Adresboek

Het adresboek is een functie die wordt gebruikt voor het opslaan van adressen voor de functies e-mail, I-fax, bestandsserver, fax en groepsadres. Met de functie groepsadres kunt u een groep van maximaal 499 opgeslagen bestemmingen als een enkele bestemming creëren. Deze functie is handig wanneer u hetzelfde document naar meerdere bestemmingen tegelijk wilt verzenden.
Het adresboek is verdeeld in een adresboek en snelkiestoetsen. U kunt maximaal 300 bestemmingen in het adresboek en 200 bestemmingen onder de snelkiestoetsen opslaan, dus totaal 500 bestemmingen in het hele adresboek. Door een bestemming in een adresboek op te slaan, hoeft u niet telkens het adres van de bestemming in te voeren wanneer u documenten verzendt.
Dit gedeelte beschrijft hoe u het adresboek opslaat, gebruikt en bewerkt.
BELANGRIJK
Als Taalomschakeling is ingesteld op 'Aan,' zijn sommige tekens uitgesloten en kunnen deze niet worden ingevoerd. Voor het invoeren van alle tekens dient u de Taalomschakeling op 'Uit' in te stellen. (Basisinstellingen van de machine configureren)
N.B.
Het adresboek kan worden geëxporteerd en geïmporteerd via de interface voor UI op afstand. (Managing Jobs and Machine Data)

Het adresboek registreren

Volg onderstaande procedures voor het opslaan van bestemmingen in het adresboek.

E-mailadressen

Het volgende gedeelte beschrijft hoe u e-mailadressen in het adresboek opslaat.
1
Toon het scherm Adres opslaan.
U krijgt toegang tot dit scherm via het scherm Extra functies of door de toets Opslaan (een sneltoets naar het scherm Adres opslaan) op het scherm Adresboekinstellingen te gebruiken.
Als u toegang wilt krijgen via het scherm Extra functies:
1
Druk op (Extra functies) → [Adresboekinstellingen].
Als een wachtwoord voor het adresboek is ingesteld, voer het wachtwoord dan in met  - (numerieke toetsen) → druk op [OK]. (Setting the Send Function)
2
Druk op [Adres opslaan].
Als u toegang wilt krijgen door gebruik van de toets Opslaan op het scherm Adresboek:
1
Druk op (VERZENDEN) → [Adresboek].
2
Druk op .
3
Druk op [Nw adres toevoeg].
2
Druk op [Nieuw adres opslaan].
3
Druk op [E-mail].
4
Voer het e-mailadres in (max. 120 tekens) met het toetsenbord op het scherm → druk op [Volgende].
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
5
Voer via het toetsenbord op het scherm de registratienaam (max. 16 tekens) in → druk op [OK].
N.B.
Het eerste teken dat u invoert voor de registratienaam, wordt gebruikt voor het sorteren van de adressenlijst wanneer u op toetsen drukt zoals [ABC] en [DEF] op het scherm Adresboek. Zie Gebruik van het adresboek voor instructies voor het gebruik van het adresboek.
6
Druk op [Gereed].
Het display gaat terug naar het scherm Adres opslaan.
Het aangegeven e-mailadres en registratienaam verschijnen als volgt op het scherm Adres opslaan:
7
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

I-fax adressen

Het volgende gedeelte beschrijft hoe u l-faxadressen in het adresboek opslaat.
1
Toon het scherm Adres opslaan → druk op [Nieuw adres opslaan].
Voor assistentie raadpleegt u stap 1 en 2 in E-mailadressen.
2
Druk op [I-fax].
3
Voer via het toetsenbord op het scherm het l-faxadres in (max. 120 tekens) → druk op [Volgende].
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
4
Voer via het toetsenbord op het scherm de registratienaam (max. 16 tekens) in → druk op [OK].
N.B.
Het eerste teken dat u invoert voor de registratienaam, wordt gebruikt voor het sorteren van de adressenlijst wanneer u op toetsen drukt zoals [ABC] en [DEF] op het scherm Adresboek. Zie Gebruik van het adresboek voor instructies voor het gebruik van het adresboek.
5
Druk op [Gereed].
Het display gaat terug naar het scherm Adres opslaan.
Het aangegeven l-faxadres en registratienaam verschijnen als volgt op het scherm Adres opslaan:
6
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Adressen op de bestandsserver

