N.B.
|
Deze instelling is effectief wanneer [JPEG], [PDF], of [PDF (OCR)] zijn geselecteerd als bestandsindeling.
Als u documenten via fax en I-fax, of naar een USB-geheugenapparaat verzendt, is deze instelling uitgeschakeld.
De standaard instelling is ‘Normaal’.
|
|
[Hoog]:
|
Een geringe hoeveelheid van het geheugen wordt voor het document gebruikt, maar de afbeeldingen hebben een lagere kwaliteit.
|
[Normaal]:
|
De hoeveelheid geheugen die voor het document wordt gebruikt en de kwaliteit van de afbeeldingen zijn gemiddeld en liggen tussen de instellingen Hoog en Laag in.
|
|
[Laag]:
|
Een grote hoeveelheid van het geheugen wordt voor het document gebruikt, maar de afbeeldingen hebben een hoge kwaliteit.
|
N.B.
|
Als u documenten via fax of naar een USB-geheugenapparaat verzendt, is deze instelling uitgeschakeld.
De standaardinstelling is ‘3 keer’.
|
N.B.
|
De standaardinstellingen zijn:
Kleurmodus: 'Z-W'
Documentformaat: 'Auto'
Bestandsindeling: 'TIFF'
achtergrond aanpassen: 'Uit'
Resolutie: '200×200dpi'
Beëindigd stempel: 'Uit'
Dichtheid: '5'
Type origineel: 'Tekst/Foto'
Als u documenten via l-fax en fax verzendt, zijn de kleurmodus en de hier ingestelde bestandsindeling uitgeschakeld.
|
|
A
(Kleurmodus) |
Geeft de kleurmodus van gescande originelen aan. (Aangeven van Kleur mode en resolutie)
|
B
(Resolutie) |
Geeft de resolutie van gescande originelen aan. (Aangeven van Kleur mode en resolutie)
|
|
C
(Beëindigd stempel) |
Stempelt de voorzijde van gescande originelen. (Stempelen van reeds gescande originelen)
|
|
D
(Densiteit) |
Past de densiteit van gescande originelen aan. (Aanpassen van de densiteit en de beeldkwaliteit)
|
|
E
(Type origineel) |
Past de beeldkwaliteit van gescande originelen aan. (Aanpassen van de densiteit en de beeldkwaliteit)
|
|
F
(Achtergrond aanpassen) |
Past de densiteit van de achtergrondkleur aan wanneer kleurenoriginelen worden gescand. (Aanpassen van de densiteit van de achtergrondkleur)
|
|
G
(Bestandsindeling) |
Geeft de bestandsindeling van gescande originelen aan. (Aangeven van bestandsindeling)
|
|
H
(Documentformaat) |
Geeft het documentformaat aan. (Aangeven van het documentformaat)
|
N.B.
|
De standaardinstellingen zijn:
TX Terminal ID: 'Aan'
Afdrukpositie: 'Buiten'
Telefoon # symbool: 'FAX' (Telefoonnr.-symbool verschijnt alleen wanneer de optionele Super G3 Fax Board-AG1 op de machine is aangesloten.)
|
1
|
Druk op [Optie].
|
2
|
Selecteer [Binnenzijde] of [Buitenbeeld] → druk op [OK].
|
|
[Binnenzijde]:
|
De terminal ID informatie wordt binnen het beeldvlak op het papier van de andere partij afgedrukt.
|
[Buitenbeeld]:
|
De terminal ID informatie wordt buiten het beeldvlak op het papier van de andere partij afgedrukt.
|
|
Voorbeeld:
|
Als u TX terminal-ID op 'Aan' instelt, dan wordt de terminal-ID-informatie als volgt op het papier van de ontvanger afgedrukt:
|
1
|
Druk op [Optie].
|
2
|
Geef elke instelling aan → druk op [OK].
|
|
[Binnenzijde]:
|
De terminal ID informatie wordt binnen het beeldvlak op het papier van de andere partij afgedrukt.
|
[Buitenbeeld]:
|
De terminal ID informatie wordt buiten het beeldvlak op het papier van de andere partij afgedrukt.
|
|
[FAX]:
|
'IFAX' of 'FAX' wordt vóór het I-faxadres of faxnummer afgedrukt.
|
[TEL]:
|
"TEL" wordt voor het telefoonummer afgedrukt.
|
|
Voorbeeld:
|
Als u TX terminal-ID op 'Aan' instelt, dan wordt de terminal-ID-informatie als volgt op het papier van de ontvanger afgedrukt:
|
1
|
Druk op [OK].
|
N.B.
|
Als u documenten via fax en I-fax verzendt, is deze instelling uitgeschakeld.
