

[IEEE 802.1X-instellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Geef op of u IEEE 802.1X gebruikt.
Gebruik Externe UI vanaf een computer om de IEEE 802.1X verificatiemethode in te stellen. IEEE 802.1X gebruiken
* [IEEE 802.1X-instellingen] verschijnt niet bij sommige modellen en instellingen.
[Uit]
[Aan]

[Firewallinstellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Geef op of een IP-adresfilter en MAC-adresfilter wordt ingeschakeld.
Gebruik Externe UI vanaf een computer om het standaard beleid voor filteren en de uitzonderingsadressen in te stellen. De Firewall instellen
[IPv4-adresfilter]
[Uitfilter]
[Uit]
[Aan]
[Infilter]
[Uit]
[Aan]
 
[IPv6-adresfilter]
[Uitfilter]
[Uit]
[Aan]
[Infilter]
[Uit]
[Aan]
 
[MAC-adresfilter]
[Uitfilter]
[Uit]
[Aan]
[Infilter]
[Uit]
[Aan]

[Webservice instellen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Geef op of u de Canon cloudintegratieservice wilt gebruiken.
Als u de Canon cloudintegratieservice wilt gebruiken, moet u eerst het apparaat aanmelden bij een toegewezen server.
Met behulp van [Registratiecode verstrekken] kunt u een code verstrekken die u voor registratie kunt gebruiken.
* In sommige landen of regio's is deze service misschien niet beschikbaar en kunnen de beschikbare applicaties variëren.
[Webservicegebruik]
[Uit]
[Aan]
 
[Registratiecode verstrekken]

[Webserviceaanvraag]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Het apparaat maakt verbinding met de server van de Canon cloudintegratieservice om te zien of de verzonden afdrukgegevens beschikbaar zijn.
Als dat zo is, wordt er afgedrukt.
* In sommige landen of regio's is deze service misschien niet beschikbaar en kunnen de beschikbare applicaties variëren.

[RMT-SW]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Gewoonlijk gebruikt u het apparaat met deze instelling op [Uit].
Als de servicemonteur onderhoud op afstand verricht, zou hij / zij dit kunnen veranderen in [Aan].
[Uit]
[Aan]

[Initialiseer Netwerkinstellingen]

[Menu] [Voorkeuren] [Netwerk]
Hiermee stelt u de netwerkinstellingen terug naar de fabriekswaarden. Bepaalde instellingen en gegevens initialiseren
AKFS-08C