Het volgende gedeelte beschrijft hoe u bestandsserver adressen in het adresboek opslaat.
1
Toon het scherm Adres opslaan → druk op [Nieuw adres opslaan].
Voor assistentie raadpleegt u stap 1 en 2 in E-mailadressen.
2
Druk op [Bestand].
3
Druk op de keuzelijst Protocol → selecteer het gewenste server protocol.
De volgende server protocollen zijn beschikbaar.
Onderstaande tabel toont de systeemvoorwaarden voor de server die compatibel is met IPv4.
Protocol
Systeemvereisten
Toepassing
FTP
Sun Solaris 2.6 of hoger, Mac OS X of Red Hat Linux 7.2
-
Windows 2000 Server
Internet Information Services 5.0
Windows XP Professional
Internet Information Services 5.1
Windows Server 2003
Internet Information Services 6.0
Windows Vista/Server 2008
Internet Information Services 7.0
Windows 7/Server 2008 R2
Internet Information Services 7.5
Windows (SMB)
Windows 2000/XP/Vista/7/Server 2003/Server 2008
-
Mac OS X/UNIX/Linux
Samba 2.2.8a of hoger
Onderstaande tabel toont de systeemvoorwaarden voor de server die compatibel is met IPv6.
Protocol
Systeemvereisten
Toepassing
FTP
Solaris Version 9 of hoger, Red Hat Enterprise Linux AS/ES/WS 4.0 of hoger, of Mac OS X 10.3 of hoger
-
4
Aangeven van een bestandsserver als de bestemming.
Voor het aangeven van een bestandsserver dient u de hostnaam, bestandspad, gebruikersnaam en wachtwoord in te stellen. U kunt het toetsenbord op het scherm gebruiken voor het instellen van deze onderwerpen, of gebruik de toets Bladeren op het scherm Bestand voor het aangeven van een bestandsserver als [Windows (SMB)] is geselecteerd als het server protocol bij stap 3. Met de toets Bladeren kunt u een bestandsserver die is aangesloten op een bepaald netwerk, zoeken en aangeven.
Als u het toetsenbord op het scherm gebruikt:
1
Druk op [Hostnaam].
Een hostnaam is de naam die is toegekend aan de hostcomputer die de diensten op het internet verzorgt. Aan elke hostcomputer wordt een eigen hostnaam toegekend om deze op het Internet te kunnen aangeven. In dit invoervak voert u de naam van de bestandsserver op het netwerk in als de bestemming van de verzendopdracht.
2
Voer via het toetsenbord op het scherm de hostnaam in (max. 47 tekens of 120 tekens wanneer [Windows (SMB)] is geselecteerd als het serverprotocol) → druk op [OK].
3
Druk op [Bestandspad].
Een bestandspad is een serie tekens die de locatie van de map aangeeft. Geef een map op de bestandsserver aan als de bestemming van de verzendopdracht.
4
Voer via het toetsenbord op het scherm het bestandspad in (max. 120 tekens) → druk op [OK].
5
Druk op [Gebruiker].
6
Voer via het toetsenbord op het scherm de gebruikersnaam in (max. 24 tekens) → druk op [OK].
7
Druk op [Wachtwoord].
8
Voer een wachtwoord in (max. 24 tekens of 14 tekens wanneer [Windows (SMB)] is geselecteerd als het server protocol) met het toetsenbord op het scherm → druk op [OK]. Nadat u op [OK] heeft gedrukt, verschijnt het wachtwoord dat u heeft ingevoerd als sterretjes (********) op het scherm [Bestand].
BELANGRIJK
Als u Taalomschakeling bij Standaardinstellingen op 'Aan' heeft ingesteld, worden de tekens die u heeft ingevoerd in [Hostnaam] en [Bestandspad] mogelijk niet goed weergegeven zodat u er niet naar kunt verwijzen.
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
Als u verzendt naar een iW Document Manager*-map, stelt u het FTP-serveradres in dat bij iW Gateway is opgegeven als bestemming. Met iW Document Manager en de verzendfunctie van de machine kunt u gedigitaliseerde documenten en computergegevens in het netwerk beheren. Voor meer informatie over de iW Document Manager, raadpleegt u de desbetreffende iW Gateway documentatie.
* een documentbeheerssysteem dat door Canon wordt geleverd
Als u de toets Bladeren gebruikt:
1
Druk op [Bladeren].
BELANGRIJK:
Na het inschakelen dient u te wachten tot de periode is verstreken die bij Opstarttijdinstellingen is ingesteld voordat u op [Bladeren] kunt drukken. Verzending via het netwerk is pas mogelijk nadat deze opstartperiode is verstreken. (Other System Settings)
2
Selecteer de gewenste werkgroep → druk op [Omlaag].
Druk op [] of [] om naar de gewenste werkgroep te bladeren als deze niet wordt weergegeven.
3
Selecteer de gewenste bestandsserver → druk op [Omlaag] of [OK].
Als u gescande documenten uit een bepaalde map op de geselecteerde bestandsserver wilt verzenden, druk dan op [Omlaag] → selecteer de gewenste map → druk op [OK]. Zo niet, druk dan op [OK].
N.B.
Als het scherm Voer netwerkwachtwoord in verschijnt, voert u uw gebruikersnaam en netwerkwachtwoord in → druk op [OK].
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
5
Bevestig uw instellingen → druk op [Volgende].
6
Voer via het toetsenbord op het scherm de registratienaam (max. 16 tekens) in → druk op [OK].
N.B.
Het eerste teken dat u invoert voor de registratienaam, wordt gebruikt voor het sorteren van de adressenlijst wanneer u op toetsen drukt zoals [ABC] en [DEF] op het scherm Adresboek. Zie Gebruik van het adresboek voor instructies voor het gebruik van het adresboek.
7
Druk op [Gereed].
Het display gaat terug naar het scherm Adres opslaan.
Het aangegeven bestandsserver adres en registratienaam verschijnen als volgt op het scherm Adres opslaan:
8
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Faxnummers