Als [PDF (Compact)] of [PDF (Compact+OCR)] als de bestandsindeling is geselecteerd, is deze instelling uitgeschakeld.
De standaardinstelling is 'Gamma 1.8'.
|
|
[Gamma 1.0]:
|
Alhoewel lichte uitvoerresultaten mogelijk zijn, is het kleurenbeeld in het algemeen normaal.
|
[Gamma 1.4]:
|
Uitvoerresultaten die iets lichter dan de standaard gammawaarde zijn, zijn mogelijk.
|
|
[Gamma 1.8]:
|
De standaard instelling. Donkere uitvoerresultaten zijn mogelijk, maar de weergave van het donkerste gedeelte is niet effen.
|
|
[Gamma 2.2]:
|
In het algemeen donkere uitvoerresultaten, alhoewel de weergave van het donkerste gedeelte effen kan zijn.*
|
|
* Het woord 'effen' betekent dat als u bij het maken van kopieën van een afbeelding de belichting instelt op een donkerder niveau, het kan voorkomen dat de fijne details van de afbeelding zich vermengen met de achtergrond. Met als resultaat dat de kleine details niet afzonderlijk te zien zijn.
|
BELANGRIJK
|
De instelling voor [Beeldscherpte] is ongeldig wanneer wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden.
[100 × 100 dpi], [150 × 150 dpi], of [200 × 100 dpi] is geselecteerd als de resolutie. (Aangeven van Kleur mode en resolutie)
[Z/W] is geselecteerd als de kleurmodus. (Aangeven van Kleur mode en resolutie)
[Tekst is geselecteerd als de beeldkwaliteit. (Aanpassen van de densiteit en de beeldkwaliteit)
Om [Beeldscherpte] te activeren, wijzigt u de instellingen.
|
N.B.
|
De standaardinstelling is '4'.
|
|
[Laag]:
|
Om originelen met drukwerkafbeeldingen of andere grijstinten te scannen, dient u een instelling richting [Laag] te gebruiken. Deze instelling vermindert het moiré-effect (een golfpatroon).
|
[Hoog]:
|
Om tekst of lijnen duidelijk te scannen, dient u een instelling richting [Hoog] te gebruiken. Deze instelling is vooral geschikt voor het scannen van blauwdrukken en met potlood getekende afbeeldingen.
|
N.B.
|
De standaardinstelling is 'Normaal'.
Als u documenten via fax en I-fax verzendt, is deze instelling uitgeschakeld.
|
|
[Datagrootte prioriteit]:
|
De hoeveelheid gegevens is klein, maar de beeldkwaliteit is laag.
|
[Normaal]:
|
De grootte van het bestand en de beeldkwaliteit liggen tussen die van [Datagrootte prioriteit] en [Prioriteit afbeeld.] in.
|
|
[Beeldprioriteit]:
|
De hoeveelheid gegevens is groot, maar de beeldkwaliteit is hoog.
|
N.B.
|
Deze modus is alleen beschikbaar wanneer de optionele OCR-functie is geactiveerd.
De standaardinstelling is 'Aan'.
Als u documenten via fax en I-fax verzendt, is deze instelling uitgeschakeld.
|
|
[Aan]:
|
De oriëntatie van het origineel wordt gedetecteerd en het document wordt automatisch geroteerd voordat het wordt verzonden.
|
[Uit]:
|
De oriëntatie van het origineel wordt niet gedetecteerd en het document wordt verzonden zoals het is.
|
N.B.
|
Deze functie is beschikbaar voor imageRUNNER 2530i/2525/2520.
De standaardinstelling is 'Snelheidsprioriteit'.
