Basismethoden voor verzenden

In dit gedeelte worden de basisprocedures beschreven voor het verzenden van documenten via e-mail, I-fax en fax, of naar een bestandsserver of USB-geheugenapparaat.
BELANGRIJK
Als Taalomschakeling is ingesteld op 'Aan,' zijn sommige tekens uitgesloten en kunnen deze niet worden ingevoerd. Voor het invoeren van alle tekens dient u de Taalomschakeling op 'Uit' in te stellen. (Basisinstellingen van de machine configureren)

Verzenden van een e-mailbericht

Deze machine stelt u in staat gescande documenten naar een e-mailtoepassing te verzenden. Gescande documenten worden geconverteerd naar bestandsindelingen zoals TIFF en als een bijlage bij een e-mail naar de e-mailtoepassing van de ontvanger verzonden.
Volg de onderstaande procedure voor het verzenden van e-mails.
1
Druk op (VERZENDEN) → plaats uw originelen.
N.B.
Voor instructies over het plaatsen van uw originelen raadpleegt u Basishandelingen.
Als <Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en geef de inlogbestemming op.> verschijnt, volg dan de instructies in Inloggen op Geautoriseerd verzenden.
Als één van onderstaande meldingen verschijnt, volg dan de instructies in Basishandelingen:
<Voer het Afdelings-ID en wachtwoord in met de numerieke toetsen.>
<U moet een controlekaart plaatsen.>
<Voer het Gebruikers ID en wachtwoord in.>
2
Druk op [Nieuw adres] → [E-mail].
N.B.
Als E-mail verzenden is ingesteld op 'Niet toestaan' of 'Alleen verzenden naar het eigen adres toestaan', wordt [E-mail] niet weergegeven. (Customizing Settings)
3
Voer het e-mailadres in (max. 120 tekens) met het toetsenbord op het scherm.
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
4
Druk op [OK].
De aangegeven bestemming verschijnt op het hoofdscherm.
Als u de aangegeven bestemming wilt controleren of wijzigen:
1
Druk op [Details].
2
Controleer of wijzig de gegevens van de bestemming → druk op [OK].
Het display gaat terug naar het bovenste scherm.
Als u de geselecteerde bestemming wilt verwijderen:
1
Druk op [Wissen].
De aangegeven bestemming is van de lijst met bestemmingen verwijderd.
5
Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen die u nodig heeft aan te geven.
Voor meer informatie, raadpleegt u Opgeven van de scaninstellingen.
6
Druk op [Verzendinstellingen].
7
Geef de verzendinstellingen die u nodig heeft aan → druk op [Gereed].
Druk op [] of [] om naar de gewenste instelling te bladeren als deze niet wordt weergegeven.
De instellingen in de onderstaande lijst kunnen conform uw wensen worden aangegeven. Documenten kunnen naar de aangegeven bestemming worden verzonden ongeacht of deze instellingen wel of niet zijn aangegeven.
 
[Documentnaam]:
Stelt de naam van het document in dat u wilt verzenden. U kunt voor de documentnaam maximaal 24 tekens invoeren.
[Onderwerp]:
Stelt het onderwerp van het e-mailbericht in. Voor het onderwerp kunt u maximaal 40 tekens invoeren.
Als u geen onderwerp wilt invoeren, wordt het standaardonderwerp dat is ingesteld bij <Standaardonderwerp>, gebruikt. (Setting the Send Function)
[Bericht]:
Stelt het tekstbericht in. U kunt voor het bericht maximaal 140 tekens invoeren. Een harde return telt als een teken.
[Antwoord naar]:
Stelt het antwoordadres in. Wanneer u op [Antwoord naar] drukt, verschijnen e-mailadressen die in het adresboek zijn opgeslagen. Selecteer een adres uit het adresboek als antwoordadres. Voor instructies over het gebruik van het adresboek raadpleegt u Gebruik van het adresboek.
E-mailadressen moeten vooraf worden opgeslagen in het adresboek. (Het adresboek registreren)
[E-mail prioriteit]:
Stelt de prioriteit van uw e-mailbericht in. Druk op de keuzelijst E-mail prioriteit → selecteer de gewenste instelling voor de prioriteit van uw e-mailbericht.
N.B.
[Uitgestelde verzending] en [Stempelen] kunnen indien nodig ook worden aangegeven. Voor meer informatie raadpleegt u Stempelen van reeds gescande originelen en Stempelen van reeds gescande originelen.
Wanneer u documenten verzendt, moet elke pagina als separate afbeelding worden bijgesloten bij een e-mailbericht en moet de extensie van het document overeenkomen met de bestandsindeling die u voor verzending heeft geselecteerd. Het voorvoegsel van de bestandsnaam van de afbeelding die u bij het e-mailbericht bijvoegt, bestaat uit de datum en tijd (jaar, maand, dag, uur, minuut, seconde) plus vier cijfers die het paginanummer van de afbeelding aangeven.
Voorbeeld: datum en tijd_0001.tif
Als u de naam van het document in deze stap aangeeft of <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in Gebruikers ID beheer op 'Aan' instelt, wordt het voorvoegsel van de bestandsnaam als volgt toegekend:
Als u de naam van het document opgeeft:
de documentnaam, die is opgegeven bij Documentnaam, wordt als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: documentnaam_datum en tijd_0001.tif
Als u <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in Gebruikers ID beheer op 'Aan' instelt:
Het gebruikers ID dat wordt ingevoerd wanneer u bij de machine inlogt, wordt als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: gebruikers-ID_datum en tijd_0001.tif
Als u de naam van het document aangeeft en <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in Gebruikers ID beheer op 'Aan' instelt:
De naam van het document, die is aangegeven in Documentnaam en het gebruikers ID dat wordt ingevoerd wanneer u bij de machine inlogt, worden als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: documentnaam_gebruikers-ID_datum en tijd_0001.tif
Voor instructies over het inschakelen van <Voeg gebruikersnaam toe aan naam verzonden document> bij gebruikers-ID-beheer raadpleegt u Protecting the Machine from Unauthorized Access.
8
Druk op (Start) om het scannen van uw originelen te starten.
Om het scannen te annuleren, drukt u op [Annuleren] of (Stop).
Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, volgt u de instructies die op het aanraakscherm verschijnen → druk op (Start) voor elk origineel. Druk op [Gereed] zodra alle originelen zijn gescand.
Zodra het scannen is voltooid, worden de gescande gegevens naar de gespecificeerde bestemming verzonden.
BELANGRIJK:
Tijdens het scannen detecteert de machine automatisch het formaat van het origineel. Voor het formaat van het origineel dat de machine kan detecteren, raadpleegt u Basishandelingen.
Als de machine het formaat van het origineel niet correct kan detecteren, verschijnt het scherm met het origineelformaat wanneer u op (Start) drukt. Geef het formaat van het origineel handmatig op → druk op [OK].
Als de instellingen bij <Verificatiemethode> in <SMTP-verificatie-instellingen> zijn geconfigureerd om een verificatiescherm weer te geven, verschijnt het scherm Voer netwerkwachtwoord in wanneer u op (Start) drukt. (Customizing Settings) Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op → druk op [OK].