Het volgende gedeelte beschrijft hoe u faxnummers in het adresboek opslaat.
1
Toon het scherm Adres opslaan → druk op [Nieuw adres opslaan].
Voor assistentie raadpleegt u stap 1 en 2 in E-mailadressen.
2
Druk op [Fax].
3
Voer het faxnummer in (max. 120 tekens) met de - (numerieke toetsen).
 
[Pauze]:
Druk op deze toets om in het faxnummer dat u kiest een pauze van enkele seconden in te voegen. Als u een pauze invoegt in het faxnummer, verschijnt de letter <p> tussen de cijfers. Als u een pauze invoegt aan het einde van het faxnummer, verschijnt de letter <P>. Wanneer u een internationaal nummer kiest, voeg dan een pauze in na de internationale toegangscode en aan het einde van het faxnummer. (Kiezen van een internationaal nummer)
[Toon]:
Druk op deze toets wanneer u een doorkieslijn wilt bellen die op een PBX (huistelefooncentrale) is aangesloten en alleen toonkiezen accepteert. Als u op [Toon] drukt, verschijnt de letter <T>.
[R]:
Druk op deze toets om de R-functie te gebruiken. ( Bellen via een binnenlijn)
[] []:
Druk op deze toets om de cursor te verplaatsen.
[Backspace]:
Druk op deze toets voor het verwijderen van het cijfer dat links van de cursor staat.
[Spatie]:
Druk op deze toets om tussen de cijfers een spatie in te voegen.
[Optie]:
Druk hierop om optionele instellingen in de volgende stap aan te geven.
BELANGRIJK:
U kunt aan het begin van een nummer geen pauze plaatsen.
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
De duur van de pauze verschilt in lengte. Dit is afhankelijk van of het is ingevoerd in het midden of aan het einde van het faxnummer.
De pauze in een faxnummer (kleine letter p) heeft standaard een duur van vier seconden. Dit kan worden gewijzigd in elke duur tussen 1 en 15 seconden. (Aanpassen van de pauzeduur)
De pauze aan het einde van een faxnummer (hoofdletter P) 10 heeft standaard een duur van tien seconden. (De duur van deze pauze kan niet worden gewijzigd.)
Het is mogelijk twee of meer pauzes achter elkaar in te voeren.
U kunt op (Wissen) drukken om uw invoer te wissen.
4
Druk op [Optie].
U kunt de volgende optionele instellingen aangeven:
 