Deze instelling is uitgeschakeld wanneer:
documenten worden verzonden via I-fax, en fax, of naar een USB-geheugenapparaat
u documenten op de glasplaat plaatst om te scannen.
|
|
[Snelheidprioriteit]:
|
Er wordt minder tijd aan het verzenden van het document besteed, maar de afbeeldingen hebben een lagere kwaliteit.
|
[Beeldprioriteit]:
|
Er wordt meer tijd aan het verzenden van het document besteed, maar de afbeeldingen hebben een hogere kwaliteit.
|
N.B.
|
De standaardinstelling is 'Initiële functie'.
|
|
[Favorietenknoppen]:
|
het scherm Favorietenknoppen wordt eerst weergegeven bij een verzendactie.
|
[Snelkiestoetsen]:
|
het scherm Snelkiestoetsen wordt eerst weergegeven bij een verzendactie.
|
|
[Initiële functie]:
|
het hoofdscherm (Verzenden) wordt eerst weergegeven bij een verzendactie.
|
BELANGRIJK
|
De volgende instellingsitems worden niet geïnitialiseerd zelfs als u de verzendinstellingen initialiseert:
Apparaatnaam
Aantal pogingen
Bewerk standaard verzendinstellingen
TX terminal ID
|
N.B.
|
Als u de verzendinstellingen initialiseert, worden ook de instellingen geïnitialiseerd die onder de favorietenknoppen zijn opgeslagen.
|
BELANGRIJK
|
Als u wilt verzenden met ECM, dient ECM ontvangst bij de machine van de andere partij te worden ingesteld. Deze instelling wordt genegeerd tenzij bij beide machines ECM is ingesteld.
Zelfs wanneer ECM is ingesteld, kunnen zich fouten voordoen als gevolg van een slechte lijnverbinding.
Doen zich problemen voor met de lijn, dan zal de verzending van documenten langer duren.
|
N.B.
|
De standaardinstelling is 'Aan'.
|
|
[Aan]:
|
Gebruikt ECM.
|
[Uit]:
|
Gebruikt niet ECM.
|
N.B.
|
Wanneer u een faxnummer kiest kunt u een pauze invoegen met de - (numerieke toetsen). (Verzenden van een fax, Bellen via een binnenlijn)
Pauzes aan het einde van een faxnummer duren altijd 10 seconden.
De standaardinstelling is '4 sec'.
|
N.B.
|
De standaardinstellingen zijn:
Automatische nummerherhaling: 'Aan'
Aantal herhalingen: '2 keer'
Interval nummerherhaling: '2 min.'
TX Fout. Num. herh.: 'Alle pagina's'
|
1
|
Druk op [Optie].
|
2
|
Druk op [Aantal herhalingen].
|
3
|
Druk op [-] of [+] om het aantal herhalingen in te stellen → druk op [OK].
U kunt ook de - (numerieke toetsen) gebruiken om de waarde in te voeren.
|
4
|
Druk op [Interval nummerherhaling].
|
5
|
Druk op [-] of [+] om het interval nummerherhaling in te voeren → druk op [OK].
U kunt ook de - (numerieke toetsen) gebruiken om de waarde in te voeren.
|
6
|
Druk op [TX Fout. Num. herh.].
|
7
|
Selecteer [Fout & 1st pagina], [Alle pagina's], of [Uit] → druk op [OK].
|
|
[Fout & 1st pagina]:
|
Automatische nummerherhaling vindt plaats als bij verzending een fout is opgetreden. De eerste pagina van het document, de pagina met de fout en alle volgende pagina's worden opnieuw verzonden.
|
[Alle pagina's]:
|
Automatische nummerherhaling vindt plaats als bij verzending een fout is opgetreden. Alle pagina's van het document worden opnieuw verzonden.
|
|
[Uit]:
|
Nummerherhaling vindt niet plaats als zich bij verzending een storing voordoet.
|
1
|
Druk op [OK].
|
N.B.
|
De standaardinstelling is 'Aan'.
|
N.B.
|
U kunt de TX rotatie mode alleen voor A4 documenten gebruiken.
De modus TX Rotatie is niet beschikbaar als u Directe verzending of Handmatig verzenden gebruikt.
De standaardinstelling is 'Aan'.
|