Verzenden van een I-fax

Internet fax (I-fax) stelt u in staat faxdocumenten via het netwerk te verzenden. Gescande documenten worden geconverteerd naar bestandsindelingen zoals TIFF en als een bijlage bij een e-mail naar de met l-fax compatibele machine van de ontvanger verzonden. Ongeacht de afstand en de regio, helpt I-fax u de verzendkosten te reduceren door de transacties via internet te laten lopen.
Volg onderstaande procedure voor het verzenden van l-faxen.
N.B.
Als u een document naar een l-fax adres verzendt, zijn de volgende condities altijd geselecteerd:
Papierformaat: A4
De reden hiervan is dat de afzender niet weet of de machine van de andere partij andere formaten dan A4 kan ontvangen. Originelen groter dan A4 worden verkleind naar A4-formaat.
Bestandsindeling: TIFF
Kleurmodus: Z-W
Resolutie: 200 × 100 dpi of 200 × 200 dpi
1
Druk op (VERZENDEN) → plaats uw originelen.
N.B.
Voor instructies over het plaatsen van uw originelen raadpleegt u Basishandelingen.
Als <Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en geef de inlogbestemming op.> verschijnt, volg dan de instructies in Inloggen op Geautoriseerd verzenden.
Als één van onderstaande meldingen verschijnt, volg dan de instructies in Basishandelingen:
<Voer het Afdelings-ID en wachtwoord in met de numerieke toetsen.>
<U moet een controlekaart plaatsen.>
<Voer het Gebruikers ID en wachtwoord in.>
2
Druk op [Nieuw adres] → [I-Fax].
N.B.
Als E-mail verzenden is ingesteld op 'Niet toestaan' of 'Alleen verzenden naar het eigen adres toestaan', wordt [I-Fax] niet weergegeven. (Customizing Settings)
3
Voer het l-faxadres in (max. 120 tekens) met het toetsenbord op het scherm.
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
4
Druk op [OK].
De aangegeven bestemming verschijnt op het hoofdscherm.
Als u de aangegeven bestemming wilt controleren of wijzigen:
1
Druk op [Details] → controleer of wijzig de gegevens van de bestemming → druk op [OK].
Voor assistentie raadpleegt u stap 4 in Verzenden van een e-mailbericht.
Als u de geselecteerde bestemming wilt verwijderen:
1
Druk op [Wissen].
Voor assistentie raadpleegt u stap 4 in Verzenden van een e-mailbericht.
5
Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen die u nodig heeft aan te geven.
Voor meer informatie, raadpleegt u Opgeven van de scaninstellingen.
6
Druk op [Verzendinstellingen].
7
Geef de verzendinstellingen die u nodig heeft aan → druk op [Gereed].
Druk op [] of [] om naar de gewenste instelling te bladeren als deze niet wordt weergegeven.
De instellingen in de onderstaande lijst kunnen conform uw wensen worden aangegeven. Documenten kunnen naar de aangegeven bestemming worden verzonden ongeacht of deze instellingen wel of niet zijn aangegeven.
 
[Documentnaam]:
Stelt de naam van het document in dat u wilt verzenden. U kunt voor de documentnaam maximaal 24 tekens invoeren.
[Onderwerp]:
Stelt het onderwerp van de l-faxdocumenten in. Voor het onderwerp kunt u maximaal 40 tekens invoeren.
Als u geen onderwerp wilt invoeren, wordt het standaardonderwerp dat is ingesteld bij <Standaardonderwerp>, gebruikt. (Setting the Send Function)
[Bericht]:
Stelt het tekstbericht in. U kunt voor het bericht maximaal 140 tekens invoeren. Een harde return telt als een teken.
[Antwoord naar]:
Stelt het antwoordadres in. Wanneer u op [Antwoord naar] drukt, verschijnen e-mailadressen die in het adresboek zijn opgeslagen. Selecteer een adres uit het adresboek als antwoordadres. Voor instructies over het gebruik van het adresboek raadpleegt u Gebruik van het adresboek.
E-mailadressen moeten vooraf worden opgeslagen in het adresboek. (Het adresboek registreren)
N.B.
[Uitgestelde verzending] en [Stempelen] kunnen indien nodig ook worden aangegeven. Voor meer informatie raadpleegt u Aangeven van het tijdstip waarop het document moet worden verzonden (Uitgestelde verzending) en Stempelen van reeds gescande originelen.
Wanneer u documenten verzendt, wordt elke pagina als separate TIFF-afbeelding als bijlage bij de I-fax verzonden. Het voorvoegsel van de bestandsnaam van de afbeelding die u bij de l-fax bijvoegt, bestaat uit de datum en tijd (jaar, maand, dag, uur, minuut, seconde) plus vier cijfers die het paginanummer van de afbeelding aangeven.
Voorbeeld: datum en tijd_0001.tif
Als u de naam van het document in deze stap aangeeft of <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in Gebruikers ID beheer op 'Aan' instelt, wordt het voorvoegsel van de bestandsnaam als volgt toegekend:
Als u de naam van het document aangeeft:
De naam van het document, die is aangegeven in Documentnaam, wordt als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: documentnaam_datum en tijd_0001.tif
Als u <Voeg gebruikersnaam toe aan naam verzonden document> bij gebruikers-ID-beheer op 'Aan' instelt:
Het gebruikers ID dat wordt ingevoerd wanneer u bij de machine inlogt, wordt als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: gebruikers-ID_datum en tijd_0001.tif
Als u de naam van het document aangeeft en <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in Gebruikers ID beheer op 'Aan' instelt:
De naam van het document, die is aangegeven in Documentnaam en het gebruikers ID dat wordt ingevoerd wanneer u bij de machine inlogt, worden als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: documentnaam_gebruikers-ID_datum en tijd_0001.tif
Voor instructies over het inschakelen van <Voeg gebruikersnaam toe aan naam verzonden document> bij gebruikers-ID-beheer raadpleegt u Protecting the Machine from Unauthorized Access.
8
Druk op (Start) om het scannen van uw originelen te starten.
Om het scannen te annuleren, drukt u op [Annuleren] of (Stop).
Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, volgt u de instructies die op het aanraakscherm verschijnen → druk op (Start) voor elk origineel. Druk op [Gereed] zodra alle originelen zijn gescand.
Zodra het scannen is voltooid, worden de gescande gegevens naar de gespecificeerde bestemming verzonden.
BELANGRIJK:
Tijdens het scannen detecteert de machine automatisch het formaat van het origineel. Voor het formaat van het origineel dat de machine kan detecteren, raadpleegt u Basishandelingen.
Als de machine het formaat van het origineel niet correct kan detecteren, verschijnt het scherm met het origineelformaat wanneer u op (Start) drukt. Geef het formaat van het origineel handmatig op → druk op [OK].
Als de instellingen bij <Verificatiemethode> in <SMTP-verificatie-instellingen> zijn geconfigureerd om een verificatiescherm weer te geven, verschijnt het scherm Voer netwerkwachtwoord in wanneer u op (Start) drukt. (Customizing Settings) Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op → druk op [OK].