[Verzendsnelheid]:
Past de verzendsnelheid aan. De snelheden ‘33600 bps’, ‘14400 bps’, ‘9600 bps’, en ‘4800 bps’ zijn beschikbaar. Als de verzending van uw document traag op gang komt, dan kan dit betekenen dat de telefoonlijnen in uw district traag zijn. Selecteer een lagere snelheid. De standaardinstelling is '33600 bps'.
[Internationaal]:
Geeft de instellingen voor Internationaal aan. Beschikbare instellingen zijn ‘Lokaal ’, ‘Internationaal (1)’, ‘Internationaal (2)’, en ‘Internationaal (3)’. Selecteer ‘Lokaal’ voor het kiezen van lokale telefoonnummers. Selecteer ‘Internationaal (1)’ als er regelmatig communicatiestoringen optreden wanneer u internationaal belt (wanneer het telefoonnummer is opgeslagen in het adresboek). Als de fouten niet zijn verholpen, probeer dan ‘Internationaal (2)’ of ’Internationaal (3)’. De standaard instelling is ‘Lokaal’.
[ECM TX]:
Verzendt documenten met ECM (Foutcorrectiemodus). ECM reduceert het effect van systeem- en lijnstoringen bij de documenten wanneer u documenten verzendt naar of ontvangt van andere faxapparaten die ECM ondersteunen. Voor meer informatie, raadpleegt u Verzenden met foutcorrectiemodus (ECM-verzending). De standaardinstelling is ‘Aan’.
Als u [Verzendsnelheid] wilt aangeven:
1
Druk op [Verzendsnelheid].
2
Selecteer de gewenste verzendsnelheid → druk op [OK].
Als u [Internationaal] wilt aangeven:
1
Druk op [Internationaal].
2
Selecteer het type oproep → druk op [OK].
Als u [ECM TX] wilt aangeven:
1
Druk op [ECM TX].
2
Selecteer [Aan] of [Uit] → druk op [OK].
5
Druk op [OK].
6
Druk op [Volgende].
7
Voer via het toetsenbord op het scherm de registratienaam (max. 16 tekens) in → druk op [OK].
N.B.
Het eerste teken dat u invoert voor de registratienaam, wordt gebruikt voor het sorteren van de adressenlijst wanneer u op toetsen drukt zoals [ABC] en [DEF] op het scherm Adresboek. Zie Gebruik van het adresboek voor instructies voor het gebruik van het adresboek.
8
Druk op [Gereed].
Het display gaat terug naar het scherm Adres opslaan.
Het aangegeven faxadres en registratienaam verschijnen als volgt op het scherm Adres opslaan:
9
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Groepsadressen

In het volgende gedeelte wordt beschreven hoe u groepsadressen in het adresboek opslaat.
BELANGRIJK
Als u een groepsadres wilt opslaan, dienen de bestemmingen, zoals bijvoorbeeld e-mailadressen en bestandsserver adressen, vooraf in het adresboek te zijn opgeslagen.
N.B.
U kunt geen groepsadres in een groepsadres opslaan.
1
Toon het scherm Adres opslaan → druk op [Nieuw adres opslaan].
Voor assistentie raadpleegt u stap 1 en 2 in E-mailadressen.
2
Druk op [Groep].
3
Druk op [Adresboek].
4
Selecteer alle bestemmingen die u in een groepsadres wilt opslaan → druk op [OK].
Druk op [] of [] om naar de gewenste bestemming te bladeren als deze niet wordt weergegeven.
N.B.
Om een geselecteerde bestemming te annuleren, selecteert u de bestemming opnieuw zodat het vinkje verdwijnt.
Zie Gebruik van het adresboek voor instructies voor het gebruik van het adresboek.
5
Bevestig de geselecteerde bestemmingen → druk op [Volgende].
Als u een bestemming wilt verwijderen, selecteert u de bestemming die u wilt verwijderen → druk op [Wissen].
6
Voer via het toetsenbord op het scherm de registratienaam (max. 16 tekens) in → druk op [OK].
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
Het eerste teken dat u invoert voor de registratienaam, wordt gebruikt voor het sorteren van de adressenlijst wanneer u op toetsen drukt zoals [ABC] en [DEF] op het scherm Adresboek. Zie Gebruik van het adresboek voor instructies voor het gebruik van het adresboek.
7
Druk op [Gereed].
Het display gaat terug naar het scherm Adres opslaan.
Het aantal bestemmingen dat in het groepsadres is opgeslagen en de registratienaam die u heeft aangegeven, verschijnen als volgt op het scherm Adres opslaan:
8
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Gebruik van het adresboek

Volg deze procedure voor het aangeven van bestemmingen met gebruik van het adresboek.
1
Druk op (VERZENDEN) → [Adresboek].
2
Selecteer de bestemming uit de adresboeklijst.
U kunt meerdere bestemmingen selecteren.
De volgende toetsen op het scherm zijn ook beschikbaar, indien nodig:
A
Druk hierop om het type bestemmingen die in de adresboeklijst wordt weergegeven te beperken.
[Alle]: Toont alle bestemmingen die in het adresboek zijn opgeslagen.
[Groep]: Toont de bestemmingen die als groepsadressen zijn opgeslagen.
[Fax]: Toont de opgeslagen faxbestemmingen.
[E-mail]: Toont de opgeslagen e-mailbestemmingen.
[I-fax]: Toont de opgeslagen l-faxbestemmingen.
[Bestand]: Toont de opgeslagen bestandsserverbestemmingen.
[Sneltoets]: Toont de bestemmingen die onder snelkiestoetsen zijn opgeslagen.
B
Druk om omhoog of omlaag door de adresboeklijst te bladeren.
C
Druk op deze toets om de gedetailleerde gegevens van een geselecteerde bestemming weer te geven.
D
Druk op (bijvoorbeeld [ABC]) om voor elke letter of elk cijfer de individuele toetsen te laten verschijnen. U kunt een letter of cijfer selecteren om de weergave van vermeldingen te beperken. Druk op [Alle] om terug te gaan naar de lijst met het volledige adres.
N.B.
Als de registratienaam meer dan 15 tekens bevat, worden de eerste 15 tekens in de naamkolom in het adresboek weergegeven.
Om een geselecteerde bestemming te annuleren, selecteert u de bestemming opnieuw zodat het vinkje verdwijnt.
De bestemmingen die u kunt opgeven, zijn afhankelijk van de instellingen bij <Instellingen verzendbeperkingen>. (Customizing Settings) Als bijvoorbeeld E-mail verzenden is ingesteld op 'Niet toestaan' of 'Alleen verzenden naar eigen adres toestaan', worden e-mailadressen en I-faxadressen niet weergegeven in de adresboeklijst.
Als de instellingen onder <Wanneer u bestanden verzendt naar adressen die zijn geregistreerd in het adresboek> zijn geconfigureerd om een verificatiescherm weer te geven, geef dan niet meerdere bestandsserveradressen tegelijkertijd op. (Customizing Settings) Als u meerdere bestandsserveradressen opgeeft, verschijnt een foutmelding wanneer u bij stap 4 op (Start) drukt.
3
Druk op [OK].
De geselecteerde bestemming verschijnt op het hoofdscherm.
Als u de geselecteerde bestemming wilt controleren:
1
Druk op [Details].
Als de geselecteerde bestemming een groepsadres is, selecteer dan één bestemming tegelijk → druk op [Details].
2
Controleer de gegevens van de bestemming → druk op [Gereed].
Als de geselecteerde bestemming een groepsadres is, druk dan tweemaal op [Gereed].
Het display gaat terug naar het bovenste scherm.
Als u de geselecteerde bestemming wilt verwijderen:
1
Druk op [Wissen].
De geselecteerde bestemming wordt van de lijst met bestemmingen verwijderd.
4
Geef de scaninstellingen en verzendinstellingen aan en druk op (Start) om documenten te verzenden.
N.B.
Voor de basisprocedures voor het verzenden van documenten raadpleegt u Basismethoden voor verzenden.
Als de instellingen bij <Verificatiemethode> in <SMTP-authenticatie-instellingen> zijn geconfigureerd om een authenticatiescherm weer te geven, verschijnt het scherm Voer netwerkwachtwoord in wanneer u op (Start) drukt om e-mails of I-faxen te verzenden. (Customizing Settings) Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op → druk op [OK].
Als de instellingen bij <Wanneer u bestanden verzendt naar adressen die zijn geregistreerd in het adresboek> zijn geconfigureerd om een authenticatiescherm weer te geven, verschijnt het scherm Voer netwerkwachtwoord in wanneer u op (Start) drukt om documenten naar een bestandsserver te verzenden. (Customizing Settings) Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op → druk op [OK].