Verzenden van een document naar een bestandsserver

Deze machine stelt u in staat gescande documenten naar een bestandsserver te verzenden. Gescande documenten worden geconverteerd naar bestandsindelingen zoals TIFF en naar een aangegeven bestandsserver verzonden.
Volg onderstaande procedure om documenten naar een bestandsserver te verzenden.
BELANGRIJK
Het aantal gebruikers of clients dat toegang heeft tot een server onder Windows 2000/XP/Vista/7/Server 2003/Server 2008 is beperkt. Zodra het aantal gebruikers of clients is bereikt, is verzending met Windows 2000/XP/Vista/7/Server 2003/Server 2008 naar een bestandsserver niet mogelijk.
1
Druk op (VERZENDEN) → plaats uw originelen.
N.B.
Voor instructies over het plaatsen van uw originelen raadpleegt u Basishandelingen.
Als <Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en geef de inlogbestemming op.> verschijnt, volg dan de instructies in Inloggen op Geautoriseerd verzenden.
Als één van onderstaande meldingen verschijnt, volg dan de instructies in Basishandelingen:
<Voer het Afdelings-ID en wachtwoord in met de numerieke toetsen.>
<U moet een controlekaart plaatsen.>
<Voer het Gebruikers ID en wachtwoord in.>
2
Druk op [Nieuw adres] → [Bestand].
N.B.
Als Bestand verzenden is ingesteld op 'Niet toestaan' of 'Alleen verzenden naar het eigen adres of de aangegeven map toestaan', wordt [Bestand] niet weergegeven. (Customizing Settings)
3
Druk op de keuzelijst Protocol → selecteer het gewenste server protocol.
De volgende server protocollen zijn beschikbaar.
Onderstaande tabel toont de systeemvoorwaarden voor de server die compatibel is met IPv4.
Protocol
Systeemvereisten
Toepassing
FTP
Sun Solaris 2.6 of hoger, Mac OS X of Red Hat Linux 7.2
-
Windows 2000 Server
Internet Information Services 5.0
Windows XP Professional
Internet Information Services 5.1
Windows Server 2003
Internet Information Services 6.0
Windows Vista/Server 2008
Internet Information Services 7.0
Windows 7/Server 2008 R2
Internet Information Services 7.5
Windows (SMB)
Windows 2000/XP/Vista/7/Server 2003/Server 2008
-
Mac OS X/UNIX/Linux
Samba 2.2.8a of hoger
Onderstaande tabel toont de systeemvoorwaarden voor de server die compatibel is met IPv6.
Protocol
Systeemvereisten
Toepassing
FTP
Solaris Version 9 of hoger, Red Hat Enterprise Linux AS/ES/WS 4.0 of hoger, of Mac OS X 10.3 of hoger
-
4
Aangeven van een bestandsserver als de bestemming.
Voor het aangeven van een bestandsserver dient u de hostnaam, bestandspad, gebruikersnaam en wachtwoord in te stellen. U kunt het toetsenbord op het scherm gebruiken voor het instellen van deze onderwerpen, of gebruik de toets Bladeren op het scherm Bestand voor het aangeven van een bestandsserver als [Windows (SMB)] is geselecteerd als het server protocol bij stap 3. Met de toets Bladeren kunt u een bestandsserver die is aangesloten op een bepaald netwerk, zoeken en aangeven.
N.B.
Als de instellingen bij <Bij verzenden van bestand naar nieuw adres> zijn geconfigureerd om de inloggegevens van Geautoriseerd verzenden, de gebruikersnaam en het wachtwoord die werden gebruikt om in te loggen bij Geautoriseerd verzenden, automatisch in te voegen in de tekstvakken [Gebruiker] en [Wachtwoord]. (Customizing Settings) Laat ze ongewijzigd of verander ze indien nodig in deze stap.
Als u het toetsenbord op het scherm gebruikt:
1
Druk op [Hostnaam].
Een hostnaam is de naam die is toegekend aan de hostcomputer die de diensten op het internet verzorgt. Aan elke hostcomputer wordt een eigen hostnaam toegekend om deze op het Internet te kunnen aangeven. In dit invoervak voert u de naam van de bestandsserver op het netwerk in als de bestemming van de verzendopdracht.
2
Voer via het toetsenbord op het scherm de hostnaam in (max. 47 tekens of 120 tekens wanneer [Windows (SMB)] is geselecteerd als het serverprotocol) → druk op [OK].
3
Druk op [Bestandspad].
Een bestandspad is een serie tekens die de locatie van de map aangeeft. In dit tekstvakje kunt u een map op de bestandsserver aangeven als de bestemming van de verzendopdracht.
4
Voer via het toetsenbord op het scherm het bestandspad in (max. 120 tekens) → druk op [OK].
5
Druk op [Gebruiker].
6
Voer via het toetsenbord op het scherm de gebruikersnaam in (max. 24 tekens) → druk op [OK].
7
Druk op [Wachtwoord].
8
Voer een wachtwoord in (max. 24 tekens of 14 tekens wanneer [Windows (SMB)] is geselecteerd als het server protocol) met het toetsenbord op het scherm → druk op [OK].
Nadat u op [OK] heeft gedrukt, verschijnt het wachtwoord dat u heeft ingevoerd als sterretjes (********) op het scherm [Bestand].
BELANGRIJK
Als u Taalomschakeling bij Standaardinstellingen op 'Aan' heeft ingesteld, worden de tekens die u heeft ingevoerd in [Hostnaam] en [Bestandspad] mogelijk niet goed weergegeven zodat u er niet naar kunt verwijzen.
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
Als u verzendt naar een iW Document Manager*-map, stelt u het FTP-serveradres in dat bij iW Gateway is opgegeven als bestemming. Met iW Document Manager en de verzendfunctie van de machine kunt u gedigitaliseerde documenten en computergegevens in het netwerk beheren. Voor meer informatie over de iW Document Manager raadpleegt u de desbetreffende iW Gateway documentatie.
* een documentbeheerssysteem dat door Canon wordt geleverd
Als u de toets Bladeren gebruikt:
1
Druk op [Bladeren].
BELANGRIJK:
Na het inschakelen dient u te wachten tot de periode is verstreken die bij Opstarttijdinstellingen is ingesteld voordat u op [Bladeren] kunt drukken. Verzending via het netwerk is pas mogelijk nadat deze opstartperiode is verstreken. (Other System Settings)
2
Selecteer de gewenste werkgroep → druk op [Omlaag].
Druk op [] of [] om naar de gewenste werkgroep te bladeren als deze niet wordt weergegeven.
3
Selecteer de gewenste bestandsserver → druk op [Omlaag] of [OK].
Als u gescande documenten uit een bepaalde map op de geselecteerde bestandsserver wilt verzenden, druk dan op [Omlaag] → selecteer de gewenste map → druk op [OK].
Zo niet, druk dan op [OK].
N.B.
Als het scherm Voer netwerkwachtwoord in verschijnt, voert u uw gebruikersnaam en netwerkwachtwoord in → druk op [OK].
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
5
Controleer uw instellingen → druk op [OK].
De aangegeven bestandsserver bestemming verschijnt op het hoofdscherm.
Als u de aangegeven bestemming wilt controleren of wijzigen:
1
Druk op [Details] → controleer of wijzig de gegevens van de bestemming → druk op [OK].
Voor assistentie raadpleegt u stap 4 in Verzenden van een e-mailbericht.
Als u de geselecteerde bestemming wilt verwijderen:
1
Druk op [Wissen].
Voor assistentie raadpleegt u stap 4 in Verzenden van een e-mailbericht.
6
Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen die u nodig heeft aan te geven.
Voor meer informatie, raadpleegt u Opgeven van de scaninstellingen.
7
Druk op [Verzendinstellingen].
8
Geef de verzendinstellingen die u nodig heeft aan → druk op [Gereed].
De instellingen in de onderstaande lijst kunnen conform uw wensen worden aangegeven. Documenten kunnen naar de aangegeven bestemming worden verzonden ongeacht of deze instellingen wel of niet zijn aangegeven.
 
[Documentnaam]:
Stelt de naam van het document in dat u wilt verzenden. U kunt voor de documentnaam maximaal 24 tekens invoeren.
Als u in de documentnaam tekens als ',', '/', '[' of ']' gebruikt, kunt u het bestand wellicht niet verzenden naar bestandsservers met besturingssystemen die zulke tekens niet herkennen.
[Bericht]:
Stelt het tekstbericht in. U kunt voor het bericht maximaal 140 tekens invoeren. Een harde return telt als een teken.
Wanneer u documenten naar een bestandsserver verzendt, worden de tekens die u invoert in [Bericht] als een tekstbestand verzonden. Als u echter geen tekens in [Bericht] invoert, wordt het beeldbestand zonder tekstbestand naar de server verzonden.
N.B.
[Uitgestelde verzending] en [Stempelen] kunnen indien nodig ook worden aangegeven. Voor meer informatie raadpleegt u Aangeven van het tijdstip waarop het document moet worden verzonden (Uitgestelde verzending) en Stempelen van reeds gescande originelen.
Wanneer u documenten verzendt, wordt elke pagina als separate afbeelding verzonden en opgeslagen in een bestandsserver. De extensie van het document komt overeen met de bestandsindeling die u voor de verzending hebt geselecteerd. Het voorvoegsel van de bestandsnaam van de afbeelding die u bij het document bijvoegt, bestaat uit de datum en tijd (jaar, maand, dag, uur, minuut, seconde) plus vier cijfers die het paginanummer van de afbeelding aangeven.
Voorbeeld: datum en tijd_0001.tif
Als u de documentnaam bij deze stap opgeeft of <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in gebruikers-ID-beheer op 'Aan' instelt, wordt het voorvoegsel van de bestandsnaam als volgt toegekend:
Als u de naam van het document aangeeft:
De naam van het document, die is aangegeven in Documentnaam, wordt als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: documentnaam_datum en tijd_0001.tif
Als u <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in Gebruikers ID beheer op 'Aan' instelt:
Het gebruikers ID dat wordt ingevoerd wanneer u bij de machine inlogt, wordt als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: gebruikers-ID_datum en tijd_0001.tif
Als u de documentnaam opgeeft en <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in gebruikers-ID-beheer op 'Aan' instelt:
De naam van het document, die is aangegeven in Documentnaam en het gebruikers ID dat wordt ingevoerd wanneer u bij de machine inlogt, worden als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: documentnaam_gebruikers-ID_datum en tijd_0001.tif
Voor instructies over het inschakelen van <Voeg gebruikersnaam toe aan naam verzonden document> bij gebruikers-ID-beheer raadpleegt u Protecting the Machine from Unauthorized Access.
9
Druk op (Start) om het scannen van uw originelen te starten.
Om het scannen te annuleren, drukt u op [Annuleren] of (Stop).
Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, volgt u de instructies die op het aanraakscherm verschijnen → druk op (Start) voor elk origineel. Druk op [Gereed] zodra alle originelen zijn gescand.
Zodra het scannen is voltooid, worden de gescande gegevens naar de gespecificeerde bestemming verzonden.
BELANGRIJK:
Tijdens het scannen detecteert de machine automatisch het formaat van het origineel. Voor het formaat van het origineel dat de machine kan detecteren, raadpleegt u Basishandelingen.
Als de machine het formaat van het origineel niet correct kan detecteren, verschijnt het scherm met het origineelformaat wanneer u op (Start) drukt. Geef het formaat van het origineel handmatig op → druk op [OK].

Verzenden van een document naar een USB-geheugenapparaat

Deze machine stelt u in staat gescande documenten in een USB-geheugenapparaat op te slaan. Gescande documenten worden geconverteerd naar bestandsindelingen zoals TIFF en worden direct naar het op de machine aangesloten USB-geheugenapparaat verzonden. Om gescande documenten op te slaan in een USB-geheugenmedia-apparaat, stelt u Gebruik scan in geheugenmedia in de Geheugenmedia-instellingen in op 'Aan'. (Setting the Send Function)
Volg onderstaande procedure voor het verzenden van documenten naar een USB-geheugenapparaat.
BELANGRIJK
De bestandssystemen van het USB-geheugenapparaat die worden ondersteund zijn FAT16 en FAT32.
De maximale grootte van een USB-geheugenapparaat die wordt ondersteund, zijn als volgt:
FAT32: 8GB
FAT16: 2GB
USB-geheugenapparaten met beveiligingsfuncties of kaartlezers worden niet ondersteund.
USB-geheugenapparaten die met een verlengkabel worden gebruikt, worden niet ondersteund.
Gebruik van USB-geheugenapparaten via een USB-hub wordt niet ondersteund (met uitzondering van de optionele USB-toepassing 3-Port Interface Kit-A1).
USB-geheugenmedia apparaten die niet compatibel zijn met de specificaties van USB worden niet ondersteund.
In sommige gevallen worden afbeeldingen mogelijk niet correct opgeslagen als gevolg van het type USB-geheugenapparaat dat is gebruikt.
N.B.
Voor een USB-geheugenapparaat dat is geformatteerd met het FAT 16 bestandssysteem, kunnen maximaal 255 bestanden worden opgeslagen in de root directory (het hoogste niveau van de directory tree in het USB-geheugenapparaat). Aanbevolen wordt dat u vooraf een computer gebruikt voor het rangschikken van de root directory in uw USB-geheugenapparaat door bestaande bestanden naar een nieuwe map te verplaatsen of onnodige bestanden te verwijderen. Het formatteren van het USB-geheugenapparaat naar FAT32 wordt ook aanbevolen als er geen noodzakelijke bestanden op het USB-geheugenapparaat staan.
Als de bestemmingsmap van de gescande afbeeldingen te veel bestanden bevat, zal de tijd voor het opslaan toenemen. Aanbevolen wordt dat u vooraf een computer gebruikt voor het rangschikken van uw bestemmingsmap door bestaande bestanden naar een nieuwe map te verplaatsen of onnodige bestanden te verwijderen.
1
Druk op (VERZENDEN) → plaats uw originelen.
BELANGRIJK:
U kunt slechts één pagina per keer verzenden wanneer u uw origineel op de glasplaat plaatst. Als u een document van twee of meer pagina's wilt verzenden, plaatst u uw originelen in de aanvoer.
N.B.
Voor instructies over het plaatsen van uw originelen raadpleegt u Basishandelingen.
Als <Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en geef de inlogbestemming op.> verschijnt, volg dan de instructies in Inloggen op Geautoriseerd verzenden.
Als één van onderstaande meldingen verschijnt, volg dan de instructies in Basishandelingen:
<Voer het Afdelings-ID en wachtwoord in met de numerieke toetsen.>
<U moet een controlekaart plaatsen.>
<Voer het Gebruikers ID en wachtwoord in.>
2
Plaats het USB-geheugenapparaat in de USB-poort aan de linker- of rechterkant van de machine.
BELANGRIJK:
De USB-poorten aan de rechterzijde van de machine zijn optioneel (USB Application 3-Port Interface Kit-A1).
De USB-poort aan de linkerzijde is niet beschikbaar wanneer de bovenstaande optie is aangesloten.
3
Druk op [Gereed].
N.B.
Het weergegeven bericht is afhankelijk van de instellingen in Geheugenmedia-instellingen. (Setting the Send Function)
4
Druk op [Nieuw adres] → [Geheugen media].
N.B.
[Geheugenmedia] wordt alleen weergegeven als Gebruik scan naar geheugenmedia in de geheugenmedia-instellingen is ingesteld op 'Aan'. (Setting the Send Function)
5
Selecteer de gewenste geheugenapparaten → druk op [Omlaag] of [OK].
Als u gescande documenten in een bepaalde map op de geselecteerde media wilt opslaan, druk dan op [Omlaag] → selecteer de gewenste map → druk op [OK].
Zo niet, druk dan op [OK].
6
Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen die u nodig heeft aan te geven.
Voor meer informatie, raadpleegt u Opgeven van de scaninstellingen.
7
Druk op [Verzendinstellingen].
8
Geef de verzendinstellingen die u nodig heeft aan → druk op [Gereed].
De hieronder weergegeven instelling kan conform uw wensen worden aangegeven. Documenten kunnen naar de aangegeven bestemming worden verzonden ongeacht of deze instelling wel of niet is aangegeven.
 
[Documentnaam]:
Stelt de naam van het document in dat u wilt verzenden. U kunt voor de documentnaam maximaal 24 tekens invoeren.
N.B.
[Stempelen] kan indien nodig ook worden aangegeven. Voor meer informatie, raadpleegt u Stempelen van reeds gescande originelen.
Wanneer u documenten verzendt, wordt elke pagina als separate afbeelding verzonden en opgeslagen in een USB-geheugenapparaat. De extensie van het document komt overeen met de bestandsindeling die u voor de verzending hebt geselecteerd. Het voorvoegsel van de bestandsnaam van de afbeelding die u bij het document bijvoegt, bestaat uit de datum en tijd (jaar, maand, dag, uur, minuut, seconde) plus vier cijfers die het paginanummer van de afbeelding aangeven.
Voorbeeld: datum en tijd_0001.tif
Als u de documentnaam bij deze stap opgeeft of <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in gebruikers-ID-beheer op 'Aan' instelt, wordt het voorvoegsel van de bestandsnaam als volgt toegekend:
Als u de naam van het document aangeeft:
De naam van het document, die is aangegeven in Documentnaam, wordt als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: documentnaam_datum en tijd_0001.tif
Als u <Voeg gebruikersnaam toe aan naam verzonden document> bij gebruikers-ID-beheer op 'Aan' instelt:
Het gebruikers ID dat wordt ingevoerd wanneer u bij de machine inlogt, wordt als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Als u de documentnaam opgeeft en <Voeg gebr.naam toe aan Verz. Doc.naam> in gebruikers-ID-beheer op 'Aan' instelt:
De naam van het document, die is aangegeven in Documentnaam en het gebruikers ID dat wordt ingevoerd wanneer u bij de machine inlogt, worden als eerste genoemd in het voorvoegsel van de bestandsnaam.
Voorbeeld: documentnaam_gebruikers-ID_datum en tijd_0001.tif
Voor instructies over het inschakelen van <Voeg gebruikersnaam toe aan naam verzonden document> bij gebruikers-ID-beheer raadpleegt u Protecting the Machine from Unauthorized Access.
9
Druk op (Start) om het scannen van uw originelen te starten.
Om het scannen te annuleren, drukt u op [Annuleren] of (Stop).
Zodra het scannen is voltooid, worden de gescande gegevens naar de gespecificeerde bestemming verzonden.
BELANGRIJK:
Tijdens het scannen detecteert de machine automatisch het formaat van het origineel. Voor het formaat van het origineel dat de machine kan detecteren, raadpleegt u Basishandelingen.
Als de machine het formaat van het origineel niet correct kan detecteren, verschijnt het scherm met het origineelformaat wanneer u op (Start) drukt. Geef het formaat van het origineel handmatig op → druk op [OK].

Verzenden van een fax

U kunt originelen scannen en ze als faxbericht verzenden. De machine heeft drie modi voor het verzenden van faxen: Geheugenverzending, Direct verzenden en Handmatige verzending.
Geheugenverzending
Alle te verzenden originelen worden eerst gescand, in het geheugen opgeslagen en daarna verzonden. Dit betekent dat u niet bij de machine hoeft te blijven wachten nadat de originelen zijn gescand. Zelfs wanneer de machine bezig is met het verzenden van een ander document, kunt u het scannen van de te verzenden documenten starten.
Directe verzending
De machine verzendt elke pagina van het document naar de bestemming terwijl het wordt gescand.
Hoewel de Direct verzenden-modus iets langzamer gaat dan de Geheugenverzendingsmodus, kunt u de Direct verzenden-modus gebruiken wanneer u met spoed een document moet verzenden voordat de andere documenten uit het geheugen worden verzonden.
Handmatige verzending
Deze modus stelt u in staat om handmatig documenten te faxen nadat is gecontroleerd of de bestemming gereed is om faxberichten te ontvangen. Gebruik deze modus als de andere partij niet een faxmachine heeft die automatisch kan ontvangen.

Geheugenverzending

Het volgende gedeelte beschrijft de procedure van het verzenden van faxen met de Geheugenverzending modus.
BELANGRIJK
De Geheugenverzending modus wordt automatisch ingesteld wanneer:
De Uitgestelde-verzendingsmodus wordt gebruikt
Meerdere bestemmingen zijn opgegeven
De Direct verzenden modus niet wordt gebruikt
N.B.
Het geheugen biedt plaats aan in totaal circa 1.000 pagina's verzonden en ontvangen documenten.
Als het geheugen vol raakt, verwijdert u overbodige, ontvangen documenten met het scherm Systeem monitor. (Controleren/Wijzigen van de status van documenten in het geheugen)
1
Druk op (VERZENDEN) → plaats uw originelen.
N.B.
Voor instructies over het plaatsen van uw originelen raadpleegt u Basishandelingen.
Als <Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en geef de inlogbestemming op.> verschijnt, volg dan de instructies in Inloggen op Geautoriseerd verzenden.
Als één van onderstaande meldingen verschijnt, volg dan de instructies in Basishandelingen:
<Voer het Afdelings-ID en wachtwoord in met de numerieke toetsen.>
<U moet een controlekaart plaatsen.>
<Voer het Gebruikers ID en wachtwoord in.>
2
Druk op [Nieuw adres] → [Fax].
N.B.
Als Fax verzenden is ingesteld op 'Niet toestaan' wordt [Fax] niet weergegeven. (Customizing Settings)
3
Voer het faxnummer in (max. 120 tekens) met de - (numerieke toetsen).
Bij deze stap zijn onderstaande toetsen ook beschikbaar, indien nodig.
 
[Pauze]:
Druk op deze toets om in het faxnummer dat u kiest een pauze van enkele seconden in te voegen. Als u een pauze invoegt in het faxnummer, verschijnt de letter <p> tussen de cijfers. Als u een pauze invoegt aan het einde van het faxnummer, verschijnt de letter <P>. Wanneer u een internationaal nummer kiest, voeg dan een pauze in na de internationale toegangscode en aan het einde van het faxnummer. (Kiezen van een internationaal nummer)
[Toon]:
Druk op deze toets wanneer u een doorkieslijn wilt bellen die op een PBX (huistelefooncentrale) is aangesloten en alleen toonkiezen accepteert. Als u op [Toon] drukt, verschijnt de letter <T>.
[R]:
Druk op deze toets om de R-functie te gebruiken. ( Bellen via een binnenlijn)
[] []:
Druk op deze toets om de cursor te verplaatsen.
[Backspace]:
Druk op deze toets voor het verwijderen van het cijfer dat links van de cursor staat.
BELANGRIJK:
U kunt aan het begin van een nummer geen pauze plaatsen.
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
De duur van de pauze verschilt in lengte. Dit is afhankelijk van of het is ingevoerd in het midden of aan het einde van het faxnummer.
De pauze in een faxnummer (kleine letter p) heeft standaard een duur van vier seconden. Dit kan worden gewijzigd in elke duur tussen 1 en 15 seconden. (Aanpassen van de pauzeduur)
De pauze aan het einde van een faxnummer (hoofdletter P) 10 heeft standaard een duur van tien seconden. (De duur van deze pauze kan niet worden gewijzigd.)
Het is mogelijk twee of meer pauzes achter elkaar in te voeren.
U kunt op (Wissen) drukken om uw invoer te wissen.
4
Druk op [OK].
De aangegeven bestemming verschijnt op het hoofdscherm.
Als u de aangegeven bestemming wilt controleren of wijzigen:
1
Druk op [Details] → controleer of wijzig de gegevens van de bestemming → druk op [OK].
Voor assistentie raadpleegt u stap 4 in Verzenden van een e-mailbericht.
Als u de geselecteerde bestemming wilt verwijderen:
1
Druk op [Wissen].
Voor assistentie raadpleegt u stap 4 in Verzenden van een e-mailbericht.
N.B.
Als Bevestigen van ingevoerde faxnummers bij Beperk de verzendfunctie is ingeschakeld ('Aan'), voer dan het faxnummer ter bevestiging opnieuw in. Voer het bij stap 3 ingevoerde faxnummer in → druk op [OK]. (Setting the Send Function)
5
Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen die u nodig heeft aan te geven.
Voor meer informatie, raadpleegt u Opgeven van de scaninstellingen.
6
Druk op (Start) om het scannen van uw originelen te starten.
Om het scannen te annuleren, drukt u op [Annuleren] of (Stop).
Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, volgt u de instructies die op het aanraakscherm verschijnen → druk op (Start) voor elk origineel. Druk op [Gereed] zodra alle originelen zijn gescand.
Zodra het scannen is voltooid, worden de gescande gegevens naar de gespecificeerde bestemming verzonden.
BELANGRIJK:
Tijdens het scannen detecteert de machine automatisch het formaat van het origineel. Voor het formaat van het origineel dat de machine kan detecteren, raadpleegt u Basishandelingen.
Als de machine het formaat van het origineel niet correct kan detecteren, verschijnt het scherm met het origineelformaat wanneer u op (Start) drukt. Geef het formaat van het origineel handmatig op → druk op [OK].

Directe verzending

Het volgende gedeelte beschrijft de procedure voor het verzenden van faxen met de Direct verzenden mode.
BELANGRIJK
Bij de modus Direct verzenden kunt u slechts één bestemming per keer aangeven.
Als een fout optreedt of u verzending in de Direct verzenden modus annuleert, kunt u controleren hoeveel pagina's naar de bestemming zijn verzonden door de communicatierapporten af te laten drukken of door het scherm Systeem Monitor te gebruiken. (Raadpleeg Afdrukken van communicatierapporten of Controleren/Afdrukken van communicatielogboek.)
1
Druk op (VERZENDEN) → plaats uw originelen.
BELANGRIJK:
U kunt slechts één pagina per keer verzenden wanneer u uw origineel op de glasplaat plaatst. Als u een document van twee of meer pagina's wilt verzenden, plaatst u uw originelen in de aanvoer.
N.B.
Voor instructies over het plaatsen van uw originelen raadpleegt u Basishandelingen.
Als <Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en geef de inlogbestemming op.> verschijnt, volg dan de instructies in Inloggen op Geautoriseerd verzenden.
Als één van onderstaande meldingen verschijnt, volg dan de instructies in Basishandelingen:
<Voer het Afdelings-ID en wachtwoord in met de numerieke toetsen.>
<U moet een controlekaart plaatsen.>
<Voer het Gebruikers ID en wachtwoord in.>
2
Druk op [Nieuw adres] → [Fax].
N.B.
Als Fax verzenden is ingesteld op 'Niet toestaan' wordt [Fax] niet weergegeven. (Customizing Settings)
3
Voer het faxnummer in (max. 120 tekens) met de - (numerieke toetsen).
Bij deze stap zijn onderstaande toetsen ook beschikbaar, indien nodig.
 
[Pauze]:
Druk op deze toets om in het faxnummer dat u kiest een pauze van enkele seconden in te voegen. Als u een pauze invoegt in het faxnummer, verschijnt de letter <p> tussen de cijfers. Als u een pauze invoegt aan het einde van het faxnummer, verschijnt de letter <P>. Wanneer u een internationaal nummer kiest, voeg dan een pauze in na de internationale toegangscode en aan het einde van het faxnummer. (Kiezen van een internationaal nummer)
[Toon]:
Druk op deze toets wanneer u een doorkieslijn wilt bellen die op een PBX (huistelefooncentrale) is aangesloten en alleen toonkiezen accepteert. Als u op [Toon] drukt, verschijnt de letter <T>.
[R]:
Druk op deze toets om de R-functie te gebruiken. ( Bellen via een binnenlijn)
[] []:
Druk op deze toets om de cursor te verplaatsen.
[Backspace]:
Druk op deze toets voor het verwijderen van het cijfer dat links van de cursor staat.
BELANGRIJK:
U kunt aan het begin van een nummer geen pauze plaatsen.
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
De duur van de pauze verschilt in lengte. Dit is afhankelijk van of het is ingevoerd in het midden of aan het einde van het faxnummer.
De pauze in een faxnummer (kleine letter p) heeft standaard een duur van vier seconden. Dit kan worden gewijzigd in elke duur tussen 1 en 15 seconden. (Aanpassen van de pauzeduur)
De pauze aan het einde van een faxnummer (hoofdletter P) 10 heeft standaard een duur van tien seconden. (De duur van deze pauze kan niet worden gewijzigd.)
Het is mogelijk twee of meer pauzes achter elkaar in te voeren.
U kunt op (Wissen) drukken om uw invoer te wissen.
4
Druk op [Direct] → [OK].
De Direct verzenden modus is ingesteld en de aangegeven bestemming verschijnt op het hoofdscherm.
U kunt de Direct verzenden modus ook instellen op het scherm Verzendinstellingen. Op het hoofdscherm drukt u op [Verzendinstellingen] → [Direct] → [Gereed].
Om de Direct verzenden modus te annuleren, drukt u opnieuw op [Direct].
Als u de aangegeven bestemming wilt controleren of wijzigen:
1
Druk op [Details] → controleer of wijzig de gegevens van de bestemming → druk op [OK].
Voor assistentie raadpleegt u stap 4 in Verzenden van een e-mailbericht.
Als u de geselecteerde bestemming wilt verwijderen:
1
Druk op [Wissen].
Voor assistentie raadpleegt u stap 4 in Verzenden van een e-mailbericht.
N.B.
Als Bevestigen van ingevoerde faxnummers bij Beperk de verzendfunctie is ingeschakeld ('Aan'), voer dan het faxnummer ter bevestiging opnieuw in. Voer het bij stap 3 ingevoerde faxnummer in → druk op [OK]. (Setting the Send Function)
5
Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen die u nodig heeft aan te geven.
Voor meer informatie, raadpleegt u Opgeven van de scaninstellingen.
6
Druk op (Start) om het scannen van uw originelen te starten.
Om het scannen te annuleren, drukt u op [Annuleren] of (Stop).
Zodra het scannen is voltooid, worden de gescande gegevens naar de gespecificeerde bestemming verzonden.
Nadat de fax is verzonden wordt de Direct verzenden modus automatisch geannuleerd.
BELANGRIJK:
Tijdens het scannen detecteert de machine automatisch het formaat van het origineel. Voor het formaat van het origineel dat de machine kan detecteren, raadpleegt u Basishandelingen.
Als de machine het formaat van het origineel niet correct kan detecteren, verschijnt het scherm met het origineelformaat wanneer u op (Start) drukt. Geef het formaat van het origineel handmatig op → druk op [OK].

Handmatige verzending

Het volgende gedeelte beschrijft de procedure voor het verzenden van faxen met de Handmatige verzending modus.
BELANGRIJK
Als u tijdens de verzending de Handmatige verzending modus annuleert, zullen de reeds gescande pagina's worden verzonden. U kunt controleren hoeveel pagina's naar de bestemming zijn verzonden door de communicatierapporten af te drukken of het scherm Systeem monitor te gebruiken. (Afdrukken van communicatierapporten, Controleren/Afdrukken van communicatielogboek)
1
Druk op (VERZENDEN) → plaats uw originelen.
BELANGRIJK:
U kunt slechts één pagina per keer verzenden wanneer u uw origineel op de glasplaat plaatst. Als u een document van twee of meer pagina's wilt verzenden, plaatst u uw originelen in de aanvoer.
N.B.
Voor instructies over het plaatsen van uw originelen raadpleegt u Basishandelingen.
Als <Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en geef de inlogbestemming op.> verschijnt, volg dan de instructies in Inloggen op Geautoriseerd verzenden.
Als één van onderstaande meldingen verschijnt, volg dan de instructies in Basishandelingen:
<Voer het Afdelings-ID en wachtwoord in met de numerieke toetsen.>
<U moet een controlekaart plaatsen.>
<Voer het Gebruikers ID en wachtwoord in.>
2
Druk op [Nieuw adres] → [Fax].
N.B.
Als Fax verzenden is ingesteld op 'Niet toestaan' wordt [Fax] niet weergegeven. (Customizing Settings)
3
Druk op [Verbreken].
U hoort de kiestoon (een onafgebroken hoge pieptoon).
4
Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen die u nodig heeft aan te geven.
Voor meer informatie, raadpleegt u Opgeven van de scaninstellingen.
5
Voer het faxnummer in (max. 120 tekens) met de - (numerieke toetsen).
Als het nummer onder de snelkiestoetsen is opgeslagen, kunt u ook op [Snelkiestoetsen] drukken om het nummer aan te geven. (Gebruik van de snelkiestoetsen)
Bij deze stap zijn onderstaande toetsen ook beschikbaar, indien nodig.
 
[Toon]:
Druk op deze toets wanneer u een doorkieslijn wilt bellen die op een PBX (huistelefooncentrale) is aangesloten en alleen toonkiezen accepteert. Als u op [Toon] drukt, verschijnt de letter <T>.
[R]:
Druk op deze toets om de R-functie te gebruiken. ( Bellen via een binnenlijn)
[Einde]:
Druk hierop om de Handmatige verzending modus te annuleren.
N.B.
Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u Basishandelingen.
Bij de Handmatige verzending modus kunt u niet groepskiezen gebruiken.
6
Wanneer u een hoge pieptoon hoort, druk dan op (Start) om het scannen van uw originelen te starten.
Om het scannen te annuleren, drukt u op [Annuleren] of (Stop).
Zodra het scannen is voltooid, worden de gescande gegevens naar de gespecificeerde bestemming verzonden.
BELANGRIJK:
Tijdens het scannen detecteert de machine automatisch het formaat van het origineel. Voor het formaat van het origineel dat de machine kan detecteren, raadpleegt u Basishandelingen.
Als de machine het formaat van het origineel niet correct kan detecteren, verschijnt het scherm met het origineelformaat wanneer u op (Start) drukt. Geef het formaat van het origineel handmatig op → druk op [OK].
4HYC-028