Bewerken/Verwijderen van in het adresboek opgeslagen gegevens

Volg deze procedure om de in het adresboek opgeslagen gegevens te bewerken of te verwijderen.
1
Toon het scherm Adres opslaan.
Voor assistentie raadpleegt u stap 1 in E-mailadressen.
2
Selecteer de bestemming die u wilt wijzigen of verwijderen.
U kunt niet meerdere bestemmingen tegelijk selecteren.
De volgende toetsen op het scherm zijn ook beschikbaar, indien nodig:
A
Druk hierop om het type bestemmingen die in de adresboeklijst wordt weergegeven te beperken.
[Alle]: Toont alle bestemmingen die in het adresboek zijn opgeslagen.
[Groep]: Toont de bestemmingen die als groepsadressen zijn opgeslagen.
[Fax]: Toont de opgeslagen faxbestemmingen.
[E-mail]: Toont de opgeslagen e-mailbestemmingen.
[I-fax]: Toont de opgeslagen l-faxbestemmingen.
[Bestand]: Toont de opgeslagen bestandsserver bestemmingen.
B
Druk om omhoog of omlaag door de adresboeklijst te bladeren.
C
Druk op (bijvoorbeeld [ABC]) om voor elke letter of elk cijfer de individuele toetsen te laten verschijnen. U kunt een letter of cijfer selecteren om de weergave van vermeldingen te beperken. Druk op [Alle] om terug te gaan naar de lijst met het volledige adres.
N.B.
Als de registratienaam meer dan 15 tekens bevat, worden de eerste 15 tekens in de naamkolom in het adresboek weergegeven.
Om een geselecteerde bestemming te annuleren, selecteert u de bestemming opnieuw zodat het vinkje verdwijnt.
De adresboeklijst bevat de bestemmingen die onder de snelkiestoetsen zijn opgeslagen. Als u deze bestemmingen in deze stap selecteert, kunt u ze niet wijzigen of verwijderen in de volgende stappen. Voor instructies over het wijzigen of verwijderen van bestemmingen die zijn geregistreerd onder snelkiestoetsen, raadpleegt u Bewerken/Verwijderen van onder de snelkiestoetsen opgeslagen gegevens.
3
Wijzig of verwijder de opgeslagen gegevens van de geselecteerde bestemming.
Als u de opgeslagen gegevens wilt wijzigen:
1
Druk op [Bewerk].
De huidige instellingen van de geselecteerde bestemming verschijnen.
2
Controleer de opgeslagen gegevens → druk op [OK].
Het display gaat terug naar het scherm Adres opslaan.
N.B.
Voor instructies over het registreren van het adresboek raadpleegt u Het adresboek registreren.
Als u de opgeslagen gegevens wilt verwijderen:
1
Druk op [Wissen].
2
Druk op [Ja].
De melding <Gewist.> verschijnt gedurende ongeveer twee seconden op het aanraakscherm.
De opgeslagen gegevens zijn verwijderd.
4
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.
4HYC